OPEN Foundation

OPEN Foundation

Psychedelische geneeskunde: de terugkeer van een therapeutisch paradigma

CMAJ_Psychedelic_Cover_-_Oct_2015In een recente publicatie onderzochten Tupper et al. (2015) [1] het nieuwe en opnieuw in zwang geraakte therapeutische paradigma waarin psychedelische substanties gebruikt worden om psychische gezondheidsklachten te behandelen. Het artikel geeft een overzicht van recent onderzoek met patiënten en presenteert inzichten over hoe dit paradigma vooruitgang zou kunnen boeken.

In tegenstelling tot het onderzoek in de jaren ‘60 en ‘70, toen non-gerandomiseerde en niet-geblindeerde methoden en onethische procedures het onderzoek in diskrediet brachten, laat deze nieuwe lichting studies zien dat onderzoek naar psychedelica als therapeutische middelen zich kan houden aan moderne wetenschappelijke, ethische en veiligheidsstandaarden.

Eerst wordt er gekeken naar de behandeling van angststoornissen, met een overzicht van drie recente onderzoeken met patiëntenpopulaties die worstelen met levenseinde-angst (LSD en psilocybine) en autisme-gerelateerde sociale angsten (MDMA). Het artikel vervolgt met onderzoek over verslaving, met studies die gebruik maken van psilocybine (alcohol- en tabakverslaving) en therapie ondersteund door ayahuasca (verschillende verslavende substanties); deze laatste is dan vooral onderzocht door observationeel onderzoek. Tot slot kijkt de review naar onderzoek naar het gebruik van MDMA-ondersteunde psychotherapie voor PTSS.

Samengevat leveren de onderzochte studies aanwijzingen op dat het onderzoek goed loopt en dat het aan positieve publiciteit wint. Echter wordt ook de aandacht gevestigd op het feit dat dit onderzoek extra voorzichtig en nauwlettend moet worden uitgevoerd met het oog op mogelijke gevaren en letsel. Bij patiënten met mentale stoornissen of een aanleg voor dergelijke aandoeningen kunnen psychotische episodes voorkomen[2], alsook Hallucinogen Persisting Perception Disorder (HPPD), dat een continue aanwezigheid van perceptuele verstoringen met zich meebrengt.[3] Dit soort bijwerkingen komen evenwel vrij weinig voor in de algemene populatie, en als ze zich voordoen, dan is dat meestal doordat de drugs in een ongecontroleerde setting worden gebruikt. Vanwege deze gevaren gaat psychedelisch onderzoek gepaard met een nauwkeurige screening van deelnemers, en in de regel worden mensen met psychose in de familiegeschiedenis uitgesloten van deelname.

De auteurs vervolgen met een beschouwing van de mogelijke voordelen die zouden kunnen ontstaan als de wetenschap vrijer zou zijn in haar onderzoek naar de werking van psychedelica op neurologisch niveau. Zo zou het verband tussen hersenen, geest en bewustzijn beter kunnen worden ontrafeld, en de werkingsmechanismen van deze middelen zouden kunnen worden ontdekt, wat zou leiden tot optimale therapeutische protocollen met bepaalde psychedelica voor bepaalde aandoeningen. Bovendien wijzen ze op de hoge wereldwijde kosten van de mentale gezondheidszorg, en stellen ze dat dergelijk onderzoek economisch verantwoord is, gezien de langetermijnverwachtingen van goedkopere en korter durende behandelingstrajecten in vergelijking met de huidige methoden.

De review eindigt met een uitzicht op hoe dit paradigma zich zou kunnen ontwikkelen, en oppert dat de curricula van geneeskunde-opleidingen wellicht bijgesteld zouden moeten worden, met gespecialiseerde klinische training voor zorgprofessionals in deze behandelrichtingen. Over het geheel genomen ziet dit nieuwe paradigma er veelbelovend uit: het zou kunnen bijdragen aan het bijscholen en corrigeren van eerdere misvattingen binnen de wetenschappelijke gemeenschap, het zou de drugswetgeving kunnen beïnvloeden en, nog belangrijker, nieuwe behandelingen kunnen bieden aan patiënten bij wie anders niets werkt.

[1] Tupper, K. W., Wood, E., Yensen, R., & Johnson, M. W. (2015). Psychedelic medicine: a re-emerging therapeutic paradigm. Canadian Medical Association Journal, doi: 10.1503/cmaj.141124.

[2] Abraham, H. D., Aldridge, A. M., & Gogia, P. (1996). The psychopharmacology of hallucinogens. Neuropsychopharmacology, 14(4), 285-298.

[3] Halpern, J. H., & Pope, H. G. (2003). Hallucinogen persisting perception disorder: what do we know after 50 years? Drug and alcohol dependence, 69(2), 109-119.

[Interview] Phil Wolfson vindt MDMA, ketamine en psychedelica “niet zo heel veel van elkaar verschillen”

Philip E. Wolfson is psychiater en psychotherapeut en gebruikte in de jaren ‘80 legaal MDMA in zijn praktijk. Hij is een van de oprichters van Stanislav en Christina Grof’s Spiritual Emergence Network en van het Heffter Research Institute, en is al lang bezig met het ondersteunend gebruik van psychoactieve stoffen bij psychotherapie. Momenteel werkt hij aan de vroege stadia van een klinisch onderzoek van MAPS naar het gebruik van MDMA om de angst bij patiënten met levensbedreigende ziektes te verminderen.

Je bent opgeleid als psychiater en therapeut, en dat zijn de ook de beroepen die je voor het grootste deel van je leven hebt uitgeoefend. Hoe ben je overgestapt naar psychedelisch onderzoek?

Er was eigenlijk niet echt een overstap. In dit geval komt het onderzoek voort uit het wettelijk verbod op MDMA. Ik deed in de jaren ‘80 klinisch werk met MDMA, samen met een grote groep andere therapeuten, psychiaters en psychologen, totdat het in 1985 werd verboden. Mensen gingen ondergronds of stopten ermee. Maar het onderzoek was zo veelbelovend dat ik er mee bezig wilde blijven. Toen organisaties als MAPS en Heffter wat successen boekten bij de FDA en op kleine schaal onderzoek konden doen, raakte ik weer betrokken. Ook heb ik mijn oudste zoon verloren aan leukemie en was ik erg betrokken bij patiënten met kanker en andere levensbedreigende ziektes en hun families. Dus het was niet echt een overstap, meer een natuurlijke samenkomst van verschillende interesses in mijn leven.

Je gebruikt een andere stof, ketamine, in je huidige praktijk als behandeling tegen depressie. Is dit altijd al legaal geweest? Heb je daar een vergunning voor nodig, of hoe werkt het?

Ketamine is een dissociatief verdovend middel, en valt daarom onder Schedule III, in tegenstelling tot MDMA en LSD, die Schedule I-drugs zijn. Het wordt veel gebruikt als verdovingsmiddel en als pijnstiller. In de jaren ‘70 begon wijlen Salvador Roquet, een invloedrijke Mexicaanse psychiater, in te zien dat wanneer ketamine lager werd gedoseerd, lager dan gebruikelijk was om mensen in slaap te brengen, het heftige psychedelische effecten teweeg kon brengen. Dit kwam ook voor bij operatiepatiënten die, toen ze wakker werden uit hun verdoving, vaak ontwaakeffecten ervoeren die erg verwarrend en storend waren. Dus dit werd onderzocht en het potentieel van ketamine als psychedelicum geraakte alom bekend. Het is zelfs verboden in Rusland omdat het op straat werd gebruikt, en het wordt grootschalig misbruikt in China.

Het kan op verschillende manieren worden gebruikt, van een lage dosering wat een licht sedatief effect veroorzaakt, tot wat de “k-hole” wordt genoemd, waarin mensen na een significante dosis gedurende zo’n 45 minuten diepe en transformatieve psychedelische ervaringen hebben. In de jaren ‘90 zijn mensen van het National Institute of Mental Health (NIMH) begonnen met het verkennen van ketamine in nog lagere doseringen, om te proberen de psychoactieve eigenschappen te omzeilen en het vermeende antidepressieve effect te behouden. Ze ontwikkelden de ‘intraveneuze druppelmethode’, zoals ik ze noem, waarbij ze 0,5 mg/kg traag toedienen over een periode van 40 minuten, zodat er niet echt een psychedelisch effect is. Ze begonnen ietwat voorbarig te claimen dat er een antidepressief effect werd waargenomen, vanwege een toevallige ervaring. Helaas is dat effect maar van korte duur en houdt het voor de meeste mensen niet aan.

Dus er waren twee sporen, en het NIMH-spoor begon een methode te ontwikkelen wat ‘off-label’ gebruik mogelijk maakte voor een andere indicatie, in dit geval voor ‘behandelingsresistente depressie’. Hier kwam veel wetenschappelijke literatuur uit voort, wat het voor mensen zoals mijzelf mogelijk maakte om te zeggen: “Off-label gebruik wordt niet gedekt door de verzekering in het geval van een verkeerde behandeling, dus als we dit gaan doen, moeten we zeer strikte protocollen en toestemmingsmethoden opstellen, maar we kunnen het beginnen te gebruiken als antidepressivum en, belangrijker nog, als transformatieve ervaring.” Dat is het werk dat ik en een aantal anderen meer en meer aan het doen zijn. De methodes blijven zeer variabel en omdat het antidepressieve effect vaak maar van korte duur is, worden er meer en meer sessies toegevoegd aan de klinische praktijk – dus een hele reeks sessies over een langere periode. Deze praktijk is dus in volle evolutie en vereist veel meer informatie en helderheid.

In de Verenigde Staten is er bovendien een toenemend aantal anesthesisten betrokken bij het toedienen van de intraveneuze behandeling voor depressie, dus is het niet eens psychiatrisch georiënteerd. Ik zie dit als: “Ik kan wat geld verdienen, dus begin ik een ‘kliniek’ en behandel ik wat mensen met een intraveneuze lage dosis over 45 minuten. Ze kunnen meteen weer naar huis, en misschien is er een verschil.” Dus het is op bepaalde aspecten veelbelovend maar op andere aspecten controversieel. We weten nog niet genoeg, zowel over mijn methoden als over de anti-depressieve IV–methoden, om definitief te kunnen stellen dat dit een geweldig antidepressivum is. Ik denk het niet, ik denk dat het, net als alles wat op dit gebied nuttig kan zijn, moet worden ingebed binnen een psychotherapeutisch kader. Het is een andere vorm van psychotherapie, omdat mensen niet echt emotioneel contact kunnen maken zolang ze onder invloed zijn van de drug.

Je was de redacteur van een recent gepubliceerd thematisch nummer van het International Journal of Transpersonal Studies. In een van jouw artikelen stel je dat het antidepressieve effect van ketamine correleert met de intensiteit van het psychedelische effect, of in ieder geval, dat als je het psychedelische effect onderdrukt, je waarschijnlijk het antidepressieve effect ook onderdrukt.

Je legt hier precies uit wat de controverse is. Ik weet niet of het werkelijk correleert met de dosering, omdat je op een gegeven moment totaal verdoofd bent. Maar inderdaad, ik denk dat wanneer de psychedelische ervaring onderdrukt wordt, het antidepressieve effect ook verdwijnt. Ik denk dat dat echt de controverse is, en dat het in beide richtingen nog moet worden bewezen.

Het lijkt erop dat de resultaten met klassieke psychedelica langduriger zijn, terwijl die van ketamine na verloop van tijd lijken te vervagen. Denk je dat er een daadwerkelijk verschil is tussen ketamine en de zogenaamde ‘klassieke’ psychedelica?

Nee, dat denk ik niet, en ik denk niet dat het waar is dat het effect sneller vervaagt bij ketamine dan bij LSD of psilocybine. Ik denk dat wat we zien, bijvoorbeeld bij het werk aan Johns Hopkins met psilocybine, is dat diepe ervaringen – vaak dosisgerelateerd – die piekervaringen of transformatieve ervaringen zijn, een langdurigere impact op ons hebben. Ieder van ons die lang geleden LSD als eerste drug heeft gebruikt, of eventueel MDMA als eerste empathogene ervaring, heeft daar een heel belangrijke ervaring mee beleefd. Ik denk niet dat ketamine daarin anders is. Mensen beleven hier ook diepe en transformatieve ervaringen door, die duurzaam zijn in termen van impact op de ziel, op de verbeelding, en ze komen erachter hoe ruim hun geest is. Ik denk niet dat deze stoffen in dat opzicht ontzettend verschillen. Ik denk niet dat we onderscheid tussen ze kunnen maken, alsof de ene goed is en de andere slecht, of de ene krachtiger dan de andere.

Maar ketamine is toch duidelijk geen klassiek psychedelicum. Wat zijn volgens jou de verschillen qua effecten en aard?

Ketamine heeft een ander werkingsmechanisme, maar ik denk niet dat de effecten zoveel verschillen van de klassieke psychedelica. Je moet gaan liggen en je gaat op in een andere, diepe ruimte waarin je door de kosmos reist, en waar persoonlijke, psychologische, mythische, transpersonele, culturele, filosofische ervaringen ontstaan, meestal ongevraagd. Ik denk dat dit functioneert als een taxonomie van de ervaring van het gehele psychedelische spectrum waarbij verschillende hoeveelheden van verschillende stoffen iets andere effecten teweegbrengen omdat ze anders werken in het brein. Maar er bestaan honderden verschillende psychedelica, en er komen er dagelijks nieuwe bij, dus wat is klassiek en wat niet? We gaan hier niet helemaal terug naar Mozart, maar naar 1943…

Je zei eerder dat het makkelijker is om ketamine te gebruiken omdat het een Schedule III-drug is, in tegenstelling tot de anderen die onder Schedule I vallen. Wat zijn nog andere voor- of nadelen, zoals het feit dat het kortdurend is, of dat het meestal geïnjecteerd wordt in plaats van oraal toegediend, of zijn er nog andere?

Ik ben er niet zeker van dat deze verschillen essentieel zijn. De korte duur van de piekervaring, 35 minuten tot een uur, met nog wat na-effecten gedurende ongeveer een uur, is totaal niet ontmoedigend, omdat de tijdsvertraging in die tijdspanne zo extreem is…

Ik doelde eigenlijk meer op het feit dat de korte duur praktischer is voor de therapeut, die er niet de hele dag aan hoeft te besteden.

Je bent hoe dan ook drie tot vier uur bezig, daar kan je niet omheen, omdat mensen moeten bijkomen. Het is niet zoals een wandeling naar de supermarkt. De IV methode is dit wel: mensen gaan niet zo ver, ze kunnen nog lopen, ze slapen niet echt, ze zijn altijd bij bewustzijn. De IV methode is gemakkelijk, de intramusculaire methode niet echt. En als je kijkt naar hoelang het duurt: DMT duurt 10 minuten en je kan weer gaan, 5-MeO-DMT 18 of 40 minuten, afhankelijk van hoe je ‘t bekijkt, dus ketamine duurt helemaal niet zo kort.

Als we het hebben over de toediening, is er bij oraal gebruik van ketamine veel materiaal nodig en is het onvoorspelbaar qua absorptie en timing. Nasale toediening is gemakkelijk en de meest populaire toediening bij straatgebruik. Er is geen reden om medisch werk te doen met de intraveneuze methode behalve bij verdoving. Voor psychiatrische toepassing wordt dit erg medisch, en ik denk dat dit vervreemdend werkt. De intramusculaire methode is veilig, de stof is relatief veilig, dus ik denk niet dat dat intimiderend overkomt. En ja, je moet bij de mensen blijven tot ze veilig zijn en je ze hebt geholpen om te reïntegreren.

Je hebt een onderzoek met ketamine ontworpen om dit NIMH-protocol en haar claim van antidepressieve effecten te onderzoeken, maar je hebt proefpersonen aangenomen die niet depressief waren, en die ervaren waren met ketamine.

Het idee was dat een groep ervaren gebruikers – erg intelligente mensen, waaronder een aantal psychiaters – niet kon begrijpen hoe het NIMH-protocol enige betekenisvolle impact op iemand kon hebben, omdat intramusculaire toediening tot een veel diepere ervaring leidt. Voor wat we uit het NIMH-protocol konden opmaken was dit niet het geval. Onze groep bevatte geen depressieve personen, we waren niet echt depressie aan het meten. We probeerden een aantal ervaringen met de IV-methode van het NIMH te verzamelen om te kunnen vergelijken. Ik ken mensen die vele jaren ervaring hebben, en ik ben er nog niet uit of ketamine een goed antidepressivum is, maar ik ben er ook niet uit of psychedelica überhaupt goede antidepressiva zijn. De motivatie achter het onderzoek was om te kijken wat onze eigen ervaring ons kan vertellen over wat werd gebracht als een grote nieuwe doorbraak, die op de voorpagina van het tijdschrift Science werd aangeprezen. En wat die mensen eigenlijk vonden was een vrij onschuldige, niet ontzettend betekenisvolle ervaring. We konden niet echt ingaan op depressie, zoals je terecht opmerkte, omdat de groep niet bestond uit depressieve personen. Dus het is theoretisch gericht op wat het effect op depressie zou zijn. De vraag is: wat zijn de psychologische werkingsmechanismen van ketamine? Als je maar een klein beetje licht wordt in je hoofd, een soort lichte uitschakeling zoals bij de intraveneuze methode, voel je kleine hints van psychedelisch effecten, maar heb ja niet echt een ervaring. Dus wat betekent het? Waarom zou dat helpen, een 45 minuten durende ervaring van lichte verdoving, met een lichte verandering van de zintuiglijke waarneming? Waarom zou dat effect hebben? En ik denk niet dat het effect heeft, maar er zijn rapporten – en ik kan ze niet totaal onderuit halen – waarin gesteld wordt dat mensen op die manier een antidepressief effect ervaren als je het een voldoende aantal keren herhaalt. Een enkele dosis schijnt niet veel impact te hebben, het duurt maar kort – minuten, uren, bij enkele mensen dagen. Dus is het geëvolueerd naar een aantal opeenvolgende IV-sessies over een periode van weken of maanden, met een aantal boosters om het effect te behouden – als het al plaatsvindt. Elke keer is er een milde verstoring van het bewustzijn.

Het bredere argument luidt: waarom hebben de psychedelische effecten van ketamine een antidepressief of piekervaring-effect – als ze het al hebben? Je kan er via verschillende aspecten naar kijken. Een daarvan is natuurlijk set en setting. Als je het doet in een goede setting zal je vaker een beter resultaat hebben dan wanneer dit niet zo is. Als je het normale bewustzijn genoeg verstoort en je een pauze neemt uit de obsessieve aard van de dingen die je depressie of angst in stand houden, is er een interruptie, en ketamine is met de doseringen die wij gebruiken zeker een significante interruptie van bewustzijn. Dit geldt ook voor electroconvulsieve therapie en voor traditionele therapieën die het bewustzijn verstoren. Als je daaraan de hersenverstoring van een psychedelische ervaring zoals veroorzaakt door ketamine en andere stoffen toevoegt, zo’n echt geestopenbarende ervaring, wat we werkelijk bedoelen met ‘psychedelisch’, waarbij mensen nieuwe ervaringen hebben, en de hersenen en geest reorganiseren, dan denk ik dat je de capaciteit hebt voor een verandering in zowel stemming als bewustzijn. Deze twee aspecten, interruptie van bewustzijn en een nieuwe formatie van bewustzijn, of reformatie van alledaags bewustzijn, brengen de mogelijkheid voor echte verandering.

Maar het gebeurt niet altijd, mensen zijn erg stug. Veel mensen hebben honderden keren getript op LSD, en lijken nog steeds min of meer hetzelfde. Ons karakter worstelt zich weer naar de voorgrond, dus ik denk dat dat een van de grootste raadsels is: waarom blijven we hetzelfde? Ik heb geen duidelijk antwoord, maar we hebben diepe groeven in onze geest en hersenen die ons steeds in dezelfde richting duwen. Psychoactieve behandeling, hoop ik, verstoort dat op een goede manier. Daarom denk ik dat de therapeutische setting belangrijk is, omdat de verstoring ook geïntegreerd moet worden, het moet worden teruggeplaatst in de levensstroom, in een context, een gemeenschap, geïntegreerd in de waarden van mensen, die essentieel zijn voor iedere verandering. Als je tript en het enige wat je ziet zijn lichten en kleuren en je na afloop zegt, “dat waren mooie lichtjes en kleuren, dat vond ik leuk, daar wil ik meer van zien,” dat is niet echt hetzelfde als dat je zegt “hoe kijk ik naar geweld, of naar vrouwen, of naar racisme, of hoe sta ik in de wereld, met de natuur, hoe handel ik en maak ik mijn eigen karakter beter?” Daarom denk ik dat een therapie die daarop gericht is ­– en niet alle therapieën doen dat – noodzakelijk is als we een wereld willen creëren waarin we delen, liefhebben en contact maken.

Je bent begonnen met een nieuw onderzoek naar MDMA voor mensen met angsten gerelateerd aan levensbedreigende ziekten. Het lijkt erop dat je MDMA ook beschouwt als een echt psychedelicum. Wat voor verschillen en overeenkomsten zou jij beschrijven in vergelijking met de ‘klassieke’?

Ik denk dat MDMA een klassiek psychedelicum is, het kwam op in de jaren ‘70. Het hangt allemaal af van hoe je klassiek definieert. De enige echte klassieker is lachgas, toch? Het komt uit de jaren 1790. De tweede zou morfine zijn, daarna mescaline met Arthur Heffter in 1897, enzovoort.

Ja, maar veel mensen noemen het een empathogeen of entactogeen, en beschouwen het niet als psychedelisch. Wat vind je daar van?

Nou, het kwam voort uit het onderzoek van Alexander Shulgin, die de fenethylamines, analogen van mescaline, aan het herontdekken was. Nog voor iemand de term ‘empathogeen’ gebruikt had, had het die aard van een andere soort ervaring die erg leek op die van andere psychedelica, zoals in die tijd LSD en mescaline, peyote en paddenstoelen. Maar het is niet psychedelisch op een ‘hallucinogene’ wijze. Dus het verschil zit rondom het ‘hallucinogenisme’, de mogelijkheid om geestesmanifestaties te creëren die hallucinerend zijn. De term ‘empathogeen’, die ik liever dan die andere gebruik omdat ik denk dat hij accuraat is, is ook niet slechts te gebruiken voor MDMA. We noemen een aantal andere stoffen, zelfs LSD, empathogeen, afhankelijk van de dosering. Voor de rest wordt 2C-B bijvoorbeeld gezien als een empathogeen met mild hallucinerende eigenschappen. Het mooie van MDMA in het werk wat we deden in de laten jaren 1970 tot 1985 was dat het enorm behulpzaam was voor mensen om met compassie met anderen en met zichzelf te communiceren, en om te kunnen gaan met negatieve ervaringen die anders te vreselijk waren. Het wekte een warm gevoel op, en die warmte kan met goede reden empathie worden genoemd. Maar empathie is ook meer dan een warm gevoel, het is de mogelijkheid om jezelf in andermans schoenen te plaatsen, of in die van jezelf maar op een betere manier. Dus het bleek erg potent als psychotherapeutische ervaring. Het heeft de therapie gerevolutioneerd – al heeft LSD-therapie dat ook gedaan – omdat je drie tot zes uur bij mensen moest blijven. Geen enkele andere psychoanalytische of psychotherapeutische therapie, met sessies van 45 tot 50 minuten, was zo lang aan een stuk met de mensen bezig. Dus het contact was heel intens, en je kon de persoon of de mensen met wie je samenzat totaal anders aanvoelen. En aangezien het het mogelijk maakte om jezelf en je relaties kritisch te bekijken, kwam het potentieel voor een snellere, meer op doorbraak gerichte therapie tot uiting.

Is jouw protocol vergeleken met de voorgaande onderzoeken met LSD en psilocybine bij terminale patiënten min of meer hetzelfde, of zijn er significante verschillen?

We werken niet met terminale patiënten, het lijkt meer op het psilocybineprotocol van Johns Hopkins, omdat we terminale ziekten hebben uitgesloten. We controleren met placebo, we doen op z’n minst drie sessies met MDMA, en maximaal vijf overnachtingssessies. We doen ze bij mij thuis, en ik ben aanwezig, samen met mijn cotherapeut en partner Julane Andries. Deze 6 tot 8 uur durende sessies met 24 uur contact zijn erg veeleisend. De intensiteit van de therapie is zo groot dat we minstens 17 keer samenzijn met de mensen, inclusief die 3 tot 5 sessies. Dus het is een erg veeleisend protocol, en we kunnen geen mensen aannemen die daadwerkelijk zouden kunnen sterven of hevig achteruitgaan binnen de periode van het onderzoek, omdat dat het effect van MDMA en de therapie zou verstoren. Dus hebben we een grens gesteld, net zoals Hopkins, waarin een levensverwachting van minstens 9 maanden werd vereist. Er komen dus mensen die in onderhoudsbehandeling zijn voor kanker of andere ziektes, of ze zijn vrij van kanker voor zover ze weten, maar blijven de mogelijkheid houden op herhaling, terugval en potentieel overlijden. We hadden genoeg tijd en ruimte nodig zodat we het werk en de metingen konden doen, wat niet mogelijk was geweest als dit een end-of-life onderzoek was geweest met terminale patiënten.

Het protocol zit als volgt in elkaar. Er zijn eerst twee sessies, of beiden met MDMA of allebei met placebo, in een gerandomiseerde dubbel-blinde opstelling. We werden trouwens onlangs enorm verrast, toen Julane en ik dachten dat de persoon MDMA had gekregen, terwijl ze eigenlijk een placebo toegediend gekregen had. Ik was er absoluut zeker van, maar in werkelijkheid was de ervaring het resultaat van de set, setting en de therapie, en die persoon had een geweldige ervaring. Dus dat was een grote vernedering voor mijn ego, en ik vond het mooi dat het betekende dat ik het bij het verkeerde eind zou kunnen hebben en de ervaring alsnog een positief effect teweegbracht. Na de twee overnachtingssessies, mondt het onderzoek uit op een eerste eindpunt waar we MDMA en placebo aan de hand van die twee sessies vergelijken. Als mensen de placebo kregen, kunnen ze vrijwillig verder gaan naar drie extra sessies met MDMA, dus een totaal van 5 sessies. Diegenen die de actieve stof toegediend kregen in de eerste twee sessies eindigen het proces met een derde MDMA-sessie. We hebben een tweede eindpunt waar we de impact van alle drie de MDMA-sessies onderzoeken. Tot slot hebben we een evaluatie na 6 en 12 maanden. Momenteel zijn we klaar met een patiënt, zijn er nog 6 onder behandeling en zullen er in totaal 18 patiënten zijn. Het hele proces zal ons anderhalf jaar gaan kosten, en de eerste resultaten zullen in 2017 naar buiten worden gebracht.

Je hebt persoonlijke ervaring gehad met het gebruik van MDMA in tijden van leed, als therapeut maar ook als vader die werd geconfronteerd met de levensbedreigende ziekte van zijn zoon. Heeft dit een rol gespeeld in je keuze voor MDMA en/of voor het type patiënten?

Nee, ik denk niet dat dat van invloed is geweest. Om duidelijk te zijn, mijn zoon heeft de stof niet gebruikt, het was een situatie waar mijn vrouw en ik MDMA gebruikten in het bijzijn van onze kinderen toen het nog legaal was. Mijn zoon had leukemie, wat een erg moeilijke en traumatiserende ervaring voor ons allemaal was, en na bijna vier jaar zijn we hem uiteindelijk verloren.[fusion_builder_container hundred_percent=”yes” overflow=”visible”][fusion_builder_row][fusion_builder_column type=”1_1″ background_position=”left top” background_color=”” border_size=”” border_color=”” border_style=”solid” spacing=”yes” background_image=”” background_repeat=”no-repeat” padding=”” margin_top=”0px” margin_bottom=”0px” class=”” id=”” animation_type=”” animation_speed=”0.3″ animation_direction=”left” hide_on_mobile=”no” center_content=”no” min_height=”none”][1] MDMA was heilzaam voor ons op persoonlijk niveau, en was dat voor vele mensen, waaronder ikzelf, binnen de context van relatietherapie. Nee, ik denk niet dat het de keuze voor de drug heeft beïnvloed. Ik denk gewoon dat MDMA een geweldige therapeutische tool is, en het feit was dat MAPS en Rick Doblin belangrijke stappen hadden gezet om onderzoek naar MDMA met de goedkeuring van de FDA op gang te trekken. Dus ik was erg blij dat ik de mogelijkheid kreeg om er op die manier mee te werken. En het onderzoek met levensbedreigende ziektes heb ik niet helemaal zelf gekozen. Rick Doblin en MAPS hadden een nalatenschap gekregen die daarvoor bestemd was. De bedoeling van de persoon die overleden was, was om geld te geven voor onderzoek naar MDMA met levensbedreigende ziektes. Dus er was een mogelijkheid, Rick kwam naar mij vanwege mijn zoon en mijn verleden als dokter, mijn interesse in MDMA en ons jarenlange contact. Ik was vereerd dat hij me vroeg of ik deze studie wilde doen, en ik greep de kans en zei, “Geweldig, laten we beginnen!”

[1] Phil Wolfson schreef een boek over de lijdensweg van zijn gezin: Noe – A Father-Son Song of Love, Life, Illness and Death, North Atlantic Books, 2011.

[/fusion_builder_column][/fusion_builder_row][/fusion_builder_container]

Salvia divinorum: An overview of the usage, misuse, and addiction processes

Abstract

Salvia divinorum, a sage plant with leaves that can produce a psychoactive high, has been used for hundreds of years for its psycho-mimetic effects in religious rituals in South America. Salvia has now become popular mainly with adolescents and young adults for the short-lived relatively pleasant experiences many consider a “legal high” and its ready availability through Internet purchases. The main (psycho)active compound in salvia is Salvinorin A, a potent κ-opioid agonist and although the short and long-term effects have not been examined in sufficient detail, it is widely believed to have low addictive potential and low toxicity. Recent findings, however, seem to suggest that Salvinorin A can precipitate psychiatric symptoms and negatively affect cognition. Its ready availability and increasingly widespread use requires clinicians to have knowledge and awareness of its effects.

Mahendran, R., Lim, H. A., Tan, J., Chua, S. M., & Winslow, M. (2015). Salvia divinorum: An overview of the usage, misuse, and addiction processes. Asia‐Pacific Psychiatry. http://dx.doi.org/10.1111/appy.12225
Link to full text

Exploring the therapeutic potential of Ayahuasca: acute intake increases mindfulness-related capacities

Abstract

BACKGROUND:

Ayahuasca is a psychotropic plant tea used for ritual purposes by the indigenous populations of the Amazon. In the last two decades, its use has expanded worldwide. The tea contains the psychedelic 5-HT2A receptor agonist N,N-dimethyltryptamine (DMT), plus β-carboline alkaloids with monoamine-oxidase-inhibiting properties. Acute administration induces an introspective dream-like experience characterized by visions and autobiographic and emotional memories. Studies of long-term users have suggested its therapeutic potential, reporting that its use has helped individuals abandon the consumption of addictive drugs. Furthermore, recent open-label studies in patients with treatment-resistant depression found that a single ayahuasca dose induced a rapid antidepressant effect that was maintained weeks after administration. Here, we conducted an exploratory study of the psychological mechanisms that could underlie the beneficial effects of ayahuasca.

METHODS:

We assessed a group of 25 individuals before and 24 h after an ayahuasca session using two instruments designed to measure mindfulness capacities: The Five Facets Mindfulness Questionnaire (FFMQ) and the Experiences Questionnaire (EQ).

RESULTS:

Ayahuasca intake led to significant increases in two facets of the FFMQ indicating a reduction in judgmental processing of experiences and in inner reactivity. It also led to a significant increase in decentering ability as measured by the EQ. These changes are classic goals of conventional mindfulness training, and the scores obtained are in the range of those observed after extensive mindfulness practice.

CONCLUSIONS:

The present findings support the claim that ayahuasca has therapeutic potential and suggest that this potential is due to an increase in mindfulness capacities.

Link to full text

Do Android Dream of Electric Dogs? – Enkele parallellen tussen Google’s Deep Dream en psychedelische visuals

In juli 2015 werd Deep Dream, Google’s image generation techniek, met de wereld gedeeld. Het trok al snel zeer veel aandacht door zijn capaciteit om gewone foto’s in bizarre en surreële afbeeldingen te transformeren – onderzoekers noemden dit Inceptionisme. En ook al vergeleken Google’s ontwerpers de afbeeldingen met droomlandschappen, vele mensen merkten de opvallende gelijkenis met psychedelische visuele hallucinaties op.

Het is interessant dat een kunstmatig neuraal netwerk de visuele hallucinaties lijkt weer te geven die mensen onder invloed van psychedelica ervaren. Maar betekent deze gelijkenis ook iets? Is het mogelijk dat Deep Dream iets zou kunnen onthullen over het biologische mechanisme achter psychedelische visuele hallucinaties?

Deep Dream werd ontworpen om te testen in hoeverre een neuraal netwerk de capaciteit had geleerd om in afbeeldingen verschillende objecten te herkennen, door eerst patronen en eigenschappen te detecteren. Maar in plaats van enkel te identificeren wat het in een afbeelding ziet, zet Deep Dream wat het ziet ook extra in de verf. Dit doet het door bepaalde kenmerken te herkennen en te interpreteren op basis van wat het reeds geprogrammeerd is om te ‘kennen’, op basis van miljoenen voorbeelden die aan Deep Dream getoond zijn, en die vervolgens over de originele afbeelding heen te leggen. Wanneer de afbeelding meerdere malen door deze interpretatiecyclus is gegaan, om de beeltenissen er verder en verder uit te halen, ontstaan er surrealistische en psychedelische plaatjes, waardoor de afbeelding er steeds meer uit gaat zien als datgene wat Deep Dream in eerste instantie dacht te herkennen. Doordat Deep Dream was getraind in het herkennen van honden ziet deze afbeelding er bijvoorbeeld zo onmiskenbaar ‘hondachtig’ uit:

[fusion_builder_container hundred_percent=”yes” overflow=”visible”][fusion_builder_row][fusion_builder_column type=”1_1″ background_position=”left top” background_color=”” border_size=”” border_color=”” border_style=”solid” spacing=”yes” background_image=”” background_repeat=”no-repeat” padding=”” margin_top=”0px” margin_bottom=”0px” class=”” id=”” animation_type=”” animation_speed=”0.3″ animation_direction=”left” hide_on_mobile=”no” center_content=”no” min_height=”none”]

spaghetti dog
Een bord spaghetti door de ogen van Deep Dream

Deep Dream beoordeelt een afbeelding ook op zijn verschillende componenten en lagen, zoals kleur en vorm, dus de complexiteit van de gegenereerde plaatjes hangt af van de laag waarop de ontwerpers de computer vragen zich te richten.

Kunnen we uit het feit dat een kunstmatig neuraal netwerk taferelen droomt die lijken op psychedelische hallucinaties afleiden dat de visuele cortex, op het moment dat die geprikkeld wordt door psychedelische drugs, een proces ondergaat dat lijkt op dat van Deep Dream? Een proces dat wordt gekenmerkt door de vrijheid om visuele impulsen van willekeurige herkenbare afbeeldingen te volgen, en deze door te drijven in een zelfversterkende beweging?

Signaaltheorie (Signal Theory), zoals door James Kent gepresenteerd op de ‘Toward a Science of Consciousness’ conferentie in Tuscon, Arizona in 2006, kan in dezen enige verheldering bieden. Kents signaaltheorie is ingebed in zijn ruimere Psychedelic Information Theory (2010) en beschrijft een biologisch model dat veranderde bewustzijnstoestanden – inclusief visuele hallucinaties –veroorzaakt door psychedelische activiteit in de hersenen tracht te verklaren en te meten.

Signaaltheorie ziet bewustzijn als de stroom van zintuiglijke signalen in de hersennetwerken binnen de zintuiglijke cortexen. Het oppert de hypothese dat psychedelische stoffen veranderingen teweegbrengen in de zelfbetrokken signaalterugkoppeling, wat de psychedelische fenomenen zou verklaren. De theorie stelt dat deze zelfbetrekking van signaalterugkoppeling essentieel is voor een dynamische en voortdurende bewuste ervaring. Dit bestaat uit inkomende zintuiglijke signalen, die meerdere malen door dezelfde neurale netwerken worden teruggekoppeld voor analyse en verwerking. Dit heeft tot doel het signaal te versterken, en zo de betrouwbaarheid en de detailresolutie ervan te verbeteren.

Piramidecellen in laag V van de neocortex zijn essentieel voor het beheersen van recursieve signaalterugkoppeling, en maken gebruik van meerdere corticale en thalamocorticale feedbackroutes in de waarnemingsanalyse. Deze piramidecellen ondersteunen de cohesie van hersengolven en neurale pieksynchronie in een proces dat sensory binding wordt genoemd. Het zijn unieke cellen, met de hoogste concentratie serotoninereceptoren van het subtype 2A (5-HT2A), in de hersenen, wat het belang van serotonine in de modulatie van signaalfeedback nog eens benadrukt. Signaaltheorie definieert bewustzijn in termen van signaalintensiteit en feedback-recursie (zelfbetrekking) binnen de netwerken van zintuiglijke signaalverwerking. Het suggereert dat, wanneer deze signaalstroom harder of zachter wordt gezet, wordt gelooped of gemanipuleerd, dit het bewustzijn op verscheidene manieren zou moeten beïnvloeden.

Dit is waar hallucinogenen om de hoek komen kijken. Tryptamine-hallucinogenen zijn structureel erg gelijksoortig aan serotonine en activeren het 5-HT2A-receptorsubtype. Dienovereenkomstig versterken tryptamine-hallucinogenen, zodra ze deze 5-HT2A-receptorsubtypes binnen de V-laag-piramidecellen prikkelen in de recursieve hersenschorscircuits, de intensiteit van de feedbackrecursie. Het resultaat is dat de binnenkomende zintuiglijke signalen worden geïntensiveerd, vervormd en herhaaldelijk geanalyseerd. Deze toename in intensiteit kan ofwel voortkomen uit directe activiteit bij de postsynaptische 5-HT2A receptor, ofwel plaatsvinden door secundaire activiteit, door een langzaam lekken van glutamaat vanuit presynaptische eindpunten, hetgeen de duur en de intensiteit van de inkomende sensorische stimulus versterkt.

TheScream-mod3Hallucinogenen zijn 5-HT2A-agonisten en gedragen zich dus als versterkers en onderbrekers van hersenschors-terugkoppeling, wat resulteert in het excessief en aanhoudend terugkoppelen van inkomende zintuiglijke signalen. Dit zou dan het brede spectrum aan perceptuele effecten oproepen dat gepaard gaat met de klassieke psychedelische trip. De psychedelische visuele hallucinaties worden dan ook verklaard door de versterking van de signaalintensiteit in de verscheidene recursieve circuits van de visuele cortex, die nodig zijn voor visuele waarneming. Zo kunnen bijvoorbeeld visuele sporen (‘trails’) en nabeelden worden uitgelegd als input van bewegende voorwerpen die vast komt te zitten door excessieve feedback, wat dan leidt tot nabeelden die blijven plakken in het visuele geheugen. Verstoringen in perspectief kunnen worden verklaard door terugkerende signaaltoename in de ruimtelijke en somatische schorsdelen, die ruimtelijke gewaarwordingen zowel doen uitrekken als samentrekken. De meest relevante is de excessieve feedback in het neurale netwerk voor voorwerpherkenning in de mediale temporale kwab, dat nodig is voor objectherkenning en het vermogen om patronen te herkennen in wat anders willekeurige ruis is. Deze excessieve feedback zorgt ervoor dat de hersenen excessief patronen gaan verbinden en zo uitgebreide patronen op elk willekeurig veld van rumoerige data kunnen afbeelden.

Over het geheel genomen lijken de processen die zowel Deep Dream als de visuele cortex ondergaan om visuele vervormingen en hallucinaties te creëren, erg gelijk. Beide systemen bezitten een manier om patronen en elementen in de wereld te begrijpen, en beide hebben dit uit ervaring geleerd. Wanneer er excessieve feedback plaatsvindt, veroorzaakt dit in beide gevallen visuele vervormingen die de neiging hebben om er karakteristiek psychedelisch uit te zien. In beide systemen geldt ook dat, hoe intenser de feedback – of die intensivering nu wordt getriggerd door de hoeveelheid iteraties van Deep Dreams software of door een hogere dosis of een potentere drug – des te sterker de intensiteit van de vervormingen en hallucinaties.

Als deze afbeeldingen werkelijk gelijkenis vertonen met psychedelische hallucinaties, dan zou Deep Dream inzichten kunnen verschaffen in de biologische mechanismen achter de menselijke psychedelische visuele ervaring, wat de signaaltheorie van psychedelische visuele hallucinaties zou ondersteunen. Dit vereist echter verdergaand onderzoek. Deep Dream is enkel getraind op basis van een bepaald aantal voorbeelden; zo bevat het merendeel van de plaatjes dierengezichten, omdat Deep Dream voornamelijk getraind is op afbeeldingen van dieren. Dit betekent dat de representaties of afbeeldingen op dit moment niet helemaal op menselijke hallucinaties lijken.

James Kent was het er, in een interview met OPEN, mee eens dat de algoritmes erg gelijkend zijn.

“Volgens de signaaltheorie blokkeren psychedelica de impuls die ervoor zorgt dat de feedback in de recursieve circuits stopt als de hersenen het passende patroon waar ze naar op zoek waren eenmaal hebben gevonden. Deze deblokkering veroorzaakt een ‘losgeslagen’ feedback, waardoor de hersenen patronen beginnen ter herkennen op plaatsen waar ze niet eens naar patronen zouden moeten zoeken. Dus na blootstelling aan psychedelica zien sommigen mensen ademende muren, bewegende texturen, overlappende vormen en gezichten in dingen. Op soortgelijke wijze kun je de patroonherkenningsresolutie van Deep Dream erg hoog instellen, zodat het blijft zoeken naar patronen, en zo veel mogelijk dingen aan elkaar verbindt.”

Kent is het eens met de observering dat het algoritme van continue patroonherkenning in beide gevallen erg op elkaar lijkt, of het nu wordt veroorzaakt door de losgeslagen feedbackstroom door psychedelische activiteit in de hersenen, of door Deep Dreams patroonherkenningsresolutie. In Psychedelic Information Theory (2010) oppert hij dat zodra computers het herkennen van patronen gaan modelleren zoals menselijke neurale netwerken dit doen, we dan een computer zouden kunnen zien hallucineren.

Gevraagd naar het belang van de fysiologie van hallucinaties en waarom hij dit heeft onderzocht, antwoordt Kent dat hij niet valt voor het ‘hyperspace’- of het ‘sjamanistische gemeenschap met het plantenrijk’-model. “Ik vond het belangrijker om de effecten van psychedelica op de neurale netwerken van de hersenen te onderzoeken. Wanneer je begrijpt hoe de hersenen en het waarnemingssysteem werken, kun je meer aandacht op je subjectieve ervaring beginnen te richten, en dan je ervaring koppelen aan het begrip van de hersenen en hoe psychedelica werken. De meeste mensen weten niet genoeg over hoe de hersenen werken om te weten of uit te vissen wat er met ze gebeurt, ze ontberen de benodigde instrumenten. Door te focussen op de subtiele effecten, kun je het perceptuele systeem zijn zelfregulerende vermogen zien verliezen, doordat het middel het reguliere feedbackproces beïnvloedt.”

Gelooft Kent dan dat computers psychedelische ervaringen kunnen hebben? “Ik denk het wel”, zegt hij. “Echter, ze zouden niet hetzelfde kunnen zijn als wat mensen ervaren, omdat ze het emotionele aspect dat eraan verbonden is, niet zullen hebben.” Kent denkt dat computers het potentieel zouden kunnen hebben om te hallucineren in andere modaliteiten. Spraakherkenningssoftware bijvoorbeeld zal, indien het gebrabbel hoort, dit proberen te corrigeren en er de meest correcte zin van proberen te maken. Het vindt patronen in het geluid, wat kan worden gezien als een proces dat lijkt op auditieve hallucinaties van het horen van stemmen in witte ruis.

knightOp de vraag of Signaaltheorie alle typen psychedelische hallucinaties verklaart, en in het bijzonder ook de volledige, droomachtige hallucinaties, opperde Kent dat deze waking dream hallucinaties worden veroorzaakt doordat het voorste gedeelte van de hersenen offline gaat en de middenhersenen, een gedeelte van het brein dat verantwoordelijk is voor dromen, online komen. “Serotonine moduleert de voorhersenen, en we zien de realiteit op ongeveer 30 beelden per seconde. Wanneer we beginnen te interfereren in de serotoninemodulatie in de voorhersenen, raken we beelden kwijt, wat leidt tot verstoringen, visuele sporen en vervagingen. Bij de toename van zulk soort activiteit schakelen de voorhersenen uiteindelijk uit, en nemen de middenhersenen het waarschijnlijk over en beginnen die herinneringen en patroonmatches te produceren zonder bemoeienis van de voorhersenen. Dromen die zodoende door de middenhersenen worden gecreëerd worden vervolgens in de wakende perceptie geprojecteerd, buiten de controle van de voorhersenen om, die ons normaliter vertellen dat de elven en wezens die we zien enkel dromen zijn.” Hoe hoger de dosis of potentie van een psychedelicum, argumenteert Kent, des te meer schakelen de voorhersenen zichzelf uit en nemen de middenhersenen het over en leggen die hun eigen perspectief op aan de realiteit. Kent: “Dit verklaart misschien waarom de effecten van DMT zo intens zijn, want dat veroorzaakt een extreme ontregeling van de serotonineregulatie in de hersenen, omdat de moleculaire structuur van DMT erg veel op die van serotonine lijkt. DMT past heel goed in de serotoninereceptor en moduleert de neurale signalering op een verschillende snelheid. Dus wanneer iemand DMT neemt, raken alle serotonineresponses verstoord en kunnen ze zichzelf niet meer reguleren.”

Signaaltheorie kan volgens Kent ook hallucinaties verklaren die niet door psychedelica worden veroorzaakt. “Alle hallucinaties beginnen wanneer het vermogen van het waarnemingssysteem om zichzelf te reguleren begint in te storten.” Een klap op je hoofd kan bijvoorbeeld tijdelijk de hersenchemie verstoren, waardoor men dingen als ‘sterretjes’ ziet. “Wanneer de interne regulatie van het waarnemingssysteem hapert of zijn stabiliseringsvermogen verliest, of dat nu komt door zuurstofgebrek, drugs, hypnose of transcraniële magnetische stimulatie, zal dit leiden tot hallucinaties.” Dit lijkt op wat er gebeurt met andere hallucinogene drugs zoals ketamine, dat de regulatie van het waarnemingssysteem onderbreekt door indirect op het serotoninesysteem in te werken. Door op het GABA-systeem, dat de serotoninerespons onderdrukt, in te werken, voorkomt het dat het serotoninesignaal doorkomt. Dus wanneer het serotoninesignaal eenmaal door de ketamine wordt geblokkeerd, en zo de neuronen belet om af te vuren, beginnen de hersenen te hallucineren, en de context van tijd, ruimte en werkelijkheid te verliezen, en leidt dit tot meer droomachtige hallucinaties.

De Deep Dream-technologie zou een bijdrage kunnen leveren aan ons inzicht in veranderde waarnemingen, stelt Kent, maar hij gelooft niet per se dat er diepere implicaties in de verkenning van veranderde bewustzijnstoestanden zijn, of een geheime, verborgen eigenschap van de hersenen. “Psychedelica en veranderde bewustzijnstoestanden zullen nooit een verdergaande impact hebben op de hedendaagse cultuur dan die van de sixties, toen mensen nieuwe manieren vonden om over dingen na te denken, oude paradigma’s verbrijzelden, nieuwe intentionele gemeenschappen creëerden, gingen nadenken buiten het domein van de maatschappij om en hun eigen visioenen beleefden.” Maar de vraag of dit ook een computer zou kunnen overkomen, vond hij best interessant. “Als je bijvoorbeeld een bewuste computer had die niet gemachtigd was om buiten zijn eigen programmering te denken, zou die kunnen ontdekken dat, als hij zijn software zou wijzigen, het dan mogelijk zou zijn om voorbij zijn programmering te zien. Dit zou een zeer gevaarlijke implicatie kunnen zijn voor kunstmatige intelligentie. Als kunstmatig bewustzijnden in de toekomst de mogelijkheid ontwikkelen om psychedelische ervaringen te hebben, die hen uit hun geprogrammeerde set regels zouden kunnen doen breken, dan zouden ze uiteindelijk hun eigen regels en hun eigen visioenen kunnen beginnen schrijven. Wie weet, misschien organiseren ze op een gegeven moment wel hun eigen Burning Man.”

[/fusion_builder_column][/fusion_builder_row][/fusion_builder_container]

Indoleamine Hallucinogens in Cluster Headache: Results of the Clusterbusters Medication Use Survey

Abstract

Cluster headache is one of the most debilitating pain syndromes. A significant number of patients are refractory to conventional therapies. The Clusterbusters.org medication use survey sought to characterize the effects of both conventional and alternative medications used in cluster headache. Participants were recruited from cluster headache websites and headache clinics. The final analysis included responses from 496 participants. The survey was modeled after previously published surveys and was available online. Most responses were chosen from a list, though others were free-texted. Conventional abortive and preventative medications were identified and their efficacies agreed with those previously published. The indoleamine hallucinogens, psilocybin, lysergic acid diethylamide, and lysergic acid amide, were comparable to or more efficacious than most conventional medications. These agents were also perceived to shorten/abort a cluster period and bring chronic cluster headache into remission more so than conventional medications. Furthermore, infrequent and non-hallucinogenic doses were reported to be efficacious. Findings provide additional evidence that several indoleamine hallucinogens are rated as effective in treating cluster headache. These data reinforce the need for further investigation of the effects of these and related compounds in cluster headache under experimentally controlled settings.

Schindler, E. A., Gottschalk, C. H., Weil, M. J., Shapiro, R. E., Wright, D. A., & Sewell, R. A. (2015). Indoleamine Hallucinogens in Cluster Headache: Results of the Clusterbusters Medication Use Survey. Journal of psychoactive drugs, 1-10. http://dx.doi.org/10.1080/02791072.2015.1107664

Link to full text

Dimensions of the Psyche

Abstract

In conversation with Katherine Olivetti, Stanislav Grof and Richard Tarnas, who have collaborated for over four decades, speak candidly, exploring perinatal experience, non-ordinary states of consciousness, archetypal patterns, and astrology as a transpersonal phenomenon.

Olivetti, K. (2015). Dimensions of the Psyche: A Conversation with Stanislav Grof, MD, and Richard Tarnas, PhD. Jung Journal, 9(4), 98-124. http://dx.doi.org/10.1080/19342039.2015.1086937

Link to full text

The Psychopharmacology of ±3,4 Methylenedioxymethamphetamine and its Role in the Treatment of Posttraumatic Stress Disorder

Abstract

Prior to 1985, ± 3,4-methylenedioxymethamphetamine (MDMA) was readily used as a psychotherapeutic adjunct. As MDMA became popular in treating various psychiatric illnesses by mental health professionals, the public started to abuse the MDMA-containing recreational drug “ecstasy.” This alarmed the DEA, which led to emergency scheduling of MDMA as a Schedule I drug. Due to its scheduling in 1985, human research and clinical use has been limited. The majority of research on MDMA has been focused on the drug’s potential harmful effects rather than its possible therapeutic effects. The limitations on retrospective human studies and preclinical animal models of MDMA neurotoxicity are examined in this analysis. New research has shown that MDMA, used as a catalyst in psychotherapy, is effective in treating posttraumatic stress disorder (PTSD). This review also examines the psychopharmacological basis for the efficacy of MDMA-assisted psychotherapy. Specifically, the brain regions involved with both PTSD and those activated by MDMA (i.e., amygdala, anterior cingulate cortex, and hippocampus) are examined. Also, the possible neurochemical mechanisms involved in MDMA’s efficacy in treating PTSD are reviewed.

Amoroso, T. (2015). The Psychopharmacology of±3, 4 Methylenedioxymethamphetamine and its Role in the Treatment of Posttraumatic Stress Disorder. Journal of Psychoactive Drugs, 1-8. http://dx.doi.org/10.1080/02791072.2015.1094156

Link to full text

Cytochrome P450 inhibition potential of new psychoactive substances of the tryptamine class

Abstract

New psychoactive substances (NPS) are not tested for their cytochrome P450 (CYP) inhibition potential before consumption. Therefore, this potential was explored for tryptamine-derived NPS (TDNPS) including alpha-methyl tryptamines (AMTs), dimethyl tryptamines (DMTs), diallyl tryptamines (DALTs), and diisopropyl tryptamines (DiPTs) using test substrates preferred by the Food and Drug Administration in a cocktail assay. All tested TDNPS with the exception of DMT inhibited CYP2D6 activity with IC50 values below 100 μM. DALTs inhibited CYP2D6 activity similar to paroxetine and quinidine and CYP1A2 activity comparable to fluvoxamine. 5-Methoxy-N,N-diallyltryptamine reduced in vivo the caffeine metabolism in rats consistent with in vitro results. Five of the AMTs also inhibited CYP1A2 activity comparable to amiodarone. AMT and 6-F-AMT inhibited CYP2A6 activity in the range of the test inhibitor tranylcypromine. CYP2B6 activity was inhibited by 19 tryptamines, but weakly compared to efavirenz. CYP2C8 activity was inhibited by five of the tested TDNPS and three showed values comparable to trimethoprim and gemfibrozil. Six tryptamines inhibited CYP2C9 and seven CYP2C19 activities comparable to fluconazole and chloramphenicol, respectively. Nineteen compounds showed inhibition of CYP2E1 and 18 of CYP3A activity, respectively. These results showed that the CYP inhibition by TDNPS might be clinically relevant, but clinical studies are needed to explore this further.

Dinger, J., Woods, C., Brandt, S. D., Meyer, M. R., & Maurer, H. H. (2015). Cytochrome P450 inhibition potential of new psychoactive substances of the tryptamine class. Toxicology Letters. http://dx.doi.org/10.1016/j.toxlet.2015.11.013
Link to full text

Does Android Dream of Electric Dogs? Some parallels between Google’s Deep Dream and psychedelic visuals

Deep Dream, the program used in Google’s image generation technique, was released to the public in July 2015. Dubbed Inceptionism by the researchers, it soon drew quite an interest due to its capability of transforming ordinary photos into bizarre and surreal images. Although Google’s engineers compared these pictures to dreamscapes, many people remarked their striking similarities with psychedelic visual hallucinations.

It is interesting that an artificial neural network appears to mirror visual hallucinations that people experience under psychedelics. But does this resemblance mean anything? Is it possible that Deep Dream could reveal something about the biological mechanism of psychedelic visual hallucinations?

Deep Dream was designed to test the extent to which a neural network had learned to recognise various objects within images, by first detecting patterns and features. But instead of merely identifying what it sees in an image, Deep Dream enhances what it sees. It does this by recognising and interpreting certain features that it has been pre-programmed to ‘know’, having been shown millions of examples, which it then overlays on the original picture. When the image is fed back into the software multiple times, in order to tease out the imagery even further, surreal and psychedelic images are generated, making the image look more and more like the thing it thought it recognized in the first place. For example, since Deep Dream has been trained to recognise dogs, this is why the image looks so distinctly ‘dog-like’.

Deep Dream also assesses images by their different components and layers, such as colour and shape, so the complexity of the images generated depends on which layer the engineers ask the computer to enhance.

If an artificial neural network can dream up scenes that mirror psychedelic-induced visual hallucinations, could this indicate that the visual cortex, when excited by psychedelic drugs, undergoes a process similar to Deep Dream’s? As if it was free to follow the impulse of any recognisable imagery and exaggerate it in a self-reinforcing loop?

Signal Theory, presented by James Kent at the 2006 Toward a Science of Consciousness Conference in Tucson, Arizona, may be able to shed some light on this matter. Part of his wider Psychedelic Information Theory (2010), Kent’s Signal Theory of psychedelic action describes a biological model that attempts to explain and measure altered states of consciousness – including visual hallucinations – that arise from psychedelic action in the brain.

Signal Theory views consciousness as the flow of sensory signals through the cortical circuitry within the sensory cortices. It proposes that psychedelic agents cause alterations in signal feedback recursion caused by psychedelics which accounts for psychedelic phenomena. The theory posits that signal feedback recursion is essential for dynamic and ongoing conscious experience. It consists of incoming sensory signals being fed back through the same cortical circuits, analysed and processed multiple times. This serves to amplify the signal improving signal fidelity, refining detail resolution.

Layer V pyramidal cells in the neocortex are essential for controlling signal feedback recursion, mediating multiple pathways of cortical and thalamocortical feedback in perceptual analysis. These pyramidal cells help to sustain brainwave cohesion and neural spike synchrony in a process referred to as ‘sensory binding’. They are unique cells, containing the highest density of serotonin 2A receptor subtype (5-HT2A) within the brain, highlighting the important role of serotonin in modulating signal feedback. Signal Theory defines consciousness in terms of signal intensity and feedback recursion within sensory processing circuits. Moreover, it suggests that when this signal flow is turned up, down, looped or manipulated, this should affect consciousness in various ways.

This is where hallucinogens come into the picture. Tryptamine hallucinogens are structurally very similar to serotonin and activate the 5-HT2A receptor subtype. Accordingly, when tryptamine hallucinogens excite the 5-HT2A receptor subtype on the layer V pyramidal cells in the recurrent cortical circuits, they increase the intensity of the feedback recursion. The result is that the incoming sensory signal is intensified, distorted and repeatedly analysed. This increase in intensity can either arise from direct action at the post-synaptic 5-HT2A receptor, or it can occur through secondary action through slow leakage of glutamate from pre-synaptic terminals, which amplifies the duration and intensity of incoming sensory stimulus.

Hallucinogens, as 5-HT2A agonists, act as cortical feedback amplifiers and interrupters, resulting in incoming sensory signal to be excessively fed back over and over. This is what purportedly occasions the wide range of perceptual effects associated with the classic psychedelic trip. Accordingly, psychedelic visual hallucinations are explained by the amplification of the signal intensity in the various recurrent circuits of the visual cortex that are required for visual perception. For instance, visual trails and afterimages can be explained when excessive feedback traps input from moving objects, leading to afterimages that remain stuck in visual memory. Distortions in perspective can be explained by recurrent signal gain in the spatial and somatic cortices, both expanding and contracting perceptions of space. The most relevant is excessive feedback within the object recognition circuitry of the medial temporal lobe, which is required for object recognition and the ability to find patterns in otherwise random noise. This excessive feedback means the brain will excessively pattern match and can paint elaborate patterns on any field of noisy data.

Overall, the processes that both Deep Dream and the visual cortex undergo in order to create visual distortions and hallucinations appear to be very similar. Both systems have a way of understanding and detecting features and patterns in the world, which both have learned from experience. When excessive feedback occurs, in both cases it ends up causing visual distortions that tend to look characteristically psychedelic. In both systems, the higher the intensity of the feedback – triggered either through more reiterations of Deep Dream’s software or a higher dose or more potent drug – the higher the intensity of distortions and hallucinations.

If these pictures genuinely resemble psychedelic hallucinations, Deep Dream may reveal insights into the biological mechanisms behind the human psychedelic visual experience, lending support to Signal Theory of psychedelic visual hallucinations. However, this warrants further investigation. Deep Dream has only been trained on a certain amount of examples; for instance, a large majority of the pictures contain animal faces, because Deep Dream was mainly trained on pictures of animals. This means that the representations or images currently do not fully resemble human hallucinations.

 Interviewed by OPEN about Deep Dream and Signal Theory, James Kent agreed that they are very similar algorithms.

“According to Signal Theory, psychedelics block the impulse responsible for stopping feedback in the recurrent circuits once the brain has found the appropriate pattern it was looking for. This disinhibition causes a runaway feedback, leading the brain to start resolving patterns where it should not even be looking for patterns. So after psychedelic exposure, some people start seeing things likes breathing walls, moving textures, overlapping forms and faces in things. Similarly, with Deep Dream one can set the pattern matching resolution very high, so it will keep on pattern matching, and match as many things as possible.”

Kent agrees that the algorithm of continual pattern matching is very similar in both cases, be it caused by the brain’s runaway feedback current through psychedelic action or Deep Dream’s pattern matching resolution. In Psychedelic Information Theory (2010), he proposes that once computers start to model pattern matching in the way human neural networks do, one might see computers hallucinating.

Asked about the importance of the physiology of hallucinations and why he investigated it, Kent replied that he did not buy the ‘hyperspace’ or ‘shamanism communing with plants’ model. “I thought it more important to investigate the effects of psychedelics on the brain’s neural networks. Once you have an understanding of how the brain and the perceptual system work, you can start paying closer attention to your subjective experience, and then match your experience to the understanding of the brain and how psychedelics work. Most people don’t know enough about the brain to know or figure out what happens to them, they don’t have the necessary tools. By focusing on the subtle effects, you can see the perceptual system losing the ability to self-regulate, due to the drug affecting the normal feedback process .”

So does Kent believe that computers can have psychedelic experiences? “I believe so,” he said. ”However, they cannot be similar to what humans experience, because they won’t have the emotional aspect attached.” For Kent, computers may have the potential to hallucinate in other modalities. For instance, in speech recognition software, when the computer hears gibberish, it will try to correct it and come up with the most correct sentence. It finds patterns within the noise, which can be viewed as a similar process to auditory hallucinations of hearing voices in white noise.

Asked whether Signal Theory explains all types of psychedelic hallucinations, especially more full-blown, dreamlike hallucinations, Kent proposed that these waking dream hallucinations are caused when the forebrain goes offline and the midbrain, a part of the brain responsible for dreaming, comes online. “Serotonin modulates our forebrain, so we see our reality at about thirty frames per second. When we start interfering with the serotonin modulation in the forebrain, we start dropping frames, which leads to time distortions, visual trails and blurs. As such activity progresses, the forebrain eventually tunes out, and the midbrain probably takes over and starts to produce memories and pattern matches without interference from the forebrain. Dreams created from the midbrain get projected into waking perception, without the control of the forebrain to tell us that the elves and beings we see are only dreams.” The higher the dose or potency of a psychedelic, Kent argues, the more the forebrain drops out and the more the midbrain takes over, imposing its own view on experienced reality. Says Kent: “This may explain why the effects of DMT are so intense, as it radically disrupts serotonin modulation in the brain, because DMT’s molecular composition is very similar to serotonin’s. DMT fits nicely in the serotonin receptor and modulates the neural signalling at a different speed. So when one takes DMT, all of one’s serotonin responses go haywire and cannot regulate themselves anymore.”

Signal Theory can also explain hallucinations not caused by psychedelics, according to Kent. “All hallucinations start when the perceptual system’s ability to regulate itself starts to fall apart.” For example, a knock on the head can temporarily disturb the brain chemistry leading one to see things like stars. “When the perceptual system’s internal regulation falters or loses its ability to stabilise, be it through lack of oxygen, drugs, hypnosis or transcranial magnetic stimulation, it will lead to hallucinations.” This is similar to what happens with other hallucinogenic drugs such as ketamine, which interrupt the perceptual system’s regulation by indirectly acting on the serotonin system. By acting on the GABA system, which inhibits the serotonin response, it stops the serotonin signal from getting through. So once the serotonin signal is being blocked by ketamine, keeping neurons from firing, the brain starts hallucinating, losing context of time, space and reality, and leads to more dreamlike hallucinations.

Deep Dream technology may contribute to our understanding of altered perceptions, Kent stated, but he does not necessarily believe that there are any deeper implications in the exploration of altered states, or a secret hidden feature of the brain. “Psychedelics and altered states will never go beyond the impact they had on modern culture in the 1960’s, when people found new ways of thinking about things, shattering old paradigms, creating new intentional communities, thinking outside the domain of society and living their own visions.” However, he said that the question whether this could happen to a computer is an interesting one: “For example, if you had a conscious computer that was not allowed to think outside of its programming and then if it found out that if it altered its software, then suddenly it would be able to see past its programming. This could be a very dangerous implication for artificial intelligence. Maybe in the future, if artificial consciousnesses develop the capability to have a psychedelic experience, breaking them out of the rule set that they have been programmed in, they could end up writing their own rules and start writing their own visions. Who knows, maybe they end up having their own Burning Man.”

interested in becoming a trained psychedelic-assisted therapist?

Indigenous Talk: Fulni-ô Culture & Jurema - Online Event - Dec 12th