OPEN Foundation

Author name: OPEN Foundation

Do Android Dream of Electric Dogs? – Enkele parallellen tussen Google’s Deep Dream en psychedelische visuals

In juli 2015 werd Deep Dream, Google’s image generation techniek, met de wereld gedeeld. Het trok al snel zeer veel aandacht door zijn capaciteit om gewone foto’s in bizarre en surreële afbeeldingen te transformeren – onderzoekers noemden dit Inceptionisme. En ook al vergeleken Google’s ontwerpers de afbeeldingen met droomlandschappen, vele mensen merkten de opvallende gelijkenis met psychedelische visuele hallucinaties op.

Het is interessant dat een kunstmatig neuraal netwerk de visuele hallucinaties lijkt weer te geven die mensen onder invloed van psychedelica ervaren. Maar betekent deze gelijkenis ook iets? Is het mogelijk dat Deep Dream iets zou kunnen onthullen over het biologische mechanisme achter psychedelische visuele hallucinaties?

Deep Dream werd ontworpen om te testen in hoeverre een neuraal netwerk de capaciteit had geleerd om in afbeeldingen verschillende objecten te herkennen, door eerst patronen en eigenschappen te detecteren. Maar in plaats van enkel te identificeren wat het in een afbeelding ziet, zet Deep Dream wat het ziet ook extra in de verf. Dit doet het door bepaalde kenmerken te herkennen en te interpreteren op basis van wat het reeds geprogrammeerd is om te ‘kennen’, op basis van miljoenen voorbeelden die aan Deep Dream getoond zijn, en die vervolgens over de originele afbeelding heen te leggen. Wanneer de afbeelding meerdere malen door deze interpretatiecyclus is gegaan, om de beeltenissen er verder en verder uit te halen, ontstaan er surrealistische en psychedelische plaatjes, waardoor de afbeelding er steeds meer uit gaat zien als datgene wat Deep Dream in eerste instantie dacht te herkennen. Doordat Deep Dream was getraind in het herkennen van honden ziet deze afbeelding er bijvoorbeeld zo onmiskenbaar ‘hondachtig’ uit:

[fusion_builder_container hundred_percent=”yes” overflow=”visible”][fusion_builder_row][fusion_builder_column type=”1_1″ background_position=”left top” background_color=”” border_size=”” border_color=”” border_style=”solid” spacing=”yes” background_image=”” background_repeat=”no-repeat” padding=”” margin_top=”0px” margin_bottom=”0px” class=”” id=”” animation_type=”” animation_speed=”0.3″ animation_direction=”left” hide_on_mobile=”no” center_content=”no” min_height=”none”]

spaghetti dog
Een bord spaghetti door de ogen van Deep Dream

Deep Dream beoordeelt een afbeelding ook op zijn verschillende componenten en lagen, zoals kleur en vorm, dus de complexiteit van de gegenereerde plaatjes hangt af van de laag waarop de ontwerpers de computer vragen zich te richten.

Kunnen we uit het feit dat een kunstmatig neuraal netwerk taferelen droomt die lijken op psychedelische hallucinaties afleiden dat de visuele cortex, op het moment dat die geprikkeld wordt door psychedelische drugs, een proces ondergaat dat lijkt op dat van Deep Dream? Een proces dat wordt gekenmerkt door de vrijheid om visuele impulsen van willekeurige herkenbare afbeeldingen te volgen, en deze door te drijven in een zelfversterkende beweging?

Signaaltheorie (Signal Theory), zoals door James Kent gepresenteerd op de ‘Toward a Science of Consciousness’ conferentie in Tuscon, Arizona in 2006, kan in dezen enige verheldering bieden. Kents signaaltheorie is ingebed in zijn ruimere Psychedelic Information Theory (2010) en beschrijft een biologisch model dat veranderde bewustzijnstoestanden – inclusief visuele hallucinaties –veroorzaakt door psychedelische activiteit in de hersenen tracht te verklaren en te meten.

Signaaltheorie ziet bewustzijn als de stroom van zintuiglijke signalen in de hersennetwerken binnen de zintuiglijke cortexen. Het oppert de hypothese dat psychedelische stoffen veranderingen teweegbrengen in de zelfbetrokken signaalterugkoppeling, wat de psychedelische fenomenen zou verklaren. De theorie stelt dat deze zelfbetrekking van signaalterugkoppeling essentieel is voor een dynamische en voortdurende bewuste ervaring. Dit bestaat uit inkomende zintuiglijke signalen, die meerdere malen door dezelfde neurale netwerken worden teruggekoppeld voor analyse en verwerking. Dit heeft tot doel het signaal te versterken, en zo de betrouwbaarheid en de detailresolutie ervan te verbeteren.

Piramidecellen in laag V van de neocortex zijn essentieel voor het beheersen van recursieve signaalterugkoppeling, en maken gebruik van meerdere corticale en thalamocorticale feedbackroutes in de waarnemingsanalyse. Deze piramidecellen ondersteunen de cohesie van hersengolven en neurale pieksynchronie in een proces dat sensory binding wordt genoemd. Het zijn unieke cellen, met de hoogste concentratie serotoninereceptoren van het subtype 2A (5-HT2A), in de hersenen, wat het belang van serotonine in de modulatie van signaalfeedback nog eens benadrukt. Signaaltheorie definieert bewustzijn in termen van signaalintensiteit en feedback-recursie (zelfbetrekking) binnen de netwerken van zintuiglijke signaalverwerking. Het suggereert dat, wanneer deze signaalstroom harder of zachter wordt gezet, wordt gelooped of gemanipuleerd, dit het bewustzijn op verscheidene manieren zou moeten beïnvloeden.

Dit is waar hallucinogenen om de hoek komen kijken. Tryptamine-hallucinogenen zijn structureel erg gelijksoortig aan serotonine en activeren het 5-HT2A-receptorsubtype. Dienovereenkomstig versterken tryptamine-hallucinogenen, zodra ze deze 5-HT2A-receptorsubtypes binnen de V-laag-piramidecellen prikkelen in de recursieve hersenschorscircuits, de intensiteit van de feedbackrecursie. Het resultaat is dat de binnenkomende zintuiglijke signalen worden geïntensiveerd, vervormd en herhaaldelijk geanalyseerd. Deze toename in intensiteit kan ofwel voortkomen uit directe activiteit bij de postsynaptische 5-HT2A receptor, ofwel plaatsvinden door secundaire activiteit, door een langzaam lekken van glutamaat vanuit presynaptische eindpunten, hetgeen de duur en de intensiteit van de inkomende sensorische stimulus versterkt.

TheScream-mod3Hallucinogenen zijn 5-HT2A-agonisten en gedragen zich dus als versterkers en onderbrekers van hersenschors-terugkoppeling, wat resulteert in het excessief en aanhoudend terugkoppelen van inkomende zintuiglijke signalen. Dit zou dan het brede spectrum aan perceptuele effecten oproepen dat gepaard gaat met de klassieke psychedelische trip. De psychedelische visuele hallucinaties worden dan ook verklaard door de versterking van de signaalintensiteit in de verscheidene recursieve circuits van de visuele cortex, die nodig zijn voor visuele waarneming. Zo kunnen bijvoorbeeld visuele sporen (‘trails’) en nabeelden worden uitgelegd als input van bewegende voorwerpen die vast komt te zitten door excessieve feedback, wat dan leidt tot nabeelden die blijven plakken in het visuele geheugen. Verstoringen in perspectief kunnen worden verklaard door terugkerende signaaltoename in de ruimtelijke en somatische schorsdelen, die ruimtelijke gewaarwordingen zowel doen uitrekken als samentrekken. De meest relevante is de excessieve feedback in het neurale netwerk voor voorwerpherkenning in de mediale temporale kwab, dat nodig is voor objectherkenning en het vermogen om patronen te herkennen in wat anders willekeurige ruis is. Deze excessieve feedback zorgt ervoor dat de hersenen excessief patronen gaan verbinden en zo uitgebreide patronen op elk willekeurig veld van rumoerige data kunnen afbeelden.

Over het geheel genomen lijken de processen die zowel Deep Dream als de visuele cortex ondergaan om visuele vervormingen en hallucinaties te creëren, erg gelijk. Beide systemen bezitten een manier om patronen en elementen in de wereld te begrijpen, en beide hebben dit uit ervaring geleerd. Wanneer er excessieve feedback plaatsvindt, veroorzaakt dit in beide gevallen visuele vervormingen die de neiging hebben om er karakteristiek psychedelisch uit te zien. In beide systemen geldt ook dat, hoe intenser de feedback – of die intensivering nu wordt getriggerd door de hoeveelheid iteraties van Deep Dreams software of door een hogere dosis of een potentere drug – des te sterker de intensiteit van de vervormingen en hallucinaties.

Als deze afbeeldingen werkelijk gelijkenis vertonen met psychedelische hallucinaties, dan zou Deep Dream inzichten kunnen verschaffen in de biologische mechanismen achter de menselijke psychedelische visuele ervaring, wat de signaaltheorie van psychedelische visuele hallucinaties zou ondersteunen. Dit vereist echter verdergaand onderzoek. Deep Dream is enkel getraind op basis van een bepaald aantal voorbeelden; zo bevat het merendeel van de plaatjes dierengezichten, omdat Deep Dream voornamelijk getraind is op afbeeldingen van dieren. Dit betekent dat de representaties of afbeeldingen op dit moment niet helemaal op menselijke hallucinaties lijken.

James Kent was het er, in een interview met OPEN, mee eens dat de algoritmes erg gelijkend zijn.

“Volgens de signaaltheorie blokkeren psychedelica de impuls die ervoor zorgt dat de feedback in de recursieve circuits stopt als de hersenen het passende patroon waar ze naar op zoek waren eenmaal hebben gevonden. Deze deblokkering veroorzaakt een ‘losgeslagen’ feedback, waardoor de hersenen patronen beginnen ter herkennen op plaatsen waar ze niet eens naar patronen zouden moeten zoeken. Dus na blootstelling aan psychedelica zien sommigen mensen ademende muren, bewegende texturen, overlappende vormen en gezichten in dingen. Op soortgelijke wijze kun je de patroonherkenningsresolutie van Deep Dream erg hoog instellen, zodat het blijft zoeken naar patronen, en zo veel mogelijk dingen aan elkaar verbindt.”

Kent is het eens met de observering dat het algoritme van continue patroonherkenning in beide gevallen erg op elkaar lijkt, of het nu wordt veroorzaakt door de losgeslagen feedbackstroom door psychedelische activiteit in de hersenen, of door Deep Dreams patroonherkenningsresolutie. In Psychedelic Information Theory (2010) oppert hij dat zodra computers het herkennen van patronen gaan modelleren zoals menselijke neurale netwerken dit doen, we dan een computer zouden kunnen zien hallucineren.

Gevraagd naar het belang van de fysiologie van hallucinaties en waarom hij dit heeft onderzocht, antwoordt Kent dat hij niet valt voor het ‘hyperspace’- of het ‘sjamanistische gemeenschap met het plantenrijk’-model. “Ik vond het belangrijker om de effecten van psychedelica op de neurale netwerken van de hersenen te onderzoeken. Wanneer je begrijpt hoe de hersenen en het waarnemingssysteem werken, kun je meer aandacht op je subjectieve ervaring beginnen te richten, en dan je ervaring koppelen aan het begrip van de hersenen en hoe psychedelica werken. De meeste mensen weten niet genoeg over hoe de hersenen werken om te weten of uit te vissen wat er met ze gebeurt, ze ontberen de benodigde instrumenten. Door te focussen op de subtiele effecten, kun je het perceptuele systeem zijn zelfregulerende vermogen zien verliezen, doordat het middel het reguliere feedbackproces beïnvloedt.”

Gelooft Kent dan dat computers psychedelische ervaringen kunnen hebben? “Ik denk het wel”, zegt hij. “Echter, ze zouden niet hetzelfde kunnen zijn als wat mensen ervaren, omdat ze het emotionele aspect dat eraan verbonden is, niet zullen hebben.” Kent denkt dat computers het potentieel zouden kunnen hebben om te hallucineren in andere modaliteiten. Spraakherkenningssoftware bijvoorbeeld zal, indien het gebrabbel hoort, dit proberen te corrigeren en er de meest correcte zin van proberen te maken. Het vindt patronen in het geluid, wat kan worden gezien als een proces dat lijkt op auditieve hallucinaties van het horen van stemmen in witte ruis.

knightOp de vraag of Signaaltheorie alle typen psychedelische hallucinaties verklaart, en in het bijzonder ook de volledige, droomachtige hallucinaties, opperde Kent dat deze waking dream hallucinaties worden veroorzaakt doordat het voorste gedeelte van de hersenen offline gaat en de middenhersenen, een gedeelte van het brein dat verantwoordelijk is voor dromen, online komen. “Serotonine moduleert de voorhersenen, en we zien de realiteit op ongeveer 30 beelden per seconde. Wanneer we beginnen te interfereren in de serotoninemodulatie in de voorhersenen, raken we beelden kwijt, wat leidt tot verstoringen, visuele sporen en vervagingen. Bij de toename van zulk soort activiteit schakelen de voorhersenen uiteindelijk uit, en nemen de middenhersenen het waarschijnlijk over en beginnen die herinneringen en patroonmatches te produceren zonder bemoeienis van de voorhersenen. Dromen die zodoende door de middenhersenen worden gecreëerd worden vervolgens in de wakende perceptie geprojecteerd, buiten de controle van de voorhersenen om, die ons normaliter vertellen dat de elven en wezens die we zien enkel dromen zijn.” Hoe hoger de dosis of potentie van een psychedelicum, argumenteert Kent, des te meer schakelen de voorhersenen zichzelf uit en nemen de middenhersenen het over en leggen die hun eigen perspectief op aan de realiteit. Kent: “Dit verklaart misschien waarom de effecten van DMT zo intens zijn, want dat veroorzaakt een extreme ontregeling van de serotonineregulatie in de hersenen, omdat de moleculaire structuur van DMT erg veel op die van serotonine lijkt. DMT past heel goed in de serotoninereceptor en moduleert de neurale signalering op een verschillende snelheid. Dus wanneer iemand DMT neemt, raken alle serotonineresponses verstoord en kunnen ze zichzelf niet meer reguleren.”

Signaaltheorie kan volgens Kent ook hallucinaties verklaren die niet door psychedelica worden veroorzaakt. “Alle hallucinaties beginnen wanneer het vermogen van het waarnemingssysteem om zichzelf te reguleren begint in te storten.” Een klap op je hoofd kan bijvoorbeeld tijdelijk de hersenchemie verstoren, waardoor men dingen als ‘sterretjes’ ziet. “Wanneer de interne regulatie van het waarnemingssysteem hapert of zijn stabiliseringsvermogen verliest, of dat nu komt door zuurstofgebrek, drugs, hypnose of transcraniële magnetische stimulatie, zal dit leiden tot hallucinaties.” Dit lijkt op wat er gebeurt met andere hallucinogene drugs zoals ketamine, dat de regulatie van het waarnemingssysteem onderbreekt door indirect op het serotoninesysteem in te werken. Door op het GABA-systeem, dat de serotoninerespons onderdrukt, in te werken, voorkomt het dat het serotoninesignaal doorkomt. Dus wanneer het serotoninesignaal eenmaal door de ketamine wordt geblokkeerd, en zo de neuronen belet om af te vuren, beginnen de hersenen te hallucineren, en de context van tijd, ruimte en werkelijkheid te verliezen, en leidt dit tot meer droomachtige hallucinaties.

De Deep Dream-technologie zou een bijdrage kunnen leveren aan ons inzicht in veranderde waarnemingen, stelt Kent, maar hij gelooft niet per se dat er diepere implicaties in de verkenning van veranderde bewustzijnstoestanden zijn, of een geheime, verborgen eigenschap van de hersenen. “Psychedelica en veranderde bewustzijnstoestanden zullen nooit een verdergaande impact hebben op de hedendaagse cultuur dan die van de sixties, toen mensen nieuwe manieren vonden om over dingen na te denken, oude paradigma’s verbrijzelden, nieuwe intentionele gemeenschappen creëerden, gingen nadenken buiten het domein van de maatschappij om en hun eigen visioenen beleefden.” Maar de vraag of dit ook een computer zou kunnen overkomen, vond hij best interessant. “Als je bijvoorbeeld een bewuste computer had die niet gemachtigd was om buiten zijn eigen programmering te denken, zou die kunnen ontdekken dat, als hij zijn software zou wijzigen, het dan mogelijk zou zijn om voorbij zijn programmering te zien. Dit zou een zeer gevaarlijke implicatie kunnen zijn voor kunstmatige intelligentie. Als kunstmatig bewustzijnden in de toekomst de mogelijkheid ontwikkelen om psychedelische ervaringen te hebben, die hen uit hun geprogrammeerde set regels zouden kunnen doen breken, dan zouden ze uiteindelijk hun eigen regels en hun eigen visioenen kunnen beginnen schrijven. Wie weet, misschien organiseren ze op een gegeven moment wel hun eigen Burning Man.”

[/fusion_builder_column][/fusion_builder_row][/fusion_builder_container]

Do Android Dream of Electric Dogs? – Enkele parallellen tussen Google’s Deep Dream en psychedelische visuals Read More »

Indoleamine Hallucinogens in Cluster Headache: Results of the Clusterbusters Medication Use Survey

Abstract

Cluster headache is one of the most debilitating pain syndromes. A significant number of patients are refractory to conventional therapies. The Clusterbusters.org medication use survey sought to characterize the effects of both conventional and alternative medications used in cluster headache. Participants were recruited from cluster headache websites and headache clinics. The final analysis included responses from 496 participants. The survey was modeled after previously published surveys and was available online. Most responses were chosen from a list, though others were free-texted. Conventional abortive and preventative medications were identified and their efficacies agreed with those previously published. The indoleamine hallucinogens, psilocybin, lysergic acid diethylamide, and lysergic acid amide, were comparable to or more efficacious than most conventional medications. These agents were also perceived to shorten/abort a cluster period and bring chronic cluster headache into remission more so than conventional medications. Furthermore, infrequent and non-hallucinogenic doses were reported to be efficacious. Findings provide additional evidence that several indoleamine hallucinogens are rated as effective in treating cluster headache. These data reinforce the need for further investigation of the effects of these and related compounds in cluster headache under experimentally controlled settings.

Schindler, E. A., Gottschalk, C. H., Weil, M. J., Shapiro, R. E., Wright, D. A., & Sewell, R. A. (2015). Indoleamine Hallucinogens in Cluster Headache: Results of the Clusterbusters Medication Use Survey. Journal of psychoactive drugs, 1-10. http://dx.doi.org/10.1080/02791072.2015.1107664

Link to full text

Indoleamine Hallucinogens in Cluster Headache: Results of the Clusterbusters Medication Use Survey Read More »

Dimensions of the Psyche

Abstract

In conversation with Katherine Olivetti, Stanislav Grof and Richard Tarnas, who have collaborated for over four decades, speak candidly, exploring perinatal experience, non-ordinary states of consciousness, archetypal patterns, and astrology as a transpersonal phenomenon.

Olivetti, K. (2015). Dimensions of the Psyche: A Conversation with Stanislav Grof, MD, and Richard Tarnas, PhD. Jung Journal, 9(4), 98-124. http://dx.doi.org/10.1080/19342039.2015.1086937

Link to full text

Dimensions of the Psyche Read More »

The Psychopharmacology of ±3,4 Methylenedioxymethamphetamine and its Role in the Treatment of Posttraumatic Stress Disorder

Abstract

Prior to 1985, ± 3,4-methylenedioxymethamphetamine (MDMA) was readily used as a psychotherapeutic adjunct. As MDMA became popular in treating various psychiatric illnesses by mental health professionals, the public started to abuse the MDMA-containing recreational drug “ecstasy.” This alarmed the DEA, which led to emergency scheduling of MDMA as a Schedule I drug. Due to its scheduling in 1985, human research and clinical use has been limited. The majority of research on MDMA has been focused on the drug’s potential harmful effects rather than its possible therapeutic effects. The limitations on retrospective human studies and preclinical animal models of MDMA neurotoxicity are examined in this analysis. New research has shown that MDMA, used as a catalyst in psychotherapy, is effective in treating posttraumatic stress disorder (PTSD). This review also examines the psychopharmacological basis for the efficacy of MDMA-assisted psychotherapy. Specifically, the brain regions involved with both PTSD and those activated by MDMA (i.e., amygdala, anterior cingulate cortex, and hippocampus) are examined. Also, the possible neurochemical mechanisms involved in MDMA’s efficacy in treating PTSD are reviewed.

Amoroso, T. (2015). The Psychopharmacology of±3, 4 Methylenedioxymethamphetamine and its Role in the Treatment of Posttraumatic Stress Disorder. Journal of Psychoactive Drugs, 1-8. http://dx.doi.org/10.1080/02791072.2015.1094156

Link to full text

The Psychopharmacology of ±3,4 Methylenedioxymethamphetamine and its Role in the Treatment of Posttraumatic Stress Disorder Read More »

Cytochrome P450 inhibition potential of new psychoactive substances of the tryptamine class

Abstract

New psychoactive substances (NPS) are not tested for their cytochrome P450 (CYP) inhibition potential before consumption. Therefore, this potential was explored for tryptamine-derived NPS (TDNPS) including alpha-methyl tryptamines (AMTs), dimethyl tryptamines (DMTs), diallyl tryptamines (DALTs), and diisopropyl tryptamines (DiPTs) using test substrates preferred by the Food and Drug Administration in a cocktail assay. All tested TDNPS with the exception of DMT inhibited CYP2D6 activity with IC50 values below 100 μM. DALTs inhibited CYP2D6 activity similar to paroxetine and quinidine and CYP1A2 activity comparable to fluvoxamine. 5-Methoxy-N,N-diallyltryptamine reduced in vivo the caffeine metabolism in rats consistent with in vitro results. Five of the AMTs also inhibited CYP1A2 activity comparable to amiodarone. AMT and 6-F-AMT inhibited CYP2A6 activity in the range of the test inhibitor tranylcypromine. CYP2B6 activity was inhibited by 19 tryptamines, but weakly compared to efavirenz. CYP2C8 activity was inhibited by five of the tested TDNPS and three showed values comparable to trimethoprim and gemfibrozil. Six tryptamines inhibited CYP2C9 and seven CYP2C19 activities comparable to fluconazole and chloramphenicol, respectively. Nineteen compounds showed inhibition of CYP2E1 and 18 of CYP3A activity, respectively. These results showed that the CYP inhibition by TDNPS might be clinically relevant, but clinical studies are needed to explore this further.

Dinger, J., Woods, C., Brandt, S. D., Meyer, M. R., & Maurer, H. H. (2015). Cytochrome P450 inhibition potential of new psychoactive substances of the tryptamine class. Toxicology Letters. http://dx.doi.org/10.1016/j.toxlet.2015.11.013
Link to full text

Cytochrome P450 inhibition potential of new psychoactive substances of the tryptamine class Read More »

Does Android Dream of Electric Dogs? Some parallels between Google’s Deep Dream and psychedelic visuals

Deep Dream, the program used in Google’s image generation technique, was released to the public in July 2015. Dubbed Inceptionism by the researchers, it soon drew quite an interest due to its capability of transforming ordinary photos into bizarre and surreal images. Although Google’s engineers compared these pictures to dreamscapes, many people remarked their striking similarities with psychedelic visual hallucinations.

It is interesting that an artificial neural network appears to mirror visual hallucinations that people experience under psychedelics. But does this resemblance mean anything? Is it possible that Deep Dream could reveal something about the biological mechanism of psychedelic visual hallucinations?

Deep Dream was designed to test the extent to which a neural network had learned to recognise various objects within images, by first detecting patterns and features. But instead of merely identifying what it sees in an image, Deep Dream enhances what it sees. It does this by recognising and interpreting certain features that it has been pre-programmed to ‘know’, having been shown millions of examples, which it then overlays on the original picture. When the image is fed back into the software multiple times, in order to tease out the imagery even further, surreal and psychedelic images are generated, making the image look more and more like the thing it thought it recognized in the first place. For example, since Deep Dream has been trained to recognise dogs, this is why the image looks so distinctly ‘dog-like’.

Deep Dream also assesses images by their different components and layers, such as colour and shape, so the complexity of the images generated depends on which layer the engineers ask the computer to enhance.

If an artificial neural network can dream up scenes that mirror psychedelic-induced visual hallucinations, could this indicate that the visual cortex, when excited by psychedelic drugs, undergoes a process similar to Deep Dream’s? As if it was free to follow the impulse of any recognisable imagery and exaggerate it in a self-reinforcing loop?

Signal Theory, presented by James Kent at the 2006 Toward a Science of Consciousness Conference in Tucson, Arizona, may be able to shed some light on this matter. Part of his wider Psychedelic Information Theory (2010), Kent’s Signal Theory of psychedelic action describes a biological model that attempts to explain and measure altered states of consciousness – including visual hallucinations – that arise from psychedelic action in the brain.

Signal Theory views consciousness as the flow of sensory signals through the cortical circuitry within the sensory cortices. It proposes that psychedelic agents cause alterations in signal feedback recursion caused by psychedelics which accounts for psychedelic phenomena. The theory posits that signal feedback recursion is essential for dynamic and ongoing conscious experience. It consists of incoming sensory signals being fed back through the same cortical circuits, analysed and processed multiple times. This serves to amplify the signal improving signal fidelity, refining detail resolution.

Layer V pyramidal cells in the neocortex are essential for controlling signal feedback recursion, mediating multiple pathways of cortical and thalamocortical feedback in perceptual analysis. These pyramidal cells help to sustain brainwave cohesion and neural spike synchrony in a process referred to as ‘sensory binding’. They are unique cells, containing the highest density of serotonin 2A receptor subtype (5-HT2A) within the brain, highlighting the important role of serotonin in modulating signal feedback. Signal Theory defines consciousness in terms of signal intensity and feedback recursion within sensory processing circuits. Moreover, it suggests that when this signal flow is turned up, down, looped or manipulated, this should affect consciousness in various ways.

This is where hallucinogens come into the picture. Tryptamine hallucinogens are structurally very similar to serotonin and activate the 5-HT2A receptor subtype. Accordingly, when tryptamine hallucinogens excite the 5-HT2A receptor subtype on the layer V pyramidal cells in the recurrent cortical circuits, they increase the intensity of the feedback recursion. The result is that the incoming sensory signal is intensified, distorted and repeatedly analysed. This increase in intensity can either arise from direct action at the post-synaptic 5-HT2A receptor, or it can occur through secondary action through slow leakage of glutamate from pre-synaptic terminals, which amplifies the duration and intensity of incoming sensory stimulus.

Hallucinogens, as 5-HT2A agonists, act as cortical feedback amplifiers and interrupters, resulting in incoming sensory signal to be excessively fed back over and over. This is what purportedly occasions the wide range of perceptual effects associated with the classic psychedelic trip. Accordingly, psychedelic visual hallucinations are explained by the amplification of the signal intensity in the various recurrent circuits of the visual cortex that are required for visual perception. For instance, visual trails and afterimages can be explained when excessive feedback traps input from moving objects, leading to afterimages that remain stuck in visual memory. Distortions in perspective can be explained by recurrent signal gain in the spatial and somatic cortices, both expanding and contracting perceptions of space. The most relevant is excessive feedback within the object recognition circuitry of the medial temporal lobe, which is required for object recognition and the ability to find patterns in otherwise random noise. This excessive feedback means the brain will excessively pattern match and can paint elaborate patterns on any field of noisy data.

Overall, the processes that both Deep Dream and the visual cortex undergo in order to create visual distortions and hallucinations appear to be very similar. Both systems have a way of understanding and detecting features and patterns in the world, which both have learned from experience. When excessive feedback occurs, in both cases it ends up causing visual distortions that tend to look characteristically psychedelic. In both systems, the higher the intensity of the feedback – triggered either through more reiterations of Deep Dream’s software or a higher dose or more potent drug – the higher the intensity of distortions and hallucinations.

If these pictures genuinely resemble psychedelic hallucinations, Deep Dream may reveal insights into the biological mechanisms behind the human psychedelic visual experience, lending support to Signal Theory of psychedelic visual hallucinations. However, this warrants further investigation. Deep Dream has only been trained on a certain amount of examples; for instance, a large majority of the pictures contain animal faces, because Deep Dream was mainly trained on pictures of animals. This means that the representations or images currently do not fully resemble human hallucinations.

 Interviewed by OPEN about Deep Dream and Signal Theory, James Kent agreed that they are very similar algorithms.

“According to Signal Theory, psychedelics block the impulse responsible for stopping feedback in the recurrent circuits once the brain has found the appropriate pattern it was looking for. This disinhibition causes a runaway feedback, leading the brain to start resolving patterns where it should not even be looking for patterns. So after psychedelic exposure, some people start seeing things likes breathing walls, moving textures, overlapping forms and faces in things. Similarly, with Deep Dream one can set the pattern matching resolution very high, so it will keep on pattern matching, and match as many things as possible.”

Kent agrees that the algorithm of continual pattern matching is very similar in both cases, be it caused by the brain’s runaway feedback current through psychedelic action or Deep Dream’s pattern matching resolution. In Psychedelic Information Theory (2010), he proposes that once computers start to model pattern matching in the way human neural networks do, one might see computers hallucinating.

Asked about the importance of the physiology of hallucinations and why he investigated it, Kent replied that he did not buy the ‘hyperspace’ or ‘shamanism communing with plants’ model. “I thought it more important to investigate the effects of psychedelics on the brain’s neural networks. Once you have an understanding of how the brain and the perceptual system work, you can start paying closer attention to your subjective experience, and then match your experience to the understanding of the brain and how psychedelics work. Most people don’t know enough about the brain to know or figure out what happens to them, they don’t have the necessary tools. By focusing on the subtle effects, you can see the perceptual system losing the ability to self-regulate, due to the drug affecting the normal feedback process .”

So does Kent believe that computers can have psychedelic experiences? “I believe so,” he said. ”However, they cannot be similar to what humans experience, because they won’t have the emotional aspect attached.” For Kent, computers may have the potential to hallucinate in other modalities. For instance, in speech recognition software, when the computer hears gibberish, it will try to correct it and come up with the most correct sentence. It finds patterns within the noise, which can be viewed as a similar process to auditory hallucinations of hearing voices in white noise.

Asked whether Signal Theory explains all types of psychedelic hallucinations, especially more full-blown, dreamlike hallucinations, Kent proposed that these waking dream hallucinations are caused when the forebrain goes offline and the midbrain, a part of the brain responsible for dreaming, comes online. “Serotonin modulates our forebrain, so we see our reality at about thirty frames per second. When we start interfering with the serotonin modulation in the forebrain, we start dropping frames, which leads to time distortions, visual trails and blurs. As such activity progresses, the forebrain eventually tunes out, and the midbrain probably takes over and starts to produce memories and pattern matches without interference from the forebrain. Dreams created from the midbrain get projected into waking perception, without the control of the forebrain to tell us that the elves and beings we see are only dreams.” The higher the dose or potency of a psychedelic, Kent argues, the more the forebrain drops out and the more the midbrain takes over, imposing its own view on experienced reality. Says Kent: “This may explain why the effects of DMT are so intense, as it radically disrupts serotonin modulation in the brain, because DMT’s molecular composition is very similar to serotonin’s. DMT fits nicely in the serotonin receptor and modulates the neural signalling at a different speed. So when one takes DMT, all of one’s serotonin responses go haywire and cannot regulate themselves anymore.”

Signal Theory can also explain hallucinations not caused by psychedelics, according to Kent. “All hallucinations start when the perceptual system’s ability to regulate itself starts to fall apart.” For example, a knock on the head can temporarily disturb the brain chemistry leading one to see things like stars. “When the perceptual system’s internal regulation falters or loses its ability to stabilise, be it through lack of oxygen, drugs, hypnosis or transcranial magnetic stimulation, it will lead to hallucinations.” This is similar to what happens with other hallucinogenic drugs such as ketamine, which interrupt the perceptual system’s regulation by indirectly acting on the serotonin system. By acting on the GABA system, which inhibits the serotonin response, it stops the serotonin signal from getting through. So once the serotonin signal is being blocked by ketamine, keeping neurons from firing, the brain starts hallucinating, losing context of time, space and reality, and leads to more dreamlike hallucinations.

Deep Dream technology may contribute to our understanding of altered perceptions, Kent stated, but he does not necessarily believe that there are any deeper implications in the exploration of altered states, or a secret hidden feature of the brain. “Psychedelics and altered states will never go beyond the impact they had on modern culture in the 1960’s, when people found new ways of thinking about things, shattering old paradigms, creating new intentional communities, thinking outside the domain of society and living their own visions.” However, he said that the question whether this could happen to a computer is an interesting one: “For example, if you had a conscious computer that was not allowed to think outside of its programming and then if it found out that if it altered its software, then suddenly it would be able to see past its programming. This could be a very dangerous implication for artificial intelligence. Maybe in the future, if artificial consciousnesses develop the capability to have a psychedelic experience, breaking them out of the rule set that they have been programmed in, they could end up writing their own rules and start writing their own visions. Who knows, maybe they end up having their own Burning Man.”

Does Android Dream of Electric Dogs? Some parallels between Google’s Deep Dream and psychedelic visuals Read More »

Plant and Fungal Hallucinogens as Toxic and Therapeutic Agents

Abstract

This chapter aimed to provide an overview of the large number of hallucinogens of natural origin. Following a literature review, the following hallucinogens were selected for a detailed description that considered their essential chemical groups: indoleamines (N,N-dimethyltryptamine, 5-methoxy-N,N-dimethyltryptamine, bufotenine, psilocybin, and ibogaine), phenylethylamines (mescaline), tropane alkaloids (atropine and scopolamine), cannabinoids (Δ9-tetrahydrocannabinol), and a neoclerodane diterpenoid (salvinorin A). The following species were included as representative of each drug class: Mimosa tenuiflora, Psychotria viridis, Banisteriopsis caapi, Virola spp., Psilocybe spp., Tabernanthe iboga, Tabernaemontana spp., Lophophora spp., Trichocereus spp., Atropa belladonna, Brugmansia spp., Cannabis sativa, and Salvia divinorum, among others. In addition to psychopharmacological effects, this chapter aims to address the sociocultural and historical use of these hallucinogenic plants and mushrooms, along with the importance of both the set and the setting factors that affect the profound consciousness-altering effects of these compounds. Moreover, the use of animal models to predict the hallucinogenic properties of psychoactive plants and compounds and to investigate the mechanisms of action of psychodysleptic drugs is discussed. This chapter also attempts to establish a parallel between hallucinogens and endogenous neurotransmitters in humans, to compare the pharmacological and psychic action of these compounds, to evaluate hallucinogens’ ability to produce symptoms typical of certain mental disorders during their use, and to investigate the role of these compounds as therapeutic agents in several psychopathological conditions.

Carlini, E. A., & Maia, L. O. (2015). Plant and Fungal Hallucinogens as Toxic and Therapeutic Agents.

Link to full text

Plant and Fungal Hallucinogens as Toxic and Therapeutic Agents Read More »

Psychedelic medicine: a re-emerging therapeutic paradigm

CMAJ_Psychedelic_Cover_-_Oct_2015 In a recent article, Tupper et al. (2015) [1] investigate the new and re-emerging therapeutic paradigm involving psychedelic substances for treating mental health conditions. Recent studies with patient populations are reviewed and thoughts on how the paradigm may move forward are presented.

Unlike the research in the 60’s and 70’s, where non-randomised, non-blind methods, together with unethical procedures discredited the research, the new wave of studies is showing that research on psychedelics as therapeutic agents can abide by modern-day scientific, ethical and safety standards.

Research into the treatment of anxiety is looked at first, with a review of three recent studies involving patient populations struggling with end-of-life anxiety (LSD and psilocybin) and autism-related social anxiety (MDMA). The article then moves on to research on addiction, with studies using psilocybin (alcohol and tobacco) and ayahuasca-assisted therapy (various substances), the latter being investigated mainly by means of observational studies. Lastly, the review looks at research into PTSD with MDMA-assisted psychotherapy.

In sum, the studies reviewed indicate that research is going well and gaining more positive press, however attention is brought to the fact that this research needs to be extra careful and vigilant of potential hazard and harms. The precipitation of psychotic breaks in patients with mental disorders or a predisposition to these disorders can occur[2], as can Hallucinogen Persisting Perception Disorder (HPPD), which involves continual presence of sensory disturbances.[3] However, the incidence of these adverse effects in the general population is believed to be generally quite low, and when they do occur, this usually happens when the drugs are used in an uncontrolled setting. Due to these hazards, research involves careful screening of participants and typically excludes people with a family history of psychosis.

The authors go on to envision some of the benefits that could arise if science were allowed more freedom to investigate how psychedelic drugs work on a neurological level. For instance, the understanding of the relationship between the brain, mind and consciousness would be advanced, and the mechanisms of action of these agents could be unveiled, leading to optimal therapeutic protocols with certain psychedelics for specific disorders. Additionally, they point out the large health system costs worldwide for mental health conditions, arguing that research is economically warranted, with long-term prospects providing cheaper and shorter-term treatment compared to current treatments.

The review concludes with an outlook on how this paradigm may evolve, proposing that medical school programmes may need to be updated, with specialised clinical training for health professionals for such treatments. Overall, this new paradigm looks promising and it could serve to educate and correct previous misconceptions within the science community, influence legislation regarding drug law, and most importantly, treat and offer new ways to help treatment-resistant patients.

[1] Tupper, K. W., Wood, E., Yensen, R., & Johnson, M. W. (2015). Psychedelic medicine: a re-emerging therapeutic paradigm. Canadian Medical Association Journal, doi: 10.1503/cmaj.141124.

[2] Abraham, H. D., Aldridge, A. M., & Gogia, P. (1996). The psychopharmacology of hallucinogens. Neuropsychopharmacology, 14(4), 285-298.

[3] Halpern, J. H., & Pope, H. G. (2003). Hallucinogen persisting perception disorder: what do we know after 50 years? Drug and alcohol dependence, 69(2), 109-119.

Psychedelic medicine: a re-emerging therapeutic paradigm Read More »

Seeking the Sacred with Psychoactive Substances (Volume 2)

Ellens_fullSeeking the Sacred with Psychoactive Substances: Chemical Paths to Spirituality and to God, Volume 2: Insights, Arguments, and Controversies, geredigeerd door J. Harold Ellens, Praeger, 2014.

 Dit is het tweede en laatste deel van de recensie van deze publicatie in de Psychology, Religion and Spirituality Series uitgegeven door Praeger. Lees hier het eerste deel.

Waar het eerste deel bestaat uit historische voorbeelden en analyses, omvat het tweede deel een collectie essays die reflecteren op het recente onderzoek naar de spirituele aspecten van de psychedelische ervaring vanuit een groot scala van disciplines. Een aantal van de theoretische problemen die het onderzoek naar spirituele ervaringen door psychedelicagebruik met zich meebrengt worden ook aangekaart.

De eerste drie hoofdstukken zijn geschreven door wetenschappers die deel uitmaken van de Johns Hopkins-groep die onderzoek doet naar mystieke ervaringen veroorzaakt door psilocybine. William Richards reflecteert op de problemen met het bestuderen van mystieke ervaringen in een klinische omgeving en hoe entheogenen een optie zijn om deze ervaringen beter te begrijpen. Hij laat zien dat ze onderdeel kunnen zijn van een genezingsprogramma voor patiënten die lijden aan angst voor de (nabije) dood, verslaving, depressie of angsten. Hij gaat ook in op een van de terugkerende thema’s in dit deel: de vraag of de mystieke ervaringen die voortkomen uit het gebruik van psychedelica wel authentiek zijn. Robert Jesse en Roland Griffiths geven een overzicht van het onderzoek dat aan Johns Hopkins is gedaan met meer dan 200 vrijwilligers met verschillende achtergronden. Ze gaan in op de relatie tussen de mystieke ervaring en de langetermijneffecten ervan op persoonlijkheid en de zelfverklaarde spirituele significantie van de ervaring.

Er zijn ook een aantal antropologische essays over het gebruik van psychedelica in moderne religieuze en sjamanistische settings. Joseph Calabrese analyseert het therapeutische gebruik van peyote in de Native American Church, en laat zien hoe bewustzijnsverandering voor de Navajo diep verbonden is met het spirituele en het therapeutische. Dit komt vaker voor bij niet-Westerse culturen. Evgeni Fotiou geeft een overzicht van de redenen waarom mensen naar de Amazone reizen om deel te nemen aan een ayahuascaretraite, en laat zien dat zulke toeristen op zoek zijn naar een diepgaande ervaring en hun reis als een soort bedevaart ervaren. Ze zijn op zoek naar persoonlijke transformatie en genezing en geven blijk van een kijk op spiritualiteit die net als die van de Native American Church zowel door genezing als transformatie wordt gekenmerkt.

Beatriz Labate en Rosa Melo schrijven over de verhouding tussen een georganiseerde ayahuascareligie, de União do Vegetal (UDV), en wetenschappelijk onderzoek. De UDV is actief betrokken bij het onderzoek naar de therapeutische eigenschappen van Hoasca, de term die zij gebruiken voor het drankje. Dit hoofdstuk is een recensie van een boek dat ze hebben gepubliceerd en een reflectie op hun motieven om dat te doen, en het laat zien hoe de wetenschap zowel wordt gevormd door de overtuigingen van de groep en tegelijkertijd die overtuigingen ontwikkelt. De wetenschappelijke inzichten versterken het wereldbeeld van de groep.

Een ouder essay van Walter Pahnke en William Richards, dat werd opgediept en herdrukt uit een tijd toen het gebruik van psychedelica nog niet illegaal was, laat de beloftes zien die deze stoffen ooit inhielden voor de wetenschap en de maatschappij en weerspiegelt daarmee het idealisme dat voortkwam uit de psychedelische wetenschap van de jaren 60. Het anekdotische hoofdstuk dat volgt is een vervlochten persoonlijke geschiedenis van Zalman Schachter-Shalomi en Stanley Krippner. Het laat een interessant beeld zien van het tijdperk en een aantal van haar sleutelfiguren.

Vervolgens lezen we drie hoofdstukken over de echtheid van psychedelisch mysticisme. Roger Walsh stelt dat deze ervaringen authentiek zijn en dat psychedelica, onder sommige omstandigheden en door bepaalde personen, gebruikt kunnen worden om een mystieke staat van bewustzijn te bereiken. Ralph Hood duikt dieper in de wetenschap van het meten van mysticisme en laat zien dat het, met de meest uitgebreide evaluatieschalen die we hebben ontwikkeld, onmogelijk is om psychedelisch mysticisme van andere typen mysticisme te onderscheiden. In een prachtig essay probeert Dan Merkur de mystieke ervaring in kaart te brengen, waarbij hij laat zien dat de ervaring gekleurd wordt door geloofsovertuigingen (‘beliefs’) en over- of bovengeloof (‘overbeliefs’), een bijzonder inzichtelijke term die hij leent van William James. Hij stelt dat dergelijke interpretatie je wegleidt van de kern van de mystieke ervaring en dichter brengt bij de culturele omgeving waarin je handelt.

David Steindl-Rast brengt een soortgelijke stelling. De mystieke kern van religie is volgens hem overal hetzelfde en lokale interpretaties hebben de neiging om religie te verstarren en de beleefde ervaring te herleiden tot dogmatisch moralisme. Volgens hem daagt de mystieke ervaring altijd de religieuze status quo uit wanneer deze in dogmatisme is vervallen.

De volgende vier hoofdstukken kunnen worden gezien als interpretaties van de mystieke ervaring. Christopher Bache vertelt een zeer persoonlijk verhaal over zijn ervaring met dood en wedergeboorte onder de invloed van psychedelica, en heeft het over de inzichten en de groei die door deze ervaringen mogelijk werden gemaakt. Hier wordt vervolgens op voortgegaan door Anthony Bossis, die onderzoek doet naar het gebruik van psilocybine en de mystieke ervaring om existentiële nood te verlichten bij stervende mensen, waarbij hij stelt dat de betekenis die door spiritualiteit wordt verstrekt essentieel is om vrede te hebben met je eigen dood.

In een kort essay geeft Thomas Robert een overzicht van het werk rond de perinatale theorie van Stanislav Grof, die in het volgende hoofdstuk schrijft over de invloed van psychedelica op het gebied van wetenschap en therapie. Dit hoofdstuk staat op een lijn met dat van Steindl-Rast, omdat het laat zien hoe de psychedelische ervaring bepaalde dogmatische delen van de academische wereld door elkaar schudt en nieuwe inzichten kan brengen.

Het voorlaatste hoofdstuk van David Yaden en Andrew Newberg gaat over transcendente ervaringen die zonder psychedelica worden teweeggebracht en over de andere klassieke manieren waarop veranderde bewustzijnsstaten kunnen worden bereikt. Ze concentreren zich op het ontluikende gebied van niet-invasieve hersenstimulatie en laten zien hoe zulke technieken een radicale ommekeer zullen teweegbrengen in de manier waarop we denken over spiritualiteit aan de ene kant en genezing en therapie aan de andere kant.

In het laatste hoofdstuk gaat Robert Fuller dieper in op de argumenten voor en tegen de authenticiteit van chemische verlichting, en stelt dat de argumenten tegen dit idee slechts deels waar zijn. Vervolgens verbindt hij deze discussie aan die rondom de legaliteit van psychedelica en hun spirituele toepassingen. Hij sluit het boek af met een oproep tot spirituele volwassenheid, en laat zien dat we een bepaalde vorm van spiritualiteit slechts kunnen beoordelen op de manier waarop mensen erdoor veranderen en de mate waarin deze transformatie goed voor hen persoonlijk en voor de samenleving als geheel is.

Al met al biedt dit tweede deel stof tot nadenken. Het toont zowel de mogelijkheden als de grenzen van psychedelische spiritualiteit en zet ons aan om te blijven zoeken naar een beter begrip van zowel de psychedelische ervaring als van bewustzijn in het algemeen. Veel essays benadrukken of gaan er impliciet van uit dat de mystieke ervaring de gemeenschappelijke kern is voor alle religies, wat al vaker is gezegd, maar de literatuur die dit idee bekritiseert is hier opmerkelijk afwezig.

De twee delen geven samen een overzicht van en een reflectie op de verschillende manieren waarop psychoactieve stoffen werden en worden gebruikt binnen een spirituele en religieuze context. Het is de meest uitvoerige academische publicatie over dit onderwerp tot nu toe en zal de komende jaren veel invloed hebben op de discussies erover.

Seeking the Sacred with Psychoactive Substances (Volume 2) Read More »

[Boekrecensie] Seeking the Sacred with Psychoactive Substances (Volume 2)

Ellens_fullSeeking the Sacred with Psychoactive Substances: Chemical Paths to Spirituality and to God, Volume 2: Insights, Arguments, and Controversies, geredigeerd door J. Harold Ellens, Praeger, 2014.

 Dit is het tweede en laatste deel van de recensie van deze publicatie in de Psychology, Religion and Spirituality Series uitgegeven door Praeger. Lees hier het eerste deel.

Waar het eerste deel bestaat uit historische voorbeelden en analyses, omvat het tweede deel een collectie essays die reflecteren op het recente onderzoek naar de spirituele aspecten van de psychedelische ervaring vanuit een groot scala van disciplines. Een aantal van de theoretische problemen die het onderzoek naar spirituele ervaringen door psychedelicagebruik met zich meebrengt worden ook aangekaart.

De eerste drie hoofdstukken zijn geschreven door wetenschappers die deel uitmaken van de Johns Hopkins-groep die onderzoek doet naar mystieke ervaringen veroorzaakt door psilocybine. William Richards reflecteert op de problemen met het bestuderen van mystieke ervaringen in een klinische omgeving en hoe entheogenen een optie zijn om deze ervaringen beter te begrijpen. Hij laat zien dat ze onderdeel kunnen zijn van een genezingsprogramma voor patiënten die lijden aan angst voor de (nabije) dood, verslaving, depressie of angsten. Hij gaat ook in op een van de terugkerende thema’s in dit deel: de vraag of de mystieke ervaringen die voortkomen uit het gebruik van psychedelica wel authentiek zijn. Robert Jesse en Roland Griffiths geven een overzicht van het onderzoek dat aan Johns Hopkins is gedaan met meer dan 200 vrijwilligers met verschillende achtergronden. Ze gaan in op de relatie tussen de mystieke ervaring en de langetermijneffecten ervan op persoonlijkheid en de zelfverklaarde spirituele significantie van de ervaring.

Er zijn ook een aantal antropologische essays over het gebruik van psychedelica in moderne religieuze en sjamanistische settings. Joseph Calabrese analyseert het therapeutische gebruik van peyote in de Native American Church, en laat zien hoe bewustzijnsverandering voor de Navajo diep verbonden is met het spirituele en het therapeutische. Dit komt vaker voor bij niet-Westerse culturen. Evgeni Fotiou geeft een overzicht van de redenen waarom mensen naar de Amazone reizen om deel te nemen aan een ayahuascaretraite, en laat zien dat zulke toeristen op zoek zijn naar een diepgaande ervaring en hun reis als een soort bedevaart ervaren. Ze zijn op zoek naar persoonlijke transformatie en genezing en geven blijk van een kijk op spiritualiteit die net als die van de Native American Church zowel door genezing als transformatie wordt gekenmerkt.

Beatriz Labate en Rosa Melo schrijven over de verhouding tussen een georganiseerde ayahuascareligie, de União do Vegetal (UDV), en wetenschappelijk onderzoek. De UDV is actief betrokken bij het onderzoek naar de therapeutische eigenschappen van Hoasca, de term die zij gebruiken voor het drankje. Dit hoofdstuk is een recensie van een boek dat ze hebben gepubliceerd en een reflectie op hun motieven om dat te doen, en het laat zien hoe de wetenschap zowel wordt gevormd door de overtuigingen van de groep en tegelijkertijd die overtuigingen ontwikkelt. De wetenschappelijke inzichten versterken het wereldbeeld van de groep.

Een ouder essay van Walter Pahnke en William Richards, dat werd opgediept en herdrukt uit een tijd toen het gebruik van psychedelica nog niet illegaal was, laat de beloftes zien die deze stoffen ooit inhielden voor de wetenschap en de maatschappij en weerspiegelt daarmee het idealisme dat voortkwam uit de psychedelische wetenschap van de jaren 60. Het anekdotische hoofdstuk dat volgt is een vervlochten persoonlijke geschiedenis van Zalman Schachter-Shalomi en Stanley Krippner. Het laat een interessant beeld zien van het tijdperk en een aantal van haar sleutelfiguren.

Vervolgens lezen we drie hoofdstukken over de echtheid van psychedelisch mysticisme. Roger Walsh stelt dat deze ervaringen authentiek zijn en dat psychedelica, onder sommige omstandigheden en door bepaalde personen, gebruikt kunnen worden om een mystieke staat van bewustzijn te bereiken. Ralph Hood duikt dieper in de wetenschap van het meten van mysticisme en laat zien dat het, met de meest uitgebreide evaluatieschalen die we hebben ontwikkeld, onmogelijk is om psychedelisch mysticisme van andere typen mysticisme te onderscheiden. In een prachtig essay probeert Dan Merkur de mystieke ervaring in kaart te brengen, waarbij hij laat zien dat de ervaring gekleurd wordt door geloofsovertuigingen (‘beliefs’) en over- of bovengeloof (‘overbeliefs’), een bijzonder inzichtelijke term die hij leent van William James. Hij stelt dat dergelijke interpretatie je wegleidt van de kern van de mystieke ervaring en dichter brengt bij de culturele omgeving waarin je handelt.

David Steindl-Rast brengt een soortgelijke stelling. De mystieke kern van religie is volgens hem overal hetzelfde en lokale interpretaties hebben de neiging om religie te verstarren en de beleefde ervaring te herleiden tot dogmatisch moralisme. Volgens hem daagt de mystieke ervaring altijd de religieuze status quo uit wanneer deze in dogmatisme is vervallen.

De volgende vier hoofdstukken kunnen worden gezien als interpretaties van de mystieke ervaring. Christopher Bache vertelt een zeer persoonlijk verhaal over zijn ervaring met dood en wedergeboorte onder de invloed van psychedelica, en heeft het over de inzichten en de groei die door deze ervaringen mogelijk werden gemaakt. Hier wordt vervolgens op voortgegaan door Anthony Bossis, die onderzoek doet naar het gebruik van psilocybine en de mystieke ervaring om existentiële nood te verlichten bij stervende mensen, waarbij hij stelt dat de betekenis die door spiritualiteit wordt verstrekt essentieel is om vrede te hebben met je eigen dood.

In een kort essay geeft Thomas Robert een overzicht van het werk rond de perinatale theorie van Stanislav Grof, die in het volgende hoofdstuk schrijft over de invloed van psychedelica op het gebied van wetenschap en therapie. Dit hoofdstuk staat op een lijn met dat van Steindl-Rast, omdat het laat zien hoe de psychedelische ervaring bepaalde dogmatische delen van de academische wereld door elkaar schudt en nieuwe inzichten kan brengen.

Het voorlaatste hoofdstuk van David Yaden en Andrew Newberg gaat over transcendente ervaringen die zonder psychedelica worden teweeggebracht en over de andere klassieke manieren waarop veranderde bewustzijnsstaten kunnen worden bereikt. Ze concentreren zich op het ontluikende gebied van niet-invasieve hersenstimulatie en laten zien hoe zulke technieken een radicale ommekeer zullen teweegbrengen in de manier waarop we denken over spiritualiteit aan de ene kant en genezing en therapie aan de andere kant.

In het laatste hoofdstuk gaat Robert Fuller dieper in op de argumenten voor en tegen de authenticiteit van chemische verlichting, en stelt dat de argumenten tegen dit idee slechts deels waar zijn. Vervolgens verbindt hij deze discussie aan die rondom de legaliteit van psychedelica en hun spirituele toepassingen. Hij sluit het boek af met een oproep tot spirituele volwassenheid, en laat zien dat we een bepaalde vorm van spiritualiteit slechts kunnen beoordelen op de manier waarop mensen erdoor veranderen en de mate waarin deze transformatie goed voor hen persoonlijk en voor de samenleving als geheel is.

Al met al biedt dit tweede deel stof tot nadenken. Het toont zowel de mogelijkheden als de grenzen van psychedelische spiritualiteit en zet ons aan om te blijven zoeken naar een beter begrip van zowel de psychedelische ervaring als van bewustzijn in het algemeen. Veel essays benadrukken of gaan er impliciet van uit dat de mystieke ervaring de gemeenschappelijke kern is voor alle religies, wat al vaker is gezegd, maar de literatuur die dit idee bekritiseert is hier opmerkelijk afwezig.

De twee delen geven samen een overzicht van en een reflectie op de verschillende manieren waarop psychoactieve stoffen werden en worden gebruikt binnen een spirituele en religieuze context. Het is de meest uitvoerige academische publicatie over dit onderwerp tot nu toe en zal de komende jaren veel invloed hebben op de discussies erover.

[Boekrecensie] Seeking the Sacred with Psychoactive Substances (Volume 2) Read More »

Psychedelics and Acceptance and Commitment Therapy (ACT): A Process-Based Approach - September 15th