OPEN Foundation

Artikelen

Lezing Universiteit van Groningen: The comeback of psychedelic science

Op maandag 18 mei zal Joost Breeksema, de voorzitter van Stichting OPEN, een lezing geven aan de Universiteit van Groningen. Deze lezing wordt georganiseerd door het English lecture committee van studievereniging VIP (Psychologie Universiteit van Groningen), in samenwerking met Stichting OPEN.
VIP heeft een Facebook event gecreeërd met meer informatie over deze lezing.
THE COMEBACK OF PSYCHEDELIC SCIENCE
Discussing the therapeutic and mystical potential of psychedelics
When LSD was discovered in 1943, it was initially seen as a tool to mimic and understand psychosis. In the following years, psychedelics would be regarded as valuable instruments that could provide insight into otherwise inaccessible realms of the human mind. Pioneering Czech psychiatrist Stanislav Grof thought that ‘psychedelics, used responsibly and with proper caution, would be for psychiatry what the microscope is for medicine or the telescope for astronomy.’ Shortly after, however, psychedelics and related research were outlawed.
Recently a ‘psychedelic renaissance’ took off, ushering in a whole new phase of scientific investigation. Can psilocybin really help people overcome their fear of death? How does MDMA interact with the brain to heal heavily traumatized patients? Can psychedelics be used to treat addiction? And what role do mystical experiences play in all this?
In this lecture Joost Breeksema discusses past, present and future research directions, the latest scientific results and whether we really need science to understand the potential that psychedelic experiences offer.

Symposium over psychedelisch onderzoek aan Universiteit Utrecht

Op donderdag 7 mei organiseert studievereniging Brainwave (Neurowetenschappen Universiteit Utrecht) in samenwerking met Stichting OPEN een symposium over wetenschappelijk onderzoek naar psychedelica.

Sprekers:

Leon Kenemans – Professor Psychofarmacologie Universiteit Utrecht.

Mendel Kaelen – PhD student Imperial College Londen en bestuurslid Stichting OPEN.

Joost Breeksema – Voorzitter Stichting OPEN en harm reduction expert.

Barbara van Zwieten-Boot – College ter Beoordeling van Geneesmiddelen.

Leon Kenemans zal beginnen met een algemeen overzicht van de werking van verschillende psychoactieve stoffen in het brein. Joost Breeksema zal vervolgens het onderwerp psychedelica introduceren en op basis van historisch en huidig onderzoek beargumenteren waarom hedendaags onderzoek naar dit soort middelen zo interessant en relevant is. Hierna zal Mendel Kaelen dieper ingaan op de werking van psychedelica in het brein. Onder andere aan de hand van  studies die de afgelopen jaren zijn gedaan aan Imperial College Londen, waar hij momenteel promotieonderzoek doet naar hersenmechanismen van LSD en de effecten van LSD op muziekperceptie. Vervolgens zal Barbara van Zwieten-Boot spreken over de risico’s van bepaalde medicijnen. Tot slot zal er een debat plaatsvinden tussen de sprekers en zal er ook ruimte zijn voor vragen vanuit het publiek.

Studievereniging Brainwave heeft een Facebook event aangemaakt waar men zich kan aanmelden voor dit symposium. Mensen zonder Facebook kunnen zich aanmelden via de volgende link.

De voertaal zal deels Engels en deels Nederlands zijn. Mendel Kaelen en Joost Breeksema zullen in het Engels spreken. Leon Kenemans en Barbara van Zwieten-Boot zullen Nederlands spreken.

[Interview] Peter Gasser droomt van verder onderzoek met groepsessies

Het eerste LSD-onderzoek met menselijke proefpersonen van het nieuwe tijdperk van psychedelisch onderzoek werd uitgevoerd in Zwitserland door psychiater en psychotherapeut Peter Gasser. Zijn onderzoek, dat werd gesponsord door MAPS, heeft veelbelovende resultaten opgeleverd voor de behandeling van angst bij terminale patiënten. In dit interview reflecteert dr. Gasser op de methodologie en resultaten van het onderzoek en over toekomstperspectieven.

Kunt u kort uw carrière beschrijven, en wat u heeft gedreven om psychedelisch onderzoek te doen?

Toen ik aan het eind van de jaren ’80 werd opgeleid tot psychiater en psychotherapeut kwam ik voor het eerst met psychedelische drugs in aanraking. Op dat moment waren er in Zwitserland vijf therapeuten die de toestemming hadden om te werken met MDMA en LSD, en ik onderging eerst een behandeling en liet me vervolgens opleiden tot psycholytisch therapeut. Op die manier kwam ik erachter dat psychedelica erg nuttig kunnen zijn, niet alleen voor mijzelf, maar ook voor de patiënten. In 1992 werd ik lid van de Zwitserse Artsenvereniging voor Psycholytische Therapie, en in 1996 werd ik voorzitter van deze vereniging – dat ben ik vandaag de dag nog steeds. Met de vereniging hebben we een aantal keren geprobeerd om toestemming te krijgen om onderzoeksprojecten met psychedelica op te zetten. In 2000 probeerden we toestemming te krijgen om depressieve patiënten met psilocybine te behandelen, maar dit project werd niet goedgekeurd door de ethische commissie, dus moesten we het laten varen. In 2004 kreeg een van onze leden toestemming om MDMA te gebruiken om PTSS-patiënten te behandelen. En in 2007 kreeg ik toestemming om LSD te gebruiken om patiënten te behandelen die leden aan kanker of andere terminale ziektes en worstelden met angst en/of depressie. Dit onderzoek vond plaats tussen 2007 en 2011, en we zijn nog steeds onze resultaten aan het publiceren.

Hoe bent u geïnteresseerd geraakt in de behandeling van angst bij levensbedreigende ziektes?

In 2006 hielden we in Zwitserland een conferentie naar aanleiding van de 100e verjaardag van Albert Hofmann. Aan het eind van deze conferentie hebben we een open brief naar een aantal overheden in Europa gestuurd met een dringend verzoek om wetenschappelijk onderzoek met LSD weer toe te staan. Het Zwitserse ministerie van volksgezondheid heeft daadwerkelijk met een brief gereageerd, waarin stond dat als aan de ethische en wetenschappelijke voorwaarden werd voldaan, zij toestemming voor zo’n studie zouden geven. Dus we vroegen ons af wat voor onderzoek we zouden kunnen doen, en kwamen erachter dat er in de jaren ’60 onderzoek had plaatsgevonden naar LSD voor de behandeling van angst bij kankerpatiënten, met erg goede resultaten. Stanislav Grof, bijvoorbeeld, heeft over dit onderwerp gepubliceerd. Dus we dachten dat we dit onderzoek weer konden oppikken waar het gestopt was. Aan de andere kant vonden we dat patiënten met levensbedreigende aandoeningen echt een vrij snelle benadering nodig hadden voor hun probleem. Ze hebben geen tijd voor lange psychotherapeutische processen, en ik denk dat LSD een goed instrument is om snel uit te monden bij de kernvragen die in het psychotherapeutisch proces naar boven komen.

U verwijst naar voorgaande onderzoeken, zoals die van Grof, en in een van uw artikelen stelt u dat “het huidige LSD-onderzoek ontworpen werd om voorgaande bevindingen te evalueren aan de hand van recente onderzoeksmethodologie.” Wat is precies het verschil in methodologie vergeleken met vorige onderzoeken?

In de ogen van de overheid is dit een drugsonderzoek, maar persoonlijk zie ik het als een psychotherapeutisch onderzoek. Daarom moesten we een dubbelblind, placebo gecontroleerd, gerandomiseerd onderzoeksontwerp hebben. In de jaren ’60 was dit niet de gouden standaard voor dit soort onderzoek. Dus we moesten hedendaagse procedures volgen die het mogelijk maken om de drug wetenschappelijk te evalueren.

Kijkend naar de methodologie wordt er in het artikel een onderscheid gemaakt tussen de psycholytische en de psychedelische benadering. Klopt het om te stellen dat u ervoor koos om ergens tussen beide te blijven, maar meer neigt naar de psychedelische methode? Met andere woorden: u gebruikt de psychedelische benadering maar gebruikt een iets kleinere dosis LSD?

Ik hou persoonlijk niet zo van dit onderscheid tussen psycholytisch en psychedelisch, wat meer een historisch dan methodologisch relevant onderscheid is. Voor mij is het belangrijk dat er een psychotherapeutisch proces gaande is. We hebben normale, verbale psychotherapeutische sessies met de patiënten, en we integreren de psychedelische ervaringen in dat proces. De dosering die we gaven was gematigd, 200 µg, wat op een bepaalde manier inderdaad tussen psychedelisch en psycholytisch in ligt als je kijkt naar dergelijke procedures in de jaren ’60. Maar ik denk dat het belangrijkste punt is om deze sessies aan het psychotherapeutische proces toe te voegen, om de patiënten erop voor te bereiden en ze achteraf hulp te bieden om de LSD-ervaringen te integreren. Psychedelische therapie in de 60er jaren ging meer om het toedienen van hoge doseringen van de drug en er maar van uit gaan dat de piekervaringen die dit bij de patiënten opleverde ervoor zorgden dat de verandering vanzelf optrad. Ik denk dat psychotherapie noodzakelijk is voor de integratie van de ervaring, maar ik zou niet zeggen dat onze aanpak daardoor “psycholytisch” is. Het hangt meer tussen beide in, en misschien moeten we een nieuwe term bedenken, iets meer in de trend van “therapie met psychoactieve drugs”, of iets in die geest.

Kunt u de omgeving beschrijven die u voor de patiënten had opgezet?

We probeerden te zorgen voor een ietwat meditatieve setting, waar slechts de patiënt en twee therapeuten, een vrouwelijke collega en ikzelf, aanwezig waren. Er waren geen slaapmaskers of koptelefoons, maar we draaiden wel muziek, afgewisseld met stilte, voor ongeveer de helft van de tijd. De stilte stond het innerlijke proces toe om zich te ontwikkelen, terwijl de muziek er soms was om dit te begeleiden. De patiënten konden zelf bepalen of ze hun ogen open hielden of wilden sluiten. We ontmoedigden meestal lange discussies. We waren beschikbaar voor de patiënten en ze konden met ons praten, maar we stelden voor om het meeste praten te bewaren voor de volgende dag: praten gaat traag en het innerlijke proces voltrekt zich vrij snel. Slechts één patiënt prefereerde het om het oogmasker een tijdje op te houden, de rest van de patiënten wisselde af tussen open en gesloten ogen. De sessies vonden plaats op mijn kantoor, en de sessieruimte was comfortabel ingericht met kaarsen, bloemen en gordijnen om het daglicht te dimmen. Dus de setting was niet gemedicaliseerd, maar er was vijf minuten verderop een ziekenhuis in geval van nood.

Was u tevreden met de gekozen aanpak, of denkt u dat er ruimte is voor verbetering of verdere experimenten met andere benaderingen?

Persoonlijk zou ik graag behandelen in groepsverband, omdat ik denk dat groepsessies efficiënter zijn dan individuele behandelsessies. Dit biedt de mogelijkheid voor een groepsproces, voor interactie met anderen in het laatste gedeelte van de sessie, en er is ook een soort groepsenergie die anders is dan in een individuele setting. Dat zouden we in de toekomst graag doen. Ook hebben een aantal patiënten aangegeven dat ze meer LSD-sessies hadden gewild, en ik ben het met ze eens. Het feit dat we er slechts twee hadden had te maken met onderzoeksredenen, maar het zou beter zijn om er meer te hebben.

In het artikel heeft u het over het hoge aantal hevige emotionele ervaringen bij patiënten, en u suggereert dat dit de meest efficiënte therapeutische trigger in het onderzoek is.

Ja, we hebben een piekervaring vragenlijst gebruikt, welke liet zien dat sommigen van de patiënten echt mystieke ervaringen hadden – maar de meesten van hen hadden deze niet, ook al waren ze erg tevreden met hun sessies en hadden ze het gevoel dat het een positief effect heeft gehad. Dus we vroegen ons af wat het therapeutische principe van deze therapie zou kunnen zijn, en ik zou zeggen dat het iets te maken heeft met emotionele opening en het verbreden van de visie, om het geheel van het bestaan in een bredere context te zien, niet alleen op cognitief, maar ook op emotioneel gebied. Soms moesten we moeilijke emotionele processen doorlopen, zoals angst en wanhoop en dergelijke. Maar ik denk dat het van grote hulp kan zijn om dit soort moeilijke emoties te doorlopen in een veilige en ondersteunende omgeving. In die zin zou ik liever de nadruk op het emotionele proces leggen dan op het idee dat het noodzakelijk is om een mystieke ervaring te hebben. Mocht die plaatsvinden, dan is dat natuurlijk prima, het is erg nuttig en dierbaar voor diegenen die ze ervaren, maar ik denk niet dat het noodzakelijk is om vooruitgang te boeken in de therapie.

Hoe omschrijft u het verschil tussen emotionele piekervaringen en volledige mystieke ervaringen?

De elementen van een mystieke ervaring zijn precies gedefinieerd in de vragenlijst over bewustzijnsstaat. Als iemand een score van meer dan 60% heeft voor alle elementen, wordt de ervaring mystiek genoemd. Maar los daarvan denk ik dat een mystieke ervaring een gevoel van grote eenheid is met jezelf, met de mensen om je heen en met alles wat er bestaat en het heelal. Het is een ervaring van eenheid die niet is gebonden aan een religie. Niet alle patiënten hadden dat soort ervaringen. Sterke of piek emotionele ervaringen zijn meer afhankelijk van de persoon, haar geschiedenis, persoonlijkheid en individuele levenssituatie.

Denkt u dat het belangrijk is om de biologische mechanismen te achterhalen, of is dit van secundair belang voor u?

Ik ben geen onderzoeker – ik ben een therapeut – dus dat is secundair voor mij. Voor mij is het ’t meest belangrijk om te zien dat het werkt, en de vraag naar waarom het werkt en wat er precies in de hersenen gebeurt komt op de tweede plaats. Ik denk dat je de therapie kan doen zonder te weten wat er gebeurt in termen van bijvoorbeeld neurotransmitters. Maar het is op wetenschappelijk niveau natuurlijk op zichzelf heel interessant.

Het resultaat van uw onderzoek lijkt veelbelovend te zijn: alle patiënten hebben een duidelijke verbetering ervaren. Kunt u beschrijven op wat voor manier de LSD-ervaring invloed heeft gehad op de patiënten?

Ze waren in zekere zin meer ontspannen. Hoewel hun leven op een relatief korte termijn werd bedreigd door een ziekte, zeiden ze dat ze zich meer relaxed voelden. Dit is niet slechts een oppervlakkig gevoel van opluchting, zoals het ontspannen van gespannen spieren. Het bevindt zich op een meer existentieel niveau. Ze voelden dat het echt hun geest had verruimd, en dat is wat ze echt waardeerden aan deze therapie. Veel van hen zeiden dat ze leerden bepalen wat er echt toe deed, wat echt belangrijk voor hen is gedurende de tijd die ze nog hebben, en wat ze wilden en niet wilden doen met deze beperkte hoeveelheid tijd.

Het artikel stelt ook dat de resultaten van uw studie “vlakker” zijn dan die uit voorgaand onderzoek op hetzelfde gebied, wat “drastische” verbetering opleverde bij ongeveer 1/3e van de patiënten, “gematigde verbetering” bij nog eens 1/3e, en totaal geen verbetering bij het resterende 1/3e. In uw studie hebben alle patiënten een significante en blijvende verbetering ervaren. Hoe verklaart u dit verschil?

Ten eerste, de resultaten die we hebben verkregen met slechts 12 patiënten kunnen niet gegeneraliseerd worden, daar was onze sample te klein voor. Dus misschien zijn onze bevindingen niet significant. Misschien was het feit dat niemand drastische verbeteringen had, maar ook niemand de therapie afdeed als ineffectief, slechts een kwestie van toeval. Aan de andere kant denk ik dat wat we doen dichter ligt bij standaard psychotherapie dan bij klassieke psychedelische therapie, waar patiënten een hogere dosering nemen en de ervaring heftiger is, maar waar het resultaat misschien niet zo langdurig is. Met de gematigde doseringen die wij toedienen is de ervaring misschien niet zo dramatisch maar zijn de effecten duurzamer. Ik denk dat we niet op zoek zijn naar heftige veranderingen zoals de voorgaande onderzoekers, maar meer naar duurzame veranderingen.

Een ander opmerkelijk resultaat was de verlaagde score voor angst als karaktertrek, welke op de lange termijn was gebleven. Betekent dit dat deze mensen een stabiele verandering richting een minder angstige persoonlijkheid hebben ervaren?

Ja, dit lijkt het geval te zijn. Toen we een lange termijn evaluatie van onze resultaten maakten, herhaalden we ook de vragenlijst over angst, en hadden we nog steeds dezelfde resultaten als vlak na de LSD-sessies. Dus we kunnen zeggen dat de patiënten over het algemeen minder angstig waren, niet alleen ten opzichte van angst als gemoedstoestand, wat meer afhankelijk is van iemands huidige situatie, maar ook ten opzichte van angstdispositie, wat te maken heeft met de structuur van persoonlijkheid. Dit is uitzonderlijk, in de zin dat we slechts twee LSD-sessies met iedere patiënt hadden uitgevoerd, en er alsnog een grote verandering is voltrokken in de houding van de patiënten.

Dit resultaat is interessant omdat het impliceert dat dit soort behandelingen potentieel een grotere populatie zou kunnen helpen, niet slechts patiënten met levensbedreigende ziektes.

Ja, natuurlijk, daar ben ik het mee eens. We hebben deze populatie gekozen omdat, zoals ik al zei, het onderzoek al eerder gedaan was, en we een specifieke groep moesten kiezen om het onderzoek uit te kunnen voeren. Maar ik denk dat er veel mensen zijn die baat zouden kunnen hebben bij dit soort therapie buiten een specifieke groep patiënten. Ook gaat dit niet alleen om angst. We hebben angst gemeten omdat het makkelijk te meten is, maar deze therapie heeft invloed op de gehele persoonlijkheid.

U had het over vorig onderzoek door Stanislav Grof, die een van de weinige modellen van de psychedelische ervaring heeft ontwikkeld, met een sterke nadruk op perinatale ervaringen, dat hij ook heeft gebruikt in zijn werk met terminale patiënten. Was u geïnteresseerd in het testen van dit model voor uw onderzoek?

Nee, we hebben dit niet geverifieerd, om meerdere redenen. Ik denk dat het een interessant model is, maar het is ook een soort hypothese. Het is Grof zijn systeem, zijn manier van kijken naar wat er gebeurt, en ik denk dat men kan kijken naar wat er gebeurt met een ander uitgangspunt. We leggen niet zoveel nadruk op het verifiëren van theorieën, dat is niet ons doel. Ook past Grofs theorie niet zo goed binnen mijn persoonlijke therapeutische achtergrond, die minder psychoanalytisch is.

In een vorig interview vertelde Matthew Johnson van de Johns Hopkins University ons dat angst bij terminale patiënten een van de eerste toepassingen zou kunnen zijn waarvoor een behandeling met psychedelica legaal beschikbaar zou worden. Hij suggereerde dat dit binnen slechts een tiental jaar in de VS zou kunnen gebeuren. Deelt u dit optimisme?

Nee. Ik denk dat we op dit moment in een geweldig tijdperk voor psychedelisch onderzoek leven, omdat er veel gaande is over de hele wereld, of tenminste in een aantal landen. Het is mijn hoop dat we op de rand staan van een echte herstart van psychedelisch onderzoek. Desalniettemin is dit geen mainstream proces. Ik bedoel, we zijn op dit moment blij dat we verder kunnen, maar er zijn nog obstakels te overwinnen om deze therapieën tot gemeengoed te maken. Er is bijvoorbeeld geen toekomstperspectief voor LSD als voorgeschreven medicijn. In het beste scenario zou LSD misschien van Schedule I naar Schedule II of III verplaatst kunnen worden, wat betekent dat iemand een uitzondering kan krijgen voor behandeling onder bepaalde voorwaarden. Maar dan zou het slechts beschikbaar zijn voor uitzonderlijke gevallen. Om er een standaardbehandeling van te maken, zou je een reële mogelijkheid moeten hebben om mensen met LSD te behandelen, buiten wetenschappelijke onderzoeksvoorwaarden om. En de hele weg van onderzoek naar behandeling af gaan, zodat je de drug niet meer hoeft te registeren, is best lastig. Dus ik weet niet of Matthew Johnson gelijk heeft, maar als het zo is, en ik het mis heb, zou ik erg gelukkig zijn. Met MDMA ligt het iets anders. MAPS is echt bezig om MDMA tot voorgeschreven medicijn te maken. En misschien zou binnen tien jaar PTSS regulier behandeld kunnen worden met MDMA. Maar ik denk dat dit niet het geval zal zijn met psychedelische drugs als psilocybine of LSD.

Uw studie was het eerste LSD-onderzoek met menselijke proefpersonen in decennia. Hoe verklaart u het feit dat, hoewel LSD een ‘klassiek’ psychedelicum is, het zo lang duurde voordat het terug een vooraanstaand middel werd in deze tweede golf van psychedelisch onderzoek?

Ik denk dat het voornamelijk komt omdat LSD bij verre de moeilijkste reputatie heeft. LSD is echt “de hippiedrug”, de drug van de tegencultuur. Deze reputatie is echt een groot obstakel dat LSD ervan weerhoudt om weer een medicijn te worden. Er zijn heel veel vooroordelen tegen LSD, en ik denk dat dat de belangrijkste reden is. De tweede reden is de duur van de ervaring. LSD duurt vrij lang, wat betekent dat het veel menselijke middelen vergt om ermee te werken. Je moet bereid zijn om een volle dag met een enkele patiënt te werken, wat het moeilijker maakt om ermee te werken dan met MDMA of psilocybine.

Zwitserland lijkt erg productief binnen het psychedelische onderzoek in Europa. Hoe verklaart u dit?

Ik denk dat Zwitserland een zekere onderzoekstraditie heeft, met name op het gebied van drugs en verslaving. Zoals u misschien weet was het in de jaren ’90 een van de eerste landen die heroïne gaven aan verslaafden, en ik denk dat het binnen deze context makkelijker is om toestemming te krijgen voor drugsonderzoek. Ook is Zwitserland een klein land, waar persoonlijk contact makkelijker en belangrijker is. En tot slot, met oog op mijn eigen LSD-onderzoek, zou ik kunnen zeggen dat geluk een belangrijke factor is. We waren de juiste mensen op de juiste plek op het juiste moment. Als de ethische commissie ons geen toestemming had gegeven voor dit onderzoek, was hun oordeel definitief geweest, je kan niet zomaar nog een poging wagen en op succes hopen. Dus ik denk dat ik op precies het juiste moment een aanvraag heb gedaan.

Zou het ook iets te maken kunnen hebben met de nalatenschap van Albert Hofmann? Het eerste nieuwe onderzoek naar LSD vond plaats in Zwitserland, het land waar het werd ontdekt…

Misschien is dat ook een factor. Albert Hofmann heeft altijd een goede reputatie gehad in Zwitserland, hij was erg bekend en een onderzoeker met hoog aanzien. Maar ik denk niet dat dit een doorslaggevende reden was in de goedkeuring van het onderzoek.

Heeft u nog plannen voor toekomstig psychedelisch onderzoek dat u zou willen uitvoeren?

Om het moment heb ik geen plan voor psychedelisch onderzoek, omdat ik in een privékliniek werk en geen onderzoeker ben aan een universiteit. Ik zou graag weer onderzoek doen, maar alleen met een lijn naar een academische institutie en een onderzoeksteam. In de acht jaar dat ik mijn onderzoek deed, is het steeds moeilijker geworden om nieuw psychedelisch onderzoek te beginnen, omdat de beperkingen op onderzoek op mensen over het algemeen toenemen, dus voor mensen zoals ik die op een praktijk werken, is er bijna geen kans om onderzoek te doen. Daarvoor zou ik een band met een universiteit moeten hebben. Ik heb wel wat connecties, maar er staat geen specifiek project op de planning. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de financiering.

Als u absolute vrijheid zou hebben, wat voor soort psychedelisch onderzoek zou u dan willen doen?

Dat is een goede vraag. Ik zou graag dat soort vrijheid hebben! Ik zou twee dingen doen. Ik zou een traininggroep beginnen voor onderzoekers, om jonge academici op te leiden die zijn geïnteresseerd in dit werk, zodat ze kunnen leren hoe ze psychedelische therapie moeten uitvoeren, en we een volgende generatie van psychedelische therapeuten zouden hebben die getraind zouden zijn, die op een legale manier ervaring zouden hebben opgedaan, en die erover zouden kunnen praten. Ten tweede zou ik verder gaan met dit onderzoek met terminale patiënten. Mijn onderzoek was slechts een pilotstudie met 12 patiënten. Ik zou graag hetzelfde doen met 30 of 50 mensen, in groepen, alleen om te laten zien dat statistisch significante resultaten verkregen kunnen worden die de efficiëntie van deze methode bewijzen. Dat zijn mijn twee dromen.

Tweede deel van door OPEN samengesteld special issue gepubliceerd

cdarcover

Eind vorige maand publiceerden we het eerste deel van een special issue van het wetenschappelijk tijdschrift CDAR, waarin de heilzame effecten van psychedelica bij de behandeling van verslaving werden besproken. Ondertussen is het tweede deel gepubliceerd met drie extra artikelen over dit onderwerp.

In het eerste artikel stelt Robin Mackenzie dat er te weinig aandacht wordt besteed aan de mogelijkheid om psychedelica te gebruiken om iemands leven zowel als dood positief te beïnvloeden. Ze beweert dat neurowetenschappelijk onderzoek te vaak de focus legt op het genezen van ziektes en aandoeningen. Mackenzie pleit daarentegen voor cognitieve vrijheid en stelt dat de neurowetenschappen de potentiële rol van psychedelica binnen ‘menselijke groei’ en welzijn zou moeten belichten.

Mitch Liester overloopt de turbulente geschiedenis van LSD, van haar oorspronkelijke functie als ‘psychotomimeticum’ (een middel dat psychose-achtige bewustzijnstoestanden nabootst) en als farmacologisch hulpmiddel voor ‘verslaafde’ patiënten tot haar wijdverbreide associatie met de massale counterculture van de jaren ’60. Liester biedt een overzicht van de farmacologische en neurobiologische eigenschappen van LSD en een gedetailleerde fenomenologie van haar subjectieve effecten. De auteur stelt dat het tijd is voor een onpartijdige herevaluering van het potentieel van LSD als farmacologisch hulpmiddel in de verslavingszorg.

Verschillende onderzoeken aan de Johns Hopkins University hebben onlangs de aandacht gevestigd op het belang van de transcendentale en spirituele aspecten van de psychedelische ervaring. Deze studies schrijven een belangrijke rol toe aan mystieke ervaringen ter bevordering van algeheel welzijn, met meetbare positieve veranderingen in zowel het gedrag, de opvattingen en de waarden van gezonde deelnemers. Het grondig onderzoek dat Albert Garcia-Romeu en zijn collega’s uitvoerden aan dezelfde universiteit verstrekt een dieper inzicht in hoe door psilocybine geïnduceerde mystieke ervaringen zich laten toepassen binnen de context van een zware tabaksverslaving. Hun klinische pilotstudie toont aan dat het aantal gestopte gebruikers na een psilocybinebehandeling significant hoger ligt dan bij gebruikelijke behandelingen voor tabaksverslaving, wat stof biedt voor een belangrijke discussie over de toekomst van de verslavingszorg.

De artikelen zijn vrij toegankelijk en kunnen hier worden gevonden.

We zijn erg trots op het feit dat we deze artikelen met iedereen kunnen delen en willen graag alle auteurs en peer-reviewers bedanken die ons hebben geholpen om dit special issue samen te stellen.

Overzicht van de artikelen

Editorial (Thematic Issue: Introduction to ‘Beneficial Effects of Psychedelics with a Special Focus on Addictions’)
What Can Neuroscience Tell Us About the Potential of Psychedelics in Healthcare? How the Neurophenomenology of Psychedelics Research Could Help us to Flourish Throughout Our Lives, as Well as to Enhance Our Dying
A Review of Lysergic Acid Diethylamide (LSD) in the Treatment of Addictions: Historical Perspectives and Future Prospects
Psilocybin-Occasioned Mystical Experiences in the Treatment of Tobacco Addiction

Special issue samengesteld door OPEN gepubliceerd in wetenschappelijk tijdschrift

cdarcoverStichting OPEN kondigt met gepaste trots aan dat we twee special issues hebben samengesteld van het wetenschappelijk tijdschrift CDAR (Current Drug Abuse Reviews). De titel van de twee nummers is ‘Beneficial Effects of Psychedelics with a Special Focus on Addictions’.

Het idee voor dit special issue ontstond tijdens de Interdisciplinary Conference on Psychedelic Research, door OPEN georganiseerd in 2012. Dit special issue van CDAR is een interdisciplinaire bundeling over het onderwerp psychedelica en geestelijke gezondheid, waarin een speciale focus ligt op de toepassing van psychedelica bij drugsmisbruik en verslaving. Daarnaast wordt er ook kritisch gekeken naar enkele wijdverspreide aannames over psychedelica, en nieuwe ideeën en suggesties voor toekomstig onderzoek geïntroduceerd.

In het eerste artikel, bekritiseren Beatriz Labate en Kenneth Tupper de instrumenten van de moderne sociale wetenschappen. Ze reflecteren op het Amazonische brouwsel ayahuasca, wat snel aan populariteit wint, zowel bij individuen die geinteresseerd zijn in de effecten als bij wetenschappers die het plantenmengsel onderzoeken. Kijkend naar het steeds verder uitbreidende interdisciplinaire veld van ayahuasca studies, betwijfelen Tupper en Labate de mogelijkheid van absolute objectiviteit bij het bestuderen van ayahuasca en andere psychedelica. Ze kijken ook naar hoe psychedelica in het algemeen worden gezien en hoe deze conceptualisaties het huidige onderzoek en de wetenschappers zelf beinvloeden.

Hoe moet men omgaan met mensen die een moeilijke ervaring hebben na inname van een psychedelicum? Is het mogelijk om dergelijke negatieve ervaringen te transformeren in heilzame ervaringen? Deze vragen staan centraal in het artikel van Maria Carvalho en haar collega’s. De auteurs geven een gedetailleerde beschrijving van hoe een toegankelijke dienst die ‘compassievolle zorg’ biedt aan bezoekers van een muziekfestival, kan bijdragen aan het beperken van negatieve effecten die het gevolg zijn van de inname van psychedelica in een onbekende en sterk stimulerende omgeving. Hun artikel laat zien hoe een interventie die principes van harm reduction, risk reduction en crisis intervention combineert, de onbedoelde negatieve neveneffecten van recreatief gebruik van (psychedelische) drugs effectief kan aanpakken. Dit vergroot de kennis over de na- en voordelen van veranderde bewustzijnstoestanden – niet slechts degene die door psychedelica worden geinduceerd – voor zowel individuen als professionele zorgverleners.

In de eerste golf van wetenschappelijke interesse in psychedelica in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw, werd veel onderzoek gedaan naar hun effecten op alcoholisme. Michael Winkelman’s artikel evalueert het historisch bewijs van de veiligheid en effectiviteit van verschillende psychedelica die toen gebruikt werden in de behandeling van middelenafhankelijkheid. De auteur geeft ook een overzicht van de mogelijke werkingsmechanismen die de effectiviteit van deze behandelingen kunnen verklaren. Vanwege de veiligheid van psychedelica en het beperkte succes van de huidige behandelmethoden bij verslaving, pleit Winkelman dat medische professionals een morele plicht hebben om behandelingen met psychedelica verder te onderzoeken.

Terwijl de neurowetenschappen zich steeds verder ontwikkelen, kijken meer en meer onderzoekers naar het potentieel van psychedelica als middel om de hersenmechanismen te begrijpen die verantwoordelijk zijn voor de specifieke effecten. Samuel Turton’s artikel geeft een uniek inzicht in de subjectieve ervaringen van deelnemers aan een onderzoek. Hij beschrijft de fenomenologie van de ervaringen van 15 deelnemers in een fMRI-scanner na intraveneuze toediening van psilocybine.

De Braziliaanse neurowetenschapper Rafael Guimarães dos Santos draagt bij aan dit special issue met een grondig review over hoe het potente maar weinig onderzochte psychedelicum Salvinorine A effectief zou kunnen zijn als farmacologisch middel bij de behandeling van verslaving aan stimulanten. In zijn artikel geeft hij een overzicht van de beschikbare data over κ-opioïd receptoragonisten en hun werkingsmechanismen in dierstudies. Hiermee geeft hij een nieuw perspectief op de potentiele effectiviteit van dit psychedelicum in de behandeling van verslaving aan psychostimulanten als amfetamine en cocaine.

Het volgende deel van het special issue zal artikelen bevatten van Mitch Liester, Robin MacKenzie en Albert Garcia-Romeu, Roland Griffiths en Matthew Johnson.

De artikelen zijn hier gratis te downloaden.

Overzicht van de artikelen:

Editorial (Thematic Issue: Introduction to ‘Beneficial Effects of Psychedelics with a Special Focus on Addictions’)

Ayahuasca, Psychedelic Studies and Health Sciences: The Politics of Knowledge and Inquiry into an Amazonian Plant Brew

Crisis Intervention Related to the Use of Psychoactive Substances in Recreational Settings – Evaluating the Kosmicare Project at Boom Festival

Psychedelics as Medicines for Substance Abuse Rehabilitation: Evaluating Treatments with LSD, Peyote, Ibogaine and Ayahuasca

A Qualitative Report on the Subjective Experience of Intravenous Psilocybin Administered in an fMRI Environment

Salvinorin A and Related Compounds as Therapeutic Drugs for Psychostimulant-Related Disorders

Boekrecensie: A Different Medicine, Postcolonial Healing in the Native American Church

adifferentmedicineA Different Medicine, Postcolonial Healing in the Native American Church, Joseph D. Calabrese, Oxford University Press, 2013

Deze studie is het resultaat van twee jaar veldwerk bij de Navajo in New Mexico. De auteur heeft naast een antropologische ook een klinische achtergrond, en combineerde het veldwerk gedurende een jaar met werk in een kliniek gericht op het ondersteunen van Native American jongeren met een drugs- en/of alcoholprobleem. Deze unieke combinatie van antropologie en klinische psychologie mondt uit in een ‘klinische etnografie’, waarbij de auteur het gebruik van peyote binnen de Native American Church analyseert. Hij onderzoekt enerzijds de plaats die peyote inneemt binnen de cultuur en de symboliek binnen het ritueel, en anderzijds de toepassing ervan binnen een klinisch traject waarbij jongeren worden geholpen om hun verslaving te overwinnen met behulp van rituelen.

Het eerste deel van het boek, ongeveer een derde van het geheel, gaat in op de methodiek en de theoretische onderbouwing die noodzakelijk is om naar genezingspraktijken in andere culturen te kijken. Voor niet-antropologen is dit zeer verhelderend, omdat het goed laat zien met welke problemen een onderzoeker wordt geconfronteerd als de gebruiken binnen een bepaalde cultuur sterk afwijken van de gebruiken die hij of zij gewend is. De belangrijkste onderwerpen die in dit deel aan bod komen zijn de gevaren van etnocentrisme en de noodzaak van zelfreflectie, maar onder deze noemer worden ook enkele spannende ideeën besproken die ons begrip van therapie verbreden. De nadruk op hoe een therapie is ingebed in de cultuur en mythologie roept tegelijkertijd vragen op over hoe dit al dan niet in onze eigen cultuur gebeurt.

Calabrese stelt dat bij de Navajo (en vele andere traditionele culturen die psychoactieve stoffen op een rituele wijze gebruiken) concepten als psychofarmacologie en psychologie niet als zodanig bestaan en zij dus niet denken in termen van deze twee onderscheiden wetenschapsgebieden. Ook is de symboliek binnen de rituelen verbonden met de bredere culturele mythologie, waardoor het helingsproces wordt ingebed in een algemene verhaallijn die op iedereen van toepassing is. In het Westen is deze zogeheten therapeutische ‘emplotment’ vaker gericht op een wetenschappelijk model van de psyche, of op een persoonlijk verhaal dat richting dient te geven aan het helingsproces.

Door ons bewust te worden van onze culturele vooroordelen in een dialectiek met andere culturen, kunnen we anderen én onszelf beter leren begrijpen. Calabrese probeert dan ook empathie opwekkende teksten te schrijven die bijdragen aan een beter begrip van de ander en daardoor van onszelf. Door zijn onderzoek te richten op het gebruik van psychoactieve stoffen binnen een genezingsritueel dat tegelijkertijd spiritueel van aard is, hoopt Calabrese aan te tonen dat gangbare visies op het gebruik van dergelijke middelen aan herziening toe zijn. In plaats van een focus op wie welke stoffen tot zich neemt, pleit hij voor een analyse die zich richt op de manier waarop dergelijke stoffen worden gebruikt binnen een bredere culturele context, en op de vraag of die wel of niet nuttig of helend kan zijn.

In het tweede deel gaat Calabrese dieper in op de symboliek binnen de rituelen van de Native American Church. Eerst bespreekt hij de geschiedenis van deze kerk en de manier waarop zij door de geschiedenis steeds opnieuw verkeerd is begrepen (als heidens ritueel of als een excuus om drugs te gebruiken). Vervolgens behandelt hij achtereenvolgens de visie van leden van de kerk met betrekking tot peyote, de aard van de ceremonie, de rol die de kerk speelt in de socialisatie en het scheppen van onderlinge banden. Ook de manier waarop de ceremonies binnen de Native American gezondheidszorg zijn ingebed komt aan bod.

De leden van de kerk beschouwen peyote zowel als medicijn als als geest. Sommigen leggen de nadruk meer op de ene interpretatie, anderen juist meer op de andere, waardoor er geen eenvormig begrip is te onderkennen. Calabrese benadrukt de persoonlijke relatie die mensen hebben met peyote en bevestigt hiermee dat persoonlijke interpretaties mogelijk blijven. Deels passen deze interpretaties in de bredere (niet exclusief Native American Church aanhangende) Navajocultuur, en deels zijn ze uniek voor deze kerk.

De ceremonie zelf is gericht op heling en het ritueel ondersteunt dit proces door middel van de vele symbolen die centraal staan. Door te reflecteren op de symbolen, te communiceren met het medicijn of de geest van peyote, en door de transformatieve kracht van de ervaring zien mensen hun eigen leven in het licht van de mythologie van dood en wedergeboorte waarbinnen hun heling betekenis krijgt. Het therapeutische proces is minder gericht op de relatie therapeut/patiënt en meer op de persoonlijke relatie die een persoon aangaat met het medicijn binnen een rituele context.

De leden van de kerk zien de ceremonies ook als een vorm van socialisatie, waarbij familiebanden en vriendschappen worden versterkt. Kinderen worden al op vroege leeftijd meegebracht indien ze daar zelf interesse in hebben. Hier bestaat binnen de Westerse/christelijke cultuur veel weerstand tegen, maar Calabrese laat zien dat het na decennia nog steeds niet is aangetoond dat er enige negatieve gevolgen zijn verbonden aan het gebruik van peyote door jonge mensen binnen de kerk. Peyote wordt gezien als een kracht die helpt bij het versterken van de onderlinge banden en die mensen stimuleert om ethisch te leven. Het speelt ook een rol in de opvoeding en ontwikkeling van jonge Navajo. Er zijn bijvoorbeeld speciale ceremonies om hen te ondersteunen bij de uitdagingen die zij tegenkomen in hun reguliere opleiding, waarbij men als groep bidt om hen te helpen.

De Native American Church ceremonie heeft zelfs een plaats gekregen binnen officieel goedgekeurde behandelmethoden bij jongeren die problemen hebben met drugsgebruik. Dit terwijl peyote officieel op een lijst staat van drugs die geen medische toepassing hebben. Calabrese heeft in zijn werk aan de kliniek gezien hoe het ritueel jongvolwassenen met een dergelijke problematiek ondersteunt in hun helingsproces, en merkt tegelijkertijd op dat door de officiële goedkeuring van het gebruik de bureaucratische machine grip krijgt op de vorm van het ritueel; het moet bijvoorbeeld specifiek gericht zijn op het behandelen van verslaving bij één of meerdere jongeren in plaats van een meer algemeen ritueel zoals bij de reguliere diensten van de kerk.

Met dit boek pleit Calabrese voor een herwaardering van culturele pluriformiteit ten opzichte van de geestelijke gezondheidszorg. Door personen die als patiënt worden geholpen te verbinden met een gebruik uit hun eigen traditie, wordt een waardevol aspect van hun genezingsproces aangesproken. Met name jongeren met alcohol- en drugsproblemen krijgen door de peyoteceremonies een praktisch voorbeeld van het omgaan met een psychoactieve stof op een manier die niet destructief en in veel gevallen zelfs helend is. Tegelijkertijd verbindt het hen opnieuw met hun ouders en familie en herstelt het banden die eerder waren verbroken. Door te erkennen dat er meerdere wegen zijn die helpen in het helingsproces, laat Calabrese het algemeen heersende culturele etnocentrisme en de ideologische vooroordelen zien die ons vaak belemmeren op een heldere manier na te denken over het traditionele gebruik van psychoactieve stoffen in andere culturen.

Al met al is dit boek een uitstekende toevoeging aan de bestaande literatuur over de Native American Church, met name doordat het probeert om culturele vooroordelen aan te kaarten en te vermijden, zodat een analyse kan ontstaan vanuit wederzijds respect. Dit is niet alleen van belang voor het gebruik van een krachtig psychedelisch middel, maar ook om de negatieve impact van het kolonialisme aan het licht te brengen en een wereld te voorzien waarin de pijn die nog steeds leeft onder Native Americans kan worden overwonnen en geheeld.

Koop dit boek via bookdepository.com en ondersteun daarmee Stichting OPEN

Gebruik psychedelica geassocieerd met verminderde psychische klachten en suïcidaliteit

A8_thumbnail_500x400In een onderzoek waarvan de resultaten eerder deze maand zijn gepubliceerd is een relatie gevonden tussen het gebruik van klassieke psychedelica en verminderde psychische klachten en suïcidaliteit [fusion_builder_container hundred_percent=”yes” overflow=”visible”][fusion_builder_row][fusion_builder_column type=”1_1″ background_position=”left top” background_color=”” border_size=”” border_color=”” border_style=”solid” spacing=”yes” background_image=”” background_repeat=”no-repeat” padding=”” margin_top=”0px” margin_bottom=”0px” class=”” id=”” animation_type=”” animation_speed=”0.3″ animation_direction=”left” hide_on_mobile=”no” center_content=”no” min_height=”none”][1]. In de studie werden de gegevens van 191.382 Amerikanen opgenomen die tussen 2008 en 2012 deel hadden genomen aan het jaarlijks afgenomen bevolkingsonderzoek ‘National Survey on Drug Use and Health’ (NSDUH) [2]. Hendricks en zijn onderzoeksteam vergeleken de mate van psychologisch welbevinden in personen die wél of niet werden geclassificeerd als gebruikers van psychedelica. Om als gebruiker van klassieke psychedelica geclassificeerd te kunnen worden, diende de persoon aangegeven te hebben dat hij of zij minstens één keer in zijn of haar leven ayahuasca, mescaline, LSD, peyote of San Pedro en/of psilocybine heeft gebruikt. Om uit te sluiten dat de verschillen tussen de groep gebruikers en niet-gebruikers verklaard konden worden door een andere factor dan het gebruik van klassieke psychedelica, werd er statistisch gecontroleerd voor de demografische variabelen leeftijd, geslacht, etnische achtergrond, opleidingsniveau, jaarlijks inkomen, burgerlijke stand, zelfbenoemde mate van risicogedrag en illegaal drugsgebruik. Hoewel er op basis van deze studie geen uitspraak gedaan kan worden over causaliteit, sluiten de resultaten wel aan bij eerdere onderzoeken waaruit blijkt dat psychedelica mogelijk een gunstige invloed kunnen hebben op diverse factoren die van invloed zijn op suïcidaliteit [3]. Geschat wordt dat er momenteel ongeveer 7% van de wereldbevolking lijdt aan een psychische stoornis [4]. De resultaten van deze studie zijn een veelbelovend antwoord op de oproep van de Action Alliance for Suicide Prevention (2014) om meer onderzoek te richten op nieuwe interventies die de kans op suïcide verkleinen.


 
[1] Hendricks et al. (2015).
[2] Dit bevolkingsonderzoek wordt uitgevoerd door de ‘United States Department of Health and Human Services’. Met de gegevens uit het onderzoek wordt een schatting gemaakt van de prevalentie van drugsgebruik en psychologische stoornissen.
[3] Een uitgebreid overzicht van eerder onderzoek is te vinden in de derde en vierde paragraaf van het artikel van Hendricks et al. (2015).
[4] Op basis van een schatting van de Wereldgezondheidsorganisatie (2015) dat er wereldwijd ongeveer een half miljard personen lijden aan een psychische stoornis en dat de wereldbevolking momenteel uit ongeveer 7.2 miljard personen bestaat (United States Census Bureau, 2015).
 
Referenties
Hendricks, P. S., Thorne, C. B., Clark, C. B., Coombs, D. W., & Johnson, M. W. (2015). Classic psychedelic use is associated with reduced psychological distress and suicidality in the United States adult population. Journal of Psychopharmacology. [Abstract]
National Action Alliance for Suicide Prevention: Research Prioritization Task Force (2014). A prioritized research agenda for suicide prevention: An action plan to save lives. National Institute of Mental Health and the Research Prioritization Task Force, Rockville, Maryland.
United States Census Bureau (2015). U.S. and World Population Clock. As retrieved on January 17. from http://www.census.gov/popclock/
World Health Organization (2001). The World health report 2001: Mental health: New understanding, new hope. Geneva, Switzerland: World Health Organization[/fusion_builder_column][/fusion_builder_row][/fusion_builder_container]

Duurzame positieve invloed van LSD in de behandeling van angst bij terminale patiënten

LSD_clinical_trial_bottle_small

Eerder berichtten we over het eerste onderzoek naar LSD met menselijke proefpersonen sinds meer dan veertig jaar, dat in Zwitserland werd uitgevoerd door Peter Gasser en zijn team. Een vervolgstudie op dit onderzoek [1], gebaseerd op kwalitatieve interviews met deelnemers, wijst op duurzame positieve resultaten van de behandeling.

De oorspronkelijke – dubbelblinde en placebogecontroleerde – studie werd uitgevoerd op een onderzoeksgroep van twaalf proefpersonen, waarvan er uiteindelijk negen de volledige studie doorliepen, inclusief het opvolgingsgesprek na twaalf maanden. De deelnemers, die allen terminaal ziek waren, ondergingen zes tot acht psychotherapeutische sessies zonder drug, en twee LSD-ervaringen waarin ze werden begeleid door twee cotherapeuten. De vier proefpersonen aan wie aanvankelijk de actieve placebo van 20µg LSD toegediend werd, kregen aan het einde van het onderzoek de mogelijkheid om twee LSD-sessies met experimentele doses van 200µg te ondergaan. Drie onder hen maakten gebruik van deze optie, en namen alsnog deel aan de kwalitatieve interviews.

Alle deelnemers hadden blijk gegeven van aanzienlijke gevoelens van angst en/of depressie in verband met hun levensbedreigende ziekte. Allen gaven te kennen dat ze belangrijke positieve effecten van de therapie ondervonden op lange termijn, onder andere een verminderde ongerustheid, minder angst voor de dood, en een verbeterde levenskwaliteit. Een bijkomstig gunstig resultaat van de behandeling was het feit dat de meesten ook van positieve veranderingen in hun persoonlijkheid gewaar werden, wat een subjectieve bevestiging zou kunnen zijn van de kwantitatieve metingen van angst als persoonskenmerk (‘trait anxiety’, te vergelijken met ‘state anxiety’, angst als gemoedstoestand) die werden gerapporteerd. Deze metingen voor angst als persoonskenmerk zakten significant na de LSD-sessies, en bleven laag bij het vervolgonderzoek na twaalf maanden [2].

In hun subjectieve beschouwing van de LSD-sessies beschreven de patiënten een betere toegang tot hun emoties te hebben en tot gevoelens van catharsis. In verband met hun korte levensprognose meldden ze dat ze dankzij LSD hun emoties intenser konden aanvoelen en gemakkelijker konden uitdrukken. De interviews suggereren dat de patiënten voordeel haalden uit deze intense emotionele ervaring. LSD stelde hen ook in staat om zichzelf en hun moeilijke situatie in een nieuw en breder perspectief te zien. “Sterven is even gewoon of ongewoon als het leven zelf,” zei een patiënt. “Ik moet alleen even wennen aan het idee en het proces.” De patiënten meldden ook drastische veranderingen in hun emoties tijdens of tussen de twee sessies. Dit begon meestal met ‘negatieve’ gevoelens in verband met hun levenssituatie, zoals angst, depressie en wanhoop. Deze negatief beleefde emotionele toestand veranderde naar een positieve staat die werd beleefd met een voordien ongekende intensiteit, en die minstens tot een jaar na de sessies voortduurde. Ondanks het feit dat de deelnemers lichamelijk zwaar ziek waren ondervond geen enkele onder hen negatieve gevolgen van de psychedelische sessies.

Een ander interessant aspect is de gekozen methode. Twee verschillende benaderingen zijn voortgekomen uit de eerste onderzoeksgolf met LSD in de jaren 1950-1970. Bij psycholytische therapie, die vooral in Europa werd gebruikt, ondergingen patiënten een groot aantal op psychoanalytische principes gebaseerde psychotherapeutische sessies, met lage tot middelhoge doses LSD (50-100 µg). De psychedelische benadering daarentegen beoogde het veroorzaken van mystieke- of piekervaringen bij patiënten door hen hoge doses (200-500 µg) toe te dienen in een beperkt aantal sessies. Deze laatste methode werd meer in de VS gebruikt en is totnogtoe de enige die werd gebruikt in het behandelen van angst bij terminale patiënten.

In de Zwitserse studie sloot de gekozen methode nauw aan bij deze psychedelische benadering, maar met een relatief lage dosering. Het kader was ook ietwat losser dan in de traditionele psychedelische benadering, waar de proefpersoon bijna de hele tijd een oogscherm ophield en met een koptelefoon naar muziek luisterde. De ervaringen die de deelnemers aan deze studie op die manier beleefden kunnen beschreven worden als piekervaringen, maar voldoen niet aan de criteria voor volledige mystieke ervaringen. Deze twee soorten ervaringen zijn zeer gelijkaardig. Bij piekervaringen vervagen de grenzen van het ‘ik’, maar lossen ze niet helemaal op zoals bij mystieke ervaringen. Het intellectueel vermogen is ook minder aangetast, waardoor er meer interactie tussen patiënt en therapeuten mogelijk is dan in de traditionele psychedelische benadering. Het lijkt erop dat zulke piekervaringen hierbij het belangrijkste psychologische werkingsmechanisme zijn, en dat ze veel belangrijker zijn dan de cognitieve en psychodynamische ervaringen die ook veel voorkomen bij het toedienen van LSD.

De benadering die bij deze Zwitserse studie gehanteerd werd levert duidelijk voordelen op, onder andere het feit dat ze de resultaten voor alle deelnemers lijkt te normaliseren. In vorige studies met psychedelica voor het behandelen van angst bij terminale patiënten, die tijdens de eerste onderzoeksgolf werden uitgevoerd, was het typische resultaat een drastische verbetering bij ongeveer een derde van de proefpersonen, een gematigde verbetering bij een ander derde, en geen enkele significante verandering bij het overige derde [3]. Opmerkelijk genoeg ondervond in deze studie elke patiënt een significante verbetering, al werd die door niemand als ‘drastisch’ ervaren. Dit resultaat maakt verdere studie zeker wenselijk, vooral wat betreft de ontwikkeling van verschillende therapeutische benaderingen in het kader van psychedelische therapie.


 
[1] Gasser, P., Kirchner, K., & Passie, T. (2014).
[2] Gasser, P., Holstein, D., Michel, Y., Doblin, R., Yazar-Klosinski, B., Passie, T., & Brenneisen, R. (2014).
[3] Kurland, A.A. (1985).
 
Referenties
Gasser, P., Kirchner, K. & Passie, T. (2014). LSD-assisted psychotherapy for anxiety associated with a life-threatening disease: A qualitative study of acute and sustained subjective effects. Journal of Psychopharmacology, 29(1), 57-68. [Abstract]
Gasser, P., Holstein, D., Michel, Y., Doblin, R., Yazar-Klosinski, B., Passie, T., & Brenneisen, R. (2014). Safety and Efficacy of Lysergic Acid Diethylamide-Assisted Psychotherapy for Anxiety Associated With Life-threatening Diseases. The Journal of Nervous and Mental Disease, 202(7), 513–520. [Abstract]
Kurland, A.A. (1985). LSD in the supportive care of the terminally ill cancer patient. Journal of Psychoactive Drugs, 17(4), 279–290. [Link to full text]

[Interview] Matthew Johnson: "Psychedelische therapie mogelijk beschikbaar binnen een decennium"

Matthew Johnson maakt deel uit van het team dat aan de Johns Hopkins universiteit onderzoek uitvoert met psilocybine op een verscheidenheid aan gebieden, van mystieke ervaringen tot het behandelen van angst bij terminale patiënten en verslaving. Matthew’s persoonlijke focus ligt op het behandelen van verslaving, en zijn meest recente wetenschappelijke publicatie ging over zijn onderzoek naar het gebruik van psilocybine om te stoppen met roken. Hij sprak met Stichting OPEN over zijn studies en de toekomst van het wetenschappelijk onderzoek naar psychedelica.

Hoe bent u in psychedelisch onderzoek terechtgekomen? Was dit een oude droom, of eerder een toevalligheid?

Het was een beetje allebei. Zo’n 15 jaar geleden, toen ik aan het promoveren was, was het mijn hoop om ooit onderzoek te gaan doen met psychedelische middelen, maar ik verwachtte dat het meerdere decennia zou duren voordat ik zover zou zijn. Gelukkig kwam ik toen te weten dat de begeleider van mijn postdoctoraal onderzoek, Roland Griffiths, bezig was met psilocybine-onderzoek. Dit ontdekte ik tijdens mijn interview voor een postdoctorale betrekking, en vervolgens heb ik mijn uiterste best gedaan om op die kar te springen. Sindsdien ben ik al die jaren hier op de faculteit gebleven.

Hoe raakte u geïnteresseerd in dit onderwerp?

Het ging mij om de vragen die psychedelica met zich meebrengen. Die zeer brede, interessante, filosofische vragen die mij intens bezighielden. Toen ik ongeveer 19 of 20 was raakte ik erg geïnteresseerd in de hele literatuur over psychedelica en in de vroegere onderzoeken naar deze middelen. De vragen over de verhouding tussen geest en lichaam, de precieze aard van de geest… Wij hebben geen afdoende antwoorden op die vragen, maar psychedelische stoffen lijken wel een uitstekend uitgangspunt voor wie ermee bezig is.

Heeft u soms tips voor mensen die graag een soortgelijke carrière willen uitbouwen?

Het belangrijkste advies is om een opleiding te volgen in een gebied dat je de mogelijkheid geeft om onderzoek te gaan doen: je kan een diploma geneeskunde halen, of een doctoraat om onderzoeker te worden op een of ander deelgebied van de neurowetenschappen of de psychologie. Ik zou aanraden om een domein te kiezen dat mooi aansluit bij onderzoeksgebieden en onderwerpen die meer mainstream zijn. Een onderzoeker vindt niet makkelijk een baan waarbij hij of zij zich uitsluitend kan bezighouden met psychedelica. Zelf bestudeer ik bijvoorbeeld verslaving in het algemeen, de acute effecten van drugs, de aard van verslaving en verslavingsbehandeling. Dit sluit nauw aan bij mijn interesse voor psychedelica in de behandeling van verslaving. Dat andere gedeelte van mijn werk kan mijn baan dus ondersteunen, terwijl de focus op psychedelica alleen dit niet zou kunnen. Dus: kies voor iets mainstream dat een doorsnede heeft met je interesse voor psychedelica.

Over naar het onderzoek dat u hebt uitgevoerd: uw laatste publicatie ging over uw studie over het gebruik van psilocybine in combinatie met cognitieve gedragstherapie bij de behandeling van tabaksverslaving. De resultaten zien er veelbelovend uit: het artikel geeft een succespercentage aan van 80% voor de beperkte onderzoeksgroep. Wat zou het werkingsmechanisme kunnen zijn dat mensen helpt om van hun verslaving af te raken wanneer ze met psychedelica worden behandeld?

Tot nu toe zijn er aanwijzingen voor psychologische werkingsmechanismen. De mensen geven bijvoorbeeld aan dat ze na de sessies met psilocybine gemakkelijker beslissingen nemen die op lange termijn voordelig zijn voor hen, en dat ze minder geneigd zijn beslissingen te nemen gebaseerd op hedonistische verlangens op korte termijn. Ze geven ook aan een toename in hun zelfredzaamheid te ervaren, dat wil zeggen hun vertrouwen in hun vermogen om gestopt te blijven. Een flink aantal deelnemers hadden (wat ze zelf beschouwden als) spirituele of zeer betekenisvolle ervaringen. Al deze psychologische aspecten vindt men terug in verslavingstherapieën. Het is al lang een bekend gegeven dat mensen aangeven dat spirituele ervaringen of inzichten hen ertoe hebben gebracht om een verslaving te overwinnen. Wij vermoeden dat er ook biologische mechanismen aan het werk zijn die we nog niet hebben onderzocht; daar beginnen we nu pas aan, in de volgende fase van de studie. Ik geloof dat het antwoord uiteindelijk vele aspecten zal raken en dat er zowel psychologische als biologische mechanismen blootgelegd zullen worden.

Hoe zit het met de 3 personen (op 15) die er niet in slaagden om te stoppen met roken? Heeft u daar een verklaring voor?

Die mensen hadden meestal minder betekenisvolle ervaringen tijdens hun sessies met psilocybine. Het aantal deelnemers was relatief klein, dus hoeden we ons voor al te harde conclusies. Het lijkt erop dat mensen die tijdens de sessies ervaringen hadden die op persoonlijk of spiritueel vlak minder betekenisvol waren, ook minder succes boekten op lange termijn. Dit komt overeen met gegevens die we in andere psilocybine-studies hebben verzameld. De aard van de ervaring, en dan vooral de positieve, mystieke aard ervan, lijkt een goede voorspeller te zijn voor positieve, lange-termijn veranderingen op het gebied van persoonlijkheid.

Denkt u dat als deze interessante resultaten op grotere schaal kunnen worden bevestigd, dit soort therapie algemeen toegankelijk kan worden? En zo ja, hoelang zou dit kunnen duren?

Dat geloof ik inderdaad. Ik denk dat het minstens tien jaar kan duren, ik hoop niet veel langer dan dat. Het onderzoek met psilocybine in de Verenigde Staten is verder gevorderd wat betreft de behandeling van kankergerelateerde angst en depressie. We verwachten dat in de VS de eerste goedkeuring door de Food and Drug Administration van psilocybine als voorgeschreven geneesmiddel er waarschijnlijk zal komen voor kankergerelateerde angst. Maar als de resultaten positief blijven, verwachten we dat een indicatie voor verslavingen snel zou kunnen volgen. Ik denk dat het zeker mogelijk is. We hopen erop dat behandelingen buiten een onderzoekscontext verspreid kunnen worden, en dat psilocybine wordt goedgekeurd voor gebruik op voorschrift. We geloven dat dit in klinieken zou kunnen plaatsvinden, een beetje zoals ambulante chirurgische ingrepen. De patiënten zouden dus niet met psilocybine naar huis worden gestuurd, zo van “neem twee van deze pilletjes en bel me morgenvroeg op”. Er zou voorbereiding bij komen kijken, net zoals dat in ons onderzoek gebeurt. Een screening, gevolgd door voorbereidende gesprekken met professionele medewerkers, en uiteindelijk een of meerdere sessies van een hele dag, waarbij de persoon ’s morgens aankomt en rond 5 of 6 uur ’s avonds weer vertrekt. Ze zouden naar huis gaan met een vriend of een naast familielid, bijna net zoals het geval is in de procedures voor ambulante chirurgie.

Zouden artsen een speciale vergunning nodig hebben om zoiets te mogen uitvoeren?

Ja, ze zouden een gespecialiseerde opleiding nodig hebben, een soort certificaat in de basisprincipes voor het uitvoeren van dit soort sessies. De procedures die gehanteerd worden in de huidige studies met psilocybine zijn zeer doeltreffend, dus het zou er ongeveer uitzien zoals nu, met gelijkaardige veiligheidsvoorzorgen.

U heeft ook onderzoek uitgevoerd dat specifiek ging over mystieke ervaringen. Alles lijkt erop te wijzen dat zulke ervaringen die worden opgewekt door middel van psychedelica niet kunnen worden onderscheiden van spontane of natuurlijke mystieke ervaringen. Wat zijn hier de implicaties van, en wat betekent dit voor het wetenschappelijk onderzoek?

Ik denk dat dit vele perspectieven biedt. Het zal lang duren eer we hier het volledige potentieel van doorgronden – en misschien komen we er nooit aan toe. Het meest interessante is misschien wat dit ons kan vertellen over de biologie van natuurlijk voorkomende ervaringen. Zelfs wanneer ze zonder het gebruik van een uitwendig middel tot stand komen, kan het zijn dat er op inwendig vlak iets zeer gelijkaardigs gebeurt. Dr. Strassman heeft gespeculeerd dat natuurlijk voorkomende dimethyltryptamine (DMT) verantwoordelijk zou kunnen zijn voor zulke buitengewone spontane ervaringen. We weten niet of dit daadwerkelijk het geval is, maar het klinkt zeker plausibel. Ik denk echter dat, indien we een gelijkaardige biologische oorzaak vinden voor natuurlijk voorkomende spirituele of mystieke ervaringen en psychedelisch veroorzaakte ervaringen in het algemeen, dit diepgaande filosofische implicaties zou hebben voor de manier waarop we de algemene menselijke ervaring beschouwen. Dit zou suggereren dat het hier altijd gaat om twee zijden van dezelfde medaille, niet om het uitgangspunt dat er een dualistische scheidingslijn bestaat tussen biologie en subjectieve ervaring.

Wat kunnen we volgens u leren van mystieke ervaringen, of welk voordeel kunnen we er uithalen? Kunnen ze nuttig zijn voor de hele samenleving?

Er wordt gespeculeerd dat de wereld er op vele manieren beter zou voorstaan als meer mensen zulke ervaringen hadden. Het is misschien wel wishful thinking om te geloven dat deze ervaringen per se de wereld zouden kunnen redden. Maar er valt wel wat te zeggen voor het idee dat, indien meer mensen authentieke ervaringen zouden beleven van openheid en verbondenheid met de rest van de mensheid, dit zeker een steentje zou kunnen bijdragen – ongeacht de manier waarop deze ervaringen worden opgewekt, door psychedelica, spontaan, of door het gebruik van andere technieken. Ik heb interesse voor de veronderstelling dat deze ervaringen kunnen leiden tot prosociaal gedrag, wat positief kan zijn voor de wereld in het algemeen, al ben ik voorzichtig. Ik zou zeker niet willen zeggen dat psychedelica wondermiddelen zijn waarmee de wereld kan worden gered. Wel lijkt het mogelijk dat ze, mits voorzichtig gebruikt in de juiste omstandigheden, kunnen bijdragen tot een algemene verhoging van het bewustzijnsniveau. Uiteindelijk zijn we met zijn allen afhankelijk van elkaar. We leven samen op deze planeet en we proberen eruit te raken hoe we uiteindelijk kunnen overleven en ons ontplooien. Ik geloof dat deze diepe mystieke ervaringen, hoe ze ook worden veroorzaakt, ons misschien in de juiste richting kunnen helpen.

Verschillende bronnen, waaronder ook de wetenschappelijke artikelen zelf, lijken te suggereren dat de deelnemers aan de studies naar mystieke ervaringen hoogopgeleid en intelligent waren, en een interesse hadden voor spiritualiteit. Geeft dit niet een vertekening die een generalisering naar de algemene bevolking in de weg kan staan?

Dat is een interessante en relevante vraag. Naargelang we meer studies gingen uitvoeren werd onze doelgroep steeds minder gespecialiseerd. In de eerste studie die Roland uitvoerde waren de deelnemers uit zichzelf al zeer geïnteresseerd in spiritualiteit, en onderhielden ze een of andere spirituele praktijk. In de volgende studies hebben we onze eisen op dat gebied afgezwakt, en de onderzoeksgroep staat nu dichter bij de algemene bevolking. Alvorens de deelnemers aan de studie beginnen, verzamelen we metingen van hun levenservaringen op het gebied van mystieke en soortgelijke effecten, met behulp van de mysticismeschaal van Hood. We hebben vastgesteld dat de mensen in onze latere studies veel lager scoorden dan in die eerste studie. In mijn studie over rookverslaving met 15 proefpersonen waren deze mensen heel ‘normaal’ in dat opzicht. Sommigen hadden interesse voor spiritualiteit, maar de meesten hadden geen buitengewoon sterke interesse op dat vlak. Wat betreft opleiding en intelligentie scoren onze proefpersonen meestal vrij hoog, maar ook hier neigen we naar een normalisering. In de studie over roken hadden we een onderwijzer, een meubelmaker, een kinderverzorgster, maar evengoed een advocaat, bijvoorbeeld. Dus sommigen onder hen hadden intellectuele beroepen, maar lang niet allemaal. Bovendien hebben we niet echt een verschil vastgesteld wat betreft de ervaringen van hoog intellectuele mensen of mensen met een hoge sociaaleconomische status tegenover mensen die dichter bij het gemiddelde staan.

Zijn er beduidende verschillen tussen middelen onderling, of draait alles rond het beleven van de psychedelische ervaring op zich, ongeacht het middel waardoor die ervaring veroorzaakt wordt?

Dat weten we nog niet. Het merendeel van de recente heropleving van wetenschappelijke interesse voor psychedelica vertaalde zich in studies met psilocybine. Onze veronderstelling wat betreft veel van deze onderzoeksvragen is dat gelijkaardige resultaten bereikt zouden worden met LSD, mescaline en de andere klassieke psychedelica. Maar dat is slechts een vermoeden. Wat we zeker weten is dat ze een gemeenschappelijke biologische werking hebben. Ik denk dat beide antwoorden mogelijk zijn. Als we ons onderzoek vergelijken met vroeger onderzoek met LSD, en als men deze getuigenissen over psilocybine vergelijkt met natuurlijk voorkomende ervaringen die niet door drugs werden veroorzaakt, dan ziet men een flink aantal gemeenschappelijke eigenschappen. Anderzijds weten we dat deze diverse psychedelische stoffen subtiel verschillende effecten hebben, ondanks het feit dat alle klassieke psychedelica inwerken op de serotonine 2A-receptor. We weten ook dat hun effecten op een aantal andere receptoren verschillend zijn, en dit verklaart waarschijnlijk sommige subtiele subjectieve verschillen die mensen aangeven. Soms zijn die persoonsgebonden: sommige mensen geven aan dat psilocybine bv. psychologisch milder is, terwijl LSD ruwer is, en andere mensen vinden net het tegenovergestelde. Dit zijn allemaal verhalen van anekdotisch of recreatief gebruik. Al deze vragen zouden in het lab bestudeerd moeten worden in dubbelblinde omstandigheden om deze ideeën echt hard te maken. Het is wel intrigerend om te weten dat, als psilocybine of een of meerdere van deze psychedelische substanties hun beloften waarmaken, we een hele catalogus hebben van honderden middelen die liggen te wachten. Dit dankzij al het werk dat Sasha Shulgin, David Nichols en anderen hebben verzet om tientallen stoffen te creëren die afgeleid zijn van de tryptamine- of de fenetylaminestructuur. Het gaat erg interessant worden om deze initiële studies met psilocybine op te volgen met een breed scala aan middelen. Het zou kunnen dat ze allen een vrij algemene werking hebben, maar – ik speculeer hier vrij – misschien is het mogelijk dat een van die andere tryptaminederivaten even doeltreffend is als psilocybine voor kankergerelateerde angst, maar misschien minder risico met zich meebrengt op acute moeilijke ervaringen. Misschien heeft het ene middel kortere of langdurigere effecten, op een manier die dat middel beter geschikt maakt voor een behandeling. Ik denk dat er veel potentieel is, en dat we nog in de kinderschoenen staan in het onderzoeken van deze dingen. We gaan dus nog spannende tijden tegemoet.

Weet u waarom psilocybine momenteel zo prominent aanwezig is?

Ja, ik denk dat onze groep aan Johns Hopkins en een aantal andere onderzoekers die in het laatste decennium de draad van het onderzoek weer hebben opgepikt, het gevoel hadden dat ze van LSD moesten afblijven. Wetende dat sommige mensen bij het horen over dit onderzoek een licht ontvlambare, sensatiegedreven reactie zouden hebben, leek LSD een slecht uitgangspunt, omdat het al de onrust over Tim Leary en de tegencultuur van de jaren ’60 weer zou aanwakkeren. In zekere zin was psilocybine vanuit politiek oogpunt veiliger omdat het niet het meest in het oog springende recreatief gebruikte psychedelicum van de jaren ’60 was – dat was vooral LSD. We weten ook dat psilocybine, naast LSD en mescaline, een van de klassieke psychedelica is die het meest onderzocht zijn tijdens de eerste onderzoeksperiode tussen de jaren ’50 en ’70. Bijgevolg was er een degelijke achtergrondkennis aanwezig over de toxicologie en de farmacologie ervan. Als we waren gestart met een nieuwe stof die nog nooit aan menselijke proefpersonen was toegediend, dan hadden we een groot aantal fundamentele veiligheidsproeven moeten uitvoeren op dieren en bij de voorbereidende studies met mensen. Psilocybine was dus een ideale kandidaat, en bovendien is de tijdsduur van het effect ervan vrij praktisch: vijf à zes uur. Het past dus iets gemakkelijker binnen een therapeutische werkdag dan de 10 à 12 uur durende ervaringen die men met LSD of mescaline kan hebben.

Onlangs zijn verscheidene oproepen verschenen voor een wetswijziging aangaande psychedelica (Nature Reviews Neuroscience in juni 2013, Scientific American in februari 2014). Zijn er concrete inspanningen gaande om deze middelen een of twee klassen [fusion_builder_container hundred_percent=”yes” overflow=”visible”][fusion_builder_row][fusion_builder_column type=”1_1″ background_position=”left top” background_color=”” border_size=”” border_color=”” border_style=”solid” spacing=”yes” background_image=”” background_repeat=”no-repeat” padding=”” margin_top=”0px” margin_bottom=”0px” class=”” id=”” animation_type=”” animation_speed=”0.3″ animation_direction=”left” hide_on_mobile=”no” center_content=”no” min_height=”none”][1] te verlagen, teneinde het onderzoek vlotter te laten verlopen?

De meest concrete inspanning zou zijn om over te gaan tot fase 3 proeven voor kankergerelateerde angst en depressie. Een aantal onderzoeksteams in de VS hebben hier al over gepraat, en we maken voorbereidingen om fase 3 onderzoeken aan te vatten nadat onze fase 2 studie en de studie aan de New York University afgewerkt zijn. We hebben alle deelnemers al gerekruteerd, dus dat kan snel gaan. Als fase 3 succesvol is op het vlak van veiligheid en doeltreffendheid, dan ontstaat de mogelijkheid om de classificatie te wijzigen binnen het huidige systeem, zeer specifiek voor één middel en één medische indicatie. De meeste opiniestukken waar u naar verwees hadden het echter over een bredere bezorgdheid, ongeacht of het fase 3 onderzoek al dan niet leidt tot de reclassering van een bepaalde substantie. Er wordt geopperd dat de classificatie van vele middelen in Schedule I, en de zware beperkingen die daarmee gepaard gaan, het klinisch ontwikkelingspotentieel van deze stoffen kan beperken. Een reden daarvoor is dat geen enkel farmaceutisch bedrijf interesse heeft in het ontwikkelen van deze stoffen, omdat ze als Schedule I geclassificeerd staan, waardoor het een slechte gok wordt om miljoenen dollars te investeren in de therapeutische ontwikkeling van een middel dat al onder de zwaarste beperkingen staat zonder hoop dat daar snel verandering in komt. De classificatie van een stof in Schedule I maakt het ook veel moeilijker om er onderzoek mee te doen in vergelijking met stoffen in andere schedules. Het is ironisch dat het soms veel moeilijker kan zijn om onderzoek te doen naar psilocybine of cannabis, die in de VS in Schedule I geclassificeerd staan, dan naar cocaïne, methamfetamine en vele opiaten, omdat die in Schedule II of nog minder restrictieve tabellen geclassificeerd staan. Dus zelfs als een bepaalde stof nog niet alle stappen heeft doorgemaakt om een klinische goedkeuring te verdienen, leeft toch het idee – waar ik het mee eens ben – dat het niveau van regulering te omslachtig is, en dat het systeem voorzichtig wetenschappelijk onderzoek naar deze verschillende stoffen niet voldoende aanmoedigt. In de psychiatrie bestaat het algemene gevoel dat we met vele conventionele behandelmethodes enigszins onze limiet hebben bereikt, en dat we dus meer moeten openstaan en een meer flexibel systeem moeten hebben om veilig onderzoek te kunnen uitvoeren met sommige van deze stoffen die momenteel onder zware beperkingen staan.

Bent u bevreesd dat er, na de voltooiing van de fase 3 proeven, indien ze succesvol blijken, opnieuw weerstand komt, van psychologische of politieke aard, vanuit de samenleving of van beleidsmakers?

Ik denk wel dat er enige weerstand komt, en dat het enige wat we kunnen doen is om op de onderzoeksbevindingen te vertrouwen, en dit soort onderzoek op een verantwoorde manier uit te voeren. De ongerustheid over psychedelica heeft in feite te maken met ongecontroleerd recreatief gebruik. Dit is echter goed weerlegbaar als het gaat om onderzoek of goedgekeurd klinisch gebruik. Om een vergelijking te maken: we weten dat drugs als heroïne ongelooflijk toxisch zijn en hoge sterftecijfers met zich meebrengen – dat is onbetwistbaar. Maar heroïne is praktisch identiek met vergelijkbare medicijnen die als onmisbaar in de medische praktijk worden beschouwd. Mentaal maken we dus een onderscheid tussen het ongecontroleerde, risicovolle gebruik van heroïne en andere opiaten op straat, en het behoedzame gebruik van morfine en andere ‘drugs’ uit dezelfde groep in een klinische omgeving. In dat laatste geval bijvoorbeeld houden mensen niet op met ademhalen door het innemen van opiaten wanneer ze onder zorgvuldig medisch toezicht staan, omdat dit gemakkelijk te detecteren en te verhelpen valt wanneer het in een medische context gebeurt. Terwijl het spijtig genoeg maar al te vaak gebeurt dat mensen stoppen met ademhalen bij het recreatieve intraveneuze gebruik van heroïne. Op dezelfde manier gebeurt het inderdaad af en toe, al is het zelden, dat mensen met psychedelica een paniekaanval krijgen en zichzelf verwonden, verward reageren, de snelweg oversteken of per ongeluk ergens vanaf vallen. Ze doen dingen die mensen veel vaker doen met vele andere drugs, zoals alcohol. Maar die dingen kunnen perfect vermeden worden gedurende een onderzoek of in een therapeutische context. Zulke dingen gebeuren niet in een zorgvuldig gecontroleerd onderzoek, omdat alle voorzorgmaatregelen aanwezig zijn. Dus hoe meer we met voorzichtig onderzoek voor de dag komen en uitleggen hoe zulk een klinische interventie in zijn werk gaat, hoe beter we deze politieke bezorgdheid kunnen weerleggen.

Hoezeer worden psychedelische onderzoekers zoals u als vreemde eenden in de bijt beschouwd binnen de wetenschappelijke gemeenschap, vanwege het bestuderen van dingen als drugs en mystieke ervaringen? Staat dit de uiteindelijke praktische omzetting van de resultaten in de bredere maatschappij in de weg?

Niet al te zeer, denk ik. Dat is wel een beetje aanwezig, maar ik denk dat dit snel aan het veranderen is. Het is wel grappig dat journalisten soms willen focussen op het controversiële aspect, en dan vinden ze een clinicus die hier echt tegen is, vaak iemand die een verslavingskliniek runt of zo, die niet veel meer zegt dan: oei, dit lijkt me gevaarlijk. Maar in de wetenschappelijke wereld, onder mensen die verslaving en de gevolgen van drugsmisbruik bestuderen, bestaat er bitter weinig controverse. Het varieert van mensen die dit echt veelbelovend vinden en blij zijn dat dit soort onderzoek opnieuw is opgestart, tot mensen die dit wel een beetje vreemd vinden en hun geld er niet op zouden inzetten, maar wel erkennen dat veilig en adequaat onderzoek op zijn plaats is. Niemand kan geloofwaardig beweren dat dit geen legitiem wetenschappelijk, medisch onderzoek is. Het is helemaal niet zo controversieel, en ik denk dat hoe langer wij en anderen dit soort onderzoek doen, hoe meer mensen de bevindingen ervan in acht zullen nemen. Ze kunnen zelf vaststellen dat deze mystieke ervaringen bij herhaling een voorspellende factor zijn voor therapeutische resultaten op lange termijn, en dus erkennen ze dat het hier om een zinvol wetenschap construct gaat. Dit zijn ook constructen die bekend staan en erkend zijn als veranderingsmechanismen binnen andere gebieden van de psychologie. Dus ik geloof dat dit meer en meer mainstream aan het worden is, en dat het niet echt een obstakel vormt. Ik zou zelfs zeggen dat het voor mij eerder een voordeel is geweest, in de zin dat mensen zeggen: wow, dit is echt interessant! Goed van je dat je voorzichtig onderzoek doet naar iets dat buiten het bestaande denkkader staat en aandacht nodig heeft!

Denkt u dat er andere dan wetenschappelijke hindernissen kunnen zijn die psychedelisch onderzoek opnieuw zouden kunnen stoppen, zoals eerder al gebeurd is? Of denkt u dat het uiteindelijk een standaardpraktijk zal worden?

Ik denk dat het zich voortzet, en niet zal worden gestopt zoals decennia geleden. Ik weet het niet zeker, maar dat zegt mijn gevoel. We doen het deze keer als samenleving op een veel volwassener manier. Bovendien vielen psychedelica in de jaren ’60 samen met zoveel andere maatschappelijke veranderingen dat het uiteindelijk wat traumatisch werd voor de samenleving. Waarschijnlijk kregen psychedelica wat te veel de schuld voor dit alles, al was er inderdaad hier en daar individuele schade. Maar het was grotendeels slechts op indruk gebaseerd. Er bestonden redenen voor het feit dat mensen tegen de Vietnamoorlog demonstreerden, voor burgerrechten en vrouwenrechten streden, enzovoort, totaal los van de aanwezigheid van psychedelica. Vandaag is de samenleving in vele opzichten veranderd, en ik denk dat dit onderzoek beter geplaatst kan worden, en kan worden gezien voor wat het is: een interessant onderzoeksspoor dat nuttig zou kunnen zijn voor het onderzoeken van intrigerende vragen over de geest en over biologie, en bovendien therapeutische vruchten kan afwerpen. Ik heb goede hoop dat, indien er een malafide onderzoeker opstaat en iets gevaarlijks uitvoert, het vandaag eerder duidelijk zal zijn dat het misloopt omdat die onderzoeker gevaarlijk bezig is en dingen onjuist uitvoert. Net zoals, indien iemand morfine zou toedienen in een gevaarlijke dosis en de ademhaling van de patiënt niet zou controleren in een klinische setting, dit beschouwd zou worden als een individueel probleem, en niet als een reden om te stoppen met het toedienen van opioïde pijnstillers. Ik hoop dat we dat punt met psychedelica nu bereikt hebben.


[1] In de VS staan psychedelica momenteel in de hoogste, meest restrictieve classificatietabel (‘Schedule I’).

[/fusion_builder_column][/fusion_builder_row][/fusion_builder_container]

[Interview] Matthew Johnson: “Psychedelische therapie mogelijk beschikbaar binnen een decennium”

Matthew Johnson maakt deel uit van het team dat aan de Johns Hopkins universiteit onderzoek uitvoert met psilocybine op een verscheidenheid aan gebieden, van mystieke ervaringen tot het behandelen van angst bij terminale patiënten en verslaving. Matthew’s persoonlijke focus ligt op het behandelen van verslaving, en zijn meest recente wetenschappelijke publicatie ging over zijn onderzoek naar het gebruik van psilocybine om te stoppen met roken. Hij sprak met Stichting OPEN over zijn studies en de toekomst van het wetenschappelijk onderzoek naar psychedelica.

Hoe bent u in psychedelisch onderzoek terechtgekomen? Was dit een oude droom, of eerder een toevalligheid?

Het was een beetje allebei. Zo’n 15 jaar geleden, toen ik aan het promoveren was, was het mijn hoop om ooit onderzoek te gaan doen met psychedelische middelen, maar ik verwachtte dat het meerdere decennia zou duren voordat ik zover zou zijn. Gelukkig kwam ik toen te weten dat de begeleider van mijn postdoctoraal onderzoek, Roland Griffiths, bezig was met psilocybine-onderzoek. Dit ontdekte ik tijdens mijn interview voor een postdoctorale betrekking, en vervolgens heb ik mijn uiterste best gedaan om op die kar te springen. Sindsdien ben ik al die jaren hier op de faculteit gebleven.

Hoe raakte u geïnteresseerd in dit onderwerp?

Het ging mij om de vragen die psychedelica met zich meebrengen. Die zeer brede, interessante, filosofische vragen die mij intens bezighielden. Toen ik ongeveer 19 of 20 was raakte ik erg geïnteresseerd in de hele literatuur over psychedelica en in de vroegere onderzoeken naar deze middelen. De vragen over de verhouding tussen geest en lichaam, de precieze aard van de geest… Wij hebben geen afdoende antwoorden op die vragen, maar psychedelische stoffen lijken wel een uitstekend uitgangspunt voor wie ermee bezig is.

Heeft u soms tips voor mensen die graag een soortgelijke carrière willen uitbouwen?

Het belangrijkste advies is om een opleiding te volgen in een gebied dat je de mogelijkheid geeft om onderzoek te gaan doen: je kan een diploma geneeskunde halen, of een doctoraat om onderzoeker te worden op een of ander deelgebied van de neurowetenschappen of de psychologie. Ik zou aanraden om een domein te kiezen dat mooi aansluit bij onderzoeksgebieden en onderwerpen die meer mainstream zijn. Een onderzoeker vindt niet makkelijk een baan waarbij hij of zij zich uitsluitend kan bezighouden met psychedelica. Zelf bestudeer ik bijvoorbeeld verslaving in het algemeen, de acute effecten van drugs, de aard van verslaving en verslavingsbehandeling. Dit sluit nauw aan bij mijn interesse voor psychedelica in de behandeling van verslaving. Dat andere gedeelte van mijn werk kan mijn baan dus ondersteunen, terwijl de focus op psychedelica alleen dit niet zou kunnen. Dus: kies voor iets mainstream dat een doorsnede heeft met je interesse voor psychedelica.

Over naar het onderzoek dat u hebt uitgevoerd: uw laatste publicatie ging over uw studie over het gebruik van psilocybine in combinatie met cognitieve gedragstherapie bij de behandeling van tabaksverslaving. De resultaten zien er veelbelovend uit: het artikel geeft een succespercentage aan van 80% voor de beperkte onderzoeksgroep. Wat zou het werkingsmechanisme kunnen zijn dat mensen helpt om van hun verslaving af te raken wanneer ze met psychedelica worden behandeld?

Tot nu toe zijn er aanwijzingen voor psychologische werkingsmechanismen. De mensen geven bijvoorbeeld aan dat ze na de sessies met psilocybine gemakkelijker beslissingen nemen die op lange termijn voordelig zijn voor hen, en dat ze minder geneigd zijn beslissingen te nemen gebaseerd op hedonistische verlangens op korte termijn. Ze geven ook aan een toename in hun zelfredzaamheid te ervaren, dat wil zeggen hun vertrouwen in hun vermogen om gestopt te blijven. Een flink aantal deelnemers hadden (wat ze zelf beschouwden als) spirituele of zeer betekenisvolle ervaringen. Al deze psychologische aspecten vindt men terug in verslavingstherapieën. Het is al lang een bekend gegeven dat mensen aangeven dat spirituele ervaringen of inzichten hen ertoe hebben gebracht om een verslaving te overwinnen. Wij vermoeden dat er ook biologische mechanismen aan het werk zijn die we nog niet hebben onderzocht; daar beginnen we nu pas aan, in de volgende fase van de studie. Ik geloof dat het antwoord uiteindelijk vele aspecten zal raken en dat er zowel psychologische als biologische mechanismen blootgelegd zullen worden.

Hoe zit het met de 3 personen (op 15) die er niet in slaagden om te stoppen met roken? Heeft u daar een verklaring voor?

Die mensen hadden meestal minder betekenisvolle ervaringen tijdens hun sessies met psilocybine. Het aantal deelnemers was relatief klein, dus hoeden we ons voor al te harde conclusies. Het lijkt erop dat mensen die tijdens de sessies ervaringen hadden die op persoonlijk of spiritueel vlak minder betekenisvol waren, ook minder succes boekten op lange termijn. Dit komt overeen met gegevens die we in andere psilocybine-studies hebben verzameld. De aard van de ervaring, en dan vooral de positieve, mystieke aard ervan, lijkt een goede voorspeller te zijn voor positieve, lange-termijn veranderingen op het gebied van persoonlijkheid.

Denkt u dat als deze interessante resultaten op grotere schaal kunnen worden bevestigd, dit soort therapie algemeen toegankelijk kan worden? En zo ja, hoelang zou dit kunnen duren?

Dat geloof ik inderdaad. Ik denk dat het minstens tien jaar kan duren, ik hoop niet veel langer dan dat. Het onderzoek met psilocybine in de Verenigde Staten is verder gevorderd wat betreft de behandeling van kankergerelateerde angst en depressie. We verwachten dat in de VS de eerste goedkeuring door de Food and Drug Administration van psilocybine als voorgeschreven geneesmiddel er waarschijnlijk zal komen voor kankergerelateerde angst. Maar als de resultaten positief blijven, verwachten we dat een indicatie voor verslavingen snel zou kunnen volgen. Ik denk dat het zeker mogelijk is. We hopen erop dat behandelingen buiten een onderzoekscontext verspreid kunnen worden, en dat psilocybine wordt goedgekeurd voor gebruik op voorschrift. We geloven dat dit in klinieken zou kunnen plaatsvinden, een beetje zoals ambulante chirurgische ingrepen. De patiënten zouden dus niet met psilocybine naar huis worden gestuurd, zo van “neem twee van deze pilletjes en bel me morgenvroeg op”. Er zou voorbereiding bij komen kijken, net zoals dat in ons onderzoek gebeurt. Een screening, gevolgd door voorbereidende gesprekken met professionele medewerkers, en uiteindelijk een of meerdere sessies van een hele dag, waarbij de persoon ’s morgens aankomt en rond 5 of 6 uur ’s avonds weer vertrekt. Ze zouden naar huis gaan met een vriend of een naast familielid, bijna net zoals het geval is in de procedures voor ambulante chirurgie.

Zouden artsen een speciale vergunning nodig hebben om zoiets te mogen uitvoeren?

Ja, ze zouden een gespecialiseerde opleiding nodig hebben, een soort certificaat in de basisprincipes voor het uitvoeren van dit soort sessies. De procedures die gehanteerd worden in de huidige studies met psilocybine zijn zeer doeltreffend, dus het zou er ongeveer uitzien zoals nu, met gelijkaardige veiligheidsvoorzorgen.

U heeft ook onderzoek uitgevoerd dat specifiek ging over mystieke ervaringen. Alles lijkt erop te wijzen dat zulke ervaringen die worden opgewekt door middel van psychedelica niet kunnen worden onderscheiden van spontane of natuurlijke mystieke ervaringen. Wat zijn hier de implicaties van, en wat betekent dit voor het wetenschappelijk onderzoek?

Ik denk dat dit vele perspectieven biedt. Het zal lang duren eer we hier het volledige potentieel van doorgronden – en misschien komen we er nooit aan toe. Het meest interessante is misschien wat dit ons kan vertellen over de biologie van natuurlijk voorkomende ervaringen. Zelfs wanneer ze zonder het gebruik van een uitwendig middel tot stand komen, kan het zijn dat er op inwendig vlak iets zeer gelijkaardigs gebeurt. Dr. Strassman heeft gespeculeerd dat natuurlijk voorkomende dimethyltryptamine (DMT) verantwoordelijk zou kunnen zijn voor zulke buitengewone spontane ervaringen. We weten niet of dit daadwerkelijk het geval is, maar het klinkt zeker plausibel. Ik denk echter dat, indien we een gelijkaardige biologische oorzaak vinden voor natuurlijk voorkomende spirituele of mystieke ervaringen en psychedelisch veroorzaakte ervaringen in het algemeen, dit diepgaande filosofische implicaties zou hebben voor de manier waarop we de algemene menselijke ervaring beschouwen. Dit zou suggereren dat het hier altijd gaat om twee zijden van dezelfde medaille, niet om het uitgangspunt dat er een dualistische scheidingslijn bestaat tussen biologie en subjectieve ervaring.

Wat kunnen we volgens u leren van mystieke ervaringen, of welk voordeel kunnen we er uithalen? Kunnen ze nuttig zijn voor de hele samenleving?

Er wordt gespeculeerd dat de wereld er op vele manieren beter zou voorstaan als meer mensen zulke ervaringen hadden. Het is misschien wel wishful thinking om te geloven dat deze ervaringen per se de wereld zouden kunnen redden. Maar er valt wel wat te zeggen voor het idee dat, indien meer mensen authentieke ervaringen zouden beleven van openheid en verbondenheid met de rest van de mensheid, dit zeker een steentje zou kunnen bijdragen – ongeacht de manier waarop deze ervaringen worden opgewekt, door psychedelica, spontaan, of door het gebruik van andere technieken. Ik heb interesse voor de veronderstelling dat deze ervaringen kunnen leiden tot prosociaal gedrag, wat positief kan zijn voor de wereld in het algemeen, al ben ik voorzichtig. Ik zou zeker niet willen zeggen dat psychedelica wondermiddelen zijn waarmee de wereld kan worden gered. Wel lijkt het mogelijk dat ze, mits voorzichtig gebruikt in de juiste omstandigheden, kunnen bijdragen tot een algemene verhoging van het bewustzijnsniveau. Uiteindelijk zijn we met zijn allen afhankelijk van elkaar. We leven samen op deze planeet en we proberen eruit te raken hoe we uiteindelijk kunnen overleven en ons ontplooien. Ik geloof dat deze diepe mystieke ervaringen, hoe ze ook worden veroorzaakt, ons misschien in de juiste richting kunnen helpen.

Verschillende bronnen, waaronder ook de wetenschappelijke artikelen zelf, lijken te suggereren dat de deelnemers aan de studies naar mystieke ervaringen hoogopgeleid en intelligent waren, en een interesse hadden voor spiritualiteit. Geeft dit niet een vertekening die een generalisering naar de algemene bevolking in de weg kan staan?

Dat is een interessante en relevante vraag. Naargelang we meer studies gingen uitvoeren werd onze doelgroep steeds minder gespecialiseerd. In de eerste studie die Roland uitvoerde waren de deelnemers uit zichzelf al zeer geïnteresseerd in spiritualiteit, en onderhielden ze een of andere spirituele praktijk. In de volgende studies hebben we onze eisen op dat gebied afgezwakt, en de onderzoeksgroep staat nu dichter bij de algemene bevolking. Alvorens de deelnemers aan de studie beginnen, verzamelen we metingen van hun levenservaringen op het gebied van mystieke en soortgelijke effecten, met behulp van de mysticismeschaal van Hood. We hebben vastgesteld dat de mensen in onze latere studies veel lager scoorden dan in die eerste studie. In mijn studie over rookverslaving met 15 proefpersonen waren deze mensen heel ‘normaal’ in dat opzicht. Sommigen hadden interesse voor spiritualiteit, maar de meesten hadden geen buitengewoon sterke interesse op dat vlak. Wat betreft opleiding en intelligentie scoren onze proefpersonen meestal vrij hoog, maar ook hier neigen we naar een normalisering. In de studie over roken hadden we een onderwijzer, een meubelmaker, een kinderverzorgster, maar evengoed een advocaat, bijvoorbeeld. Dus sommigen onder hen hadden intellectuele beroepen, maar lang niet allemaal. Bovendien hebben we niet echt een verschil vastgesteld wat betreft de ervaringen van hoog intellectuele mensen of mensen met een hoge sociaaleconomische status tegenover mensen die dichter bij het gemiddelde staan.

Zijn er beduidende verschillen tussen middelen onderling, of draait alles rond het beleven van de psychedelische ervaring op zich, ongeacht het middel waardoor die ervaring veroorzaakt wordt?

Dat weten we nog niet. Het merendeel van de recente heropleving van wetenschappelijke interesse voor psychedelica vertaalde zich in studies met psilocybine. Onze veronderstelling wat betreft veel van deze onderzoeksvragen is dat gelijkaardige resultaten bereikt zouden worden met LSD, mescaline en de andere klassieke psychedelica. Maar dat is slechts een vermoeden. Wat we zeker weten is dat ze een gemeenschappelijke biologische werking hebben. Ik denk dat beide antwoorden mogelijk zijn. Als we ons onderzoek vergelijken met vroeger onderzoek met LSD, en als men deze getuigenissen over psilocybine vergelijkt met natuurlijk voorkomende ervaringen die niet door drugs werden veroorzaakt, dan ziet men een flink aantal gemeenschappelijke eigenschappen. Anderzijds weten we dat deze diverse psychedelische stoffen subtiel verschillende effecten hebben, ondanks het feit dat alle klassieke psychedelica inwerken op de serotonine 2A-receptor. We weten ook dat hun effecten op een aantal andere receptoren verschillend zijn, en dit verklaart waarschijnlijk sommige subtiele subjectieve verschillen die mensen aangeven. Soms zijn die persoonsgebonden: sommige mensen geven aan dat psilocybine bv. psychologisch milder is, terwijl LSD ruwer is, en andere mensen vinden net het tegenovergestelde. Dit zijn allemaal verhalen van anekdotisch of recreatief gebruik. Al deze vragen zouden in het lab bestudeerd moeten worden in dubbelblinde omstandigheden om deze ideeën echt hard te maken. Het is wel intrigerend om te weten dat, als psilocybine of een of meerdere van deze psychedelische substanties hun beloften waarmaken, we een hele catalogus hebben van honderden middelen die liggen te wachten. Dit dankzij al het werk dat Sasha Shulgin, David Nichols en anderen hebben verzet om tientallen stoffen te creëren die afgeleid zijn van de tryptamine- of de fenetylaminestructuur. Het gaat erg interessant worden om deze initiële studies met psilocybine op te volgen met een breed scala aan middelen. Het zou kunnen dat ze allen een vrij algemene werking hebben, maar – ik speculeer hier vrij – misschien is het mogelijk dat een van die andere tryptaminederivaten even doeltreffend is als psilocybine voor kankergerelateerde angst, maar misschien minder risico met zich meebrengt op acute moeilijke ervaringen. Misschien heeft het ene middel kortere of langdurigere effecten, op een manier die dat middel beter geschikt maakt voor een behandeling. Ik denk dat er veel potentieel is, en dat we nog in de kinderschoenen staan in het onderzoeken van deze dingen. We gaan dus nog spannende tijden tegemoet.

Weet u waarom psilocybine momenteel zo prominent aanwezig is?

Ja, ik denk dat onze groep aan Johns Hopkins en een aantal andere onderzoekers die in het laatste decennium de draad van het onderzoek weer hebben opgepikt, het gevoel hadden dat ze van LSD moesten afblijven. Wetende dat sommige mensen bij het horen over dit onderzoek een licht ontvlambare, sensatiegedreven reactie zouden hebben, leek LSD een slecht uitgangspunt, omdat het al de onrust over Tim Leary en de tegencultuur van de jaren ’60 weer zou aanwakkeren. In zekere zin was psilocybine vanuit politiek oogpunt veiliger omdat het niet het meest in het oog springende recreatief gebruikte psychedelicum van de jaren ’60 was – dat was vooral LSD. We weten ook dat psilocybine, naast LSD en mescaline, een van de klassieke psychedelica is die het meest onderzocht zijn tijdens de eerste onderzoeksperiode tussen de jaren ’50 en ’70. Bijgevolg was er een degelijke achtergrondkennis aanwezig over de toxicologie en de farmacologie ervan. Als we waren gestart met een nieuwe stof die nog nooit aan menselijke proefpersonen was toegediend, dan hadden we een groot aantal fundamentele veiligheidsproeven moeten uitvoeren op dieren en bij de voorbereidende studies met mensen. Psilocybine was dus een ideale kandidaat, en bovendien is de tijdsduur van het effect ervan vrij praktisch: vijf à zes uur. Het past dus iets gemakkelijker binnen een therapeutische werkdag dan de 10 à 12 uur durende ervaringen die men met LSD of mescaline kan hebben.

Onlangs zijn verscheidene oproepen verschenen voor een wetswijziging aangaande psychedelica (Nature Reviews Neuroscience in juni 2013, Scientific American in februari 2014). Zijn er concrete inspanningen gaande om deze middelen een of twee klassen [fusion_builder_container hundred_percent=”yes” overflow=”visible”][fusion_builder_row][fusion_builder_column type=”1_1″ background_position=”left top” background_color=”” border_size=”” border_color=”” border_style=”solid” spacing=”yes” background_image=”” background_repeat=”no-repeat” padding=”” margin_top=”0px” margin_bottom=”0px” class=”” id=”” animation_type=”” animation_speed=”0.3″ animation_direction=”left” hide_on_mobile=”no” center_content=”no” min_height=”none”][1] te verlagen, teneinde het onderzoek vlotter te laten verlopen?

De meest concrete inspanning zou zijn om over te gaan tot fase 3 proeven voor kankergerelateerde angst en depressie. Een aantal onderzoeksteams in de VS hebben hier al over gepraat, en we maken voorbereidingen om fase 3 onderzoeken aan te vatten nadat onze fase 2 studie en de studie aan de New York University afgewerkt zijn. We hebben alle deelnemers al gerekruteerd, dus dat kan snel gaan. Als fase 3 succesvol is op het vlak van veiligheid en doeltreffendheid, dan ontstaat de mogelijkheid om de classificatie te wijzigen binnen het huidige systeem, zeer specifiek voor één middel en één medische indicatie. De meeste opiniestukken waar u naar verwees hadden het echter over een bredere bezorgdheid, ongeacht of het fase 3 onderzoek al dan niet leidt tot de reclassering van een bepaalde substantie. Er wordt geopperd dat de classificatie van vele middelen in Schedule I, en de zware beperkingen die daarmee gepaard gaan, het klinisch ontwikkelingspotentieel van deze stoffen kan beperken. Een reden daarvoor is dat geen enkel farmaceutisch bedrijf interesse heeft in het ontwikkelen van deze stoffen, omdat ze als Schedule I geclassificeerd staan, waardoor het een slechte gok wordt om miljoenen dollars te investeren in de therapeutische ontwikkeling van een middel dat al onder de zwaarste beperkingen staat zonder hoop dat daar snel verandering in komt. De classificatie van een stof in Schedule I maakt het ook veel moeilijker om er onderzoek mee te doen in vergelijking met stoffen in andere schedules. Het is ironisch dat het soms veel moeilijker kan zijn om onderzoek te doen naar psilocybine of cannabis, die in de VS in Schedule I geclassificeerd staan, dan naar cocaïne, methamfetamine en vele opiaten, omdat die in Schedule II of nog minder restrictieve tabellen geclassificeerd staan. Dus zelfs als een bepaalde stof nog niet alle stappen heeft doorgemaakt om een klinische goedkeuring te verdienen, leeft toch het idee – waar ik het mee eens ben – dat het niveau van regulering te omslachtig is, en dat het systeem voorzichtig wetenschappelijk onderzoek naar deze verschillende stoffen niet voldoende aanmoedigt. In de psychiatrie bestaat het algemene gevoel dat we met vele conventionele behandelmethodes enigszins onze limiet hebben bereikt, en dat we dus meer moeten openstaan en een meer flexibel systeem moeten hebben om veilig onderzoek te kunnen uitvoeren met sommige van deze stoffen die momenteel onder zware beperkingen staan.

Bent u bevreesd dat er, na de voltooiing van de fase 3 proeven, indien ze succesvol blijken, opnieuw weerstand komt, van psychologische of politieke aard, vanuit de samenleving of van beleidsmakers?

Ik denk wel dat er enige weerstand komt, en dat het enige wat we kunnen doen is om op de onderzoeksbevindingen te vertrouwen, en dit soort onderzoek op een verantwoorde manier uit te voeren. De ongerustheid over psychedelica heeft in feite te maken met ongecontroleerd recreatief gebruik. Dit is echter goed weerlegbaar als het gaat om onderzoek of goedgekeurd klinisch gebruik. Om een vergelijking te maken: we weten dat drugs als heroïne ongelooflijk toxisch zijn en hoge sterftecijfers met zich meebrengen – dat is onbetwistbaar. Maar heroïne is praktisch identiek met vergelijkbare medicijnen die als onmisbaar in de medische praktijk worden beschouwd. Mentaal maken we dus een onderscheid tussen het ongecontroleerde, risicovolle gebruik van heroïne en andere opiaten op straat, en het behoedzame gebruik van morfine en andere ‘drugs’ uit dezelfde groep in een klinische omgeving. In dat laatste geval bijvoorbeeld houden mensen niet op met ademhalen door het innemen van opiaten wanneer ze onder zorgvuldig medisch toezicht staan, omdat dit gemakkelijk te detecteren en te verhelpen valt wanneer het in een medische context gebeurt. Terwijl het spijtig genoeg maar al te vaak gebeurt dat mensen stoppen met ademhalen bij het recreatieve intraveneuze gebruik van heroïne. Op dezelfde manier gebeurt het inderdaad af en toe, al is het zelden, dat mensen met psychedelica een paniekaanval krijgen en zichzelf verwonden, verward reageren, de snelweg oversteken of per ongeluk ergens vanaf vallen. Ze doen dingen die mensen veel vaker doen met vele andere drugs, zoals alcohol. Maar die dingen kunnen perfect vermeden worden gedurende een onderzoek of in een therapeutische context. Zulke dingen gebeuren niet in een zorgvuldig gecontroleerd onderzoek, omdat alle voorzorgmaatregelen aanwezig zijn. Dus hoe meer we met voorzichtig onderzoek voor de dag komen en uitleggen hoe zulk een klinische interventie in zijn werk gaat, hoe beter we deze politieke bezorgdheid kunnen weerleggen.

Hoezeer worden psychedelische onderzoekers zoals u als vreemde eenden in de bijt beschouwd binnen de wetenschappelijke gemeenschap, vanwege het bestuderen van dingen als drugs en mystieke ervaringen? Staat dit de uiteindelijke praktische omzetting van de resultaten in de bredere maatschappij in de weg?

Niet al te zeer, denk ik. Dat is wel een beetje aanwezig, maar ik denk dat dit snel aan het veranderen is. Het is wel grappig dat journalisten soms willen focussen op het controversiële aspect, en dan vinden ze een clinicus die hier echt tegen is, vaak iemand die een verslavingskliniek runt of zo, die niet veel meer zegt dan: oei, dit lijkt me gevaarlijk. Maar in de wetenschappelijke wereld, onder mensen die verslaving en de gevolgen van drugsmisbruik bestuderen, bestaat er bitter weinig controverse. Het varieert van mensen die dit echt veelbelovend vinden en blij zijn dat dit soort onderzoek opnieuw is opgestart, tot mensen die dit wel een beetje vreemd vinden en hun geld er niet op zouden inzetten, maar wel erkennen dat veilig en adequaat onderzoek op zijn plaats is. Niemand kan geloofwaardig beweren dat dit geen legitiem wetenschappelijk, medisch onderzoek is. Het is helemaal niet zo controversieel, en ik denk dat hoe langer wij en anderen dit soort onderzoek doen, hoe meer mensen de bevindingen ervan in acht zullen nemen. Ze kunnen zelf vaststellen dat deze mystieke ervaringen bij herhaling een voorspellende factor zijn voor therapeutische resultaten op lange termijn, en dus erkennen ze dat het hier om een zinvol wetenschap construct gaat. Dit zijn ook constructen die bekend staan en erkend zijn als veranderingsmechanismen binnen andere gebieden van de psychologie. Dus ik geloof dat dit meer en meer mainstream aan het worden is, en dat het niet echt een obstakel vormt. Ik zou zelfs zeggen dat het voor mij eerder een voordeel is geweest, in de zin dat mensen zeggen: wow, dit is echt interessant! Goed van je dat je voorzichtig onderzoek doet naar iets dat buiten het bestaande denkkader staat en aandacht nodig heeft!

Denkt u dat er andere dan wetenschappelijke hindernissen kunnen zijn die psychedelisch onderzoek opnieuw zouden kunnen stoppen, zoals eerder al gebeurd is? Of denkt u dat het uiteindelijk een standaardpraktijk zal worden?

Ik denk dat het zich voortzet, en niet zal worden gestopt zoals decennia geleden. Ik weet het niet zeker, maar dat zegt mijn gevoel. We doen het deze keer als samenleving op een veel volwassener manier. Bovendien vielen psychedelica in de jaren ’60 samen met zoveel andere maatschappelijke veranderingen dat het uiteindelijk wat traumatisch werd voor de samenleving. Waarschijnlijk kregen psychedelica wat te veel de schuld voor dit alles, al was er inderdaad hier en daar individuele schade. Maar het was grotendeels slechts op indruk gebaseerd. Er bestonden redenen voor het feit dat mensen tegen de Vietnamoorlog demonstreerden, voor burgerrechten en vrouwenrechten streden, enzovoort, totaal los van de aanwezigheid van psychedelica. Vandaag is de samenleving in vele opzichten veranderd, en ik denk dat dit onderzoek beter geplaatst kan worden, en kan worden gezien voor wat het is: een interessant onderzoeksspoor dat nuttig zou kunnen zijn voor het onderzoeken van intrigerende vragen over de geest en over biologie, en bovendien therapeutische vruchten kan afwerpen. Ik heb goede hoop dat, indien er een malafide onderzoeker opstaat en iets gevaarlijks uitvoert, het vandaag eerder duidelijk zal zijn dat het misloopt omdat die onderzoeker gevaarlijk bezig is en dingen onjuist uitvoert. Net zoals, indien iemand morfine zou toedienen in een gevaarlijke dosis en de ademhaling van de patiënt niet zou controleren in een klinische setting, dit beschouwd zou worden als een individueel probleem, en niet als een reden om te stoppen met het toedienen van opioïde pijnstillers. Ik hoop dat we dat punt met psychedelica nu bereikt hebben.


[1] In de VS staan psychedelica momenteel in de hoogste, meest restrictieve classificatietabel (‘Schedule I’).

[/fusion_builder_column][/fusion_builder_row][/fusion_builder_container]

22 May - Delivering Effective Psychedelic Clinical Trials

X