De resultaten van een recent gepubliceerde studie van Kraehenmann et al. (2014), bieden mogelijk een verklaring voor het mechanisme wat ten grondslag zou kunnen liggen aan het gunstige effect dat een psychotherapeutische behandeling in combinatie met een psychedelicum [fusion_builder_container hundred_percent=”yes” overflow=”visible”][fusion_builder_row][fusion_builder_column type=”1_1″ background_position=”left top” background_color=”” border_size=”” border_color=”” border_style=”solid” spacing=”yes” background_image=”” background_repeat=”no-repeat” padding=”” margin_top=”0px” margin_bottom=”0px” class=”” id=”” animation_type=”” animation_speed=”0.3″ animation_direction=”left” hide_on_mobile=”no” center_content=”no” min_height=”none”][1] lijkt te kunnen hebben op stemmings- en angstklachten. De resultaten vullen de bevindingen van enkele klinische studies aan, waaruit is gebleken dat het gebruik van een psychedelicum binnen een psychotherapeutische behandeling angstklachten kan reduceren (Gasser et al., 2014; Grob et al., 2011; Moreno, Wiegand, Taitano, & Delgado, 2006). Binnen één studie werd zelfs gevonden dat mensen die als aanvulling op hun behandeling eenmalig psilocybine kregen toegediend, naast een verminderde angst, zes maanden later ook een significant positievere stemming hadden ten opzichte van mensen die geen psilocybine kregen toegediend (Grob et al., 2011).
Deze klinische observaties worden nu aangevuld met de bevinding dat psilocybine bij gezonde proefpersonen de reactiviteit van de amygdala [2] verzwakt in reactie op emotioneel beladen afbeeldingen, en dat deze verandering wordt geassocieerd met een positieve verandering van de stemming. De auteurs van het artikel opperen dat psilocybine mogelijk de potentie heeft om gedereguleerde neurobiologische systemen te normaliseren bij mensen die kampen met een depressieve stemmingsstoornis.
In aanvulling op het psychometrische bewijs en de klinische observaties dat de combinatie van psilocybine met psychotherapie stemmingsklachten lijkt te kunnen verminderen in een klinische populatie, levert de huidige studie een mogelijke neurobiologische verklaring voor dit effect. De vraag is echter wel in hoeverre deze bevinding gegeneraliseerd kan worden naar een klinische populatie, en of de acute veranderingen in de reactiviteit van de amygdala een verandering in de verwerking van emoties op langere termijn kan verklaren.
Volgens het Trimbos Instituut [3] (2014) ligt de huidige prevalentie van mensen die lijden onder een depressie in de Westerse maatschappij tussen de 4 en 10%. Vanwege dit hoge percentage en de vernietigende consequenties op individueel en maatschappelijk niveau, wordt depressiviteit beschouwd als een groot volksgezondheidsprobleem (Spijker, van Straten, Bockting, Meeuwissen, & van Balkom, 2013). Reguliere behandelmethoden bestaan uit psychotherapie, medicatie of een combinatie daarvan, en over het algemeen wordt er vanuit gegaan dat de combinatie het meest gunstige effect heeft. Een interessante toevoeging van de studie van Kraehenmann (2014) is dat psilocybine – met zijn farmacologische effect op amygdala reactiviteit – een neurobiologisch werkingsmechanisme deelt met selectieve serotonine-heropname remmers (SSRI’s), een klasse medicijnen die vaak wordt ingezet bij de behandeling van depressie en andere stemmingsgerelateerde stoornissen. Dit in beschouwing genomen, kan men zich afvragen wat de toegevoegde waarde zou kunnen zijn van verder onderzoek naar de mogelijkheid om deze psychedelische substanties in te zetten als alternatief op de reguliere behandelmethoden. Het antwoord schuilt in het vaak langdurige, moeizame behandeltraject met de momenteel beschikbare medicatie, waarvan de uitkomst ver van zeker is.
De behandeling van stemmingsstoornissen met SSRI’s heeft verschillende nadelen, waarvan de bescheiden percentages van patiënten waarbij de medicatie aanslaat (47%) en het aantal mensen dat (tijdelijk) herstelt (28 – 33%) waarschijnlijk tot de meest uitgesproken behoren. Andere nadelen zijn de vertraagde therapeutische werking (Stahl, 1998), ontwenningsproblematiek (Schatzberg, 1997), en het dagelijks moet innemen van medicatie met diverse vervelende bijwerkingen. In tegenstelling tot een behandeling met SSRI’s, wijzen de resultaten van de eerder besproken studies uit dat een sporadische sessie met een psychedelicum ter aanvulling op de gebruikelijke psychotherapie, mogelijk kan leiden tot een langdurige verbetering van de stemming. Gezien het hier echter om enkele kleinschalige studies gaat is het uiteraard nog veel te voorbarig om definitieve conclusies te trekken en het gebruik van de uitgebreid onderzochte SSRI’s te staken. Desalniettemin zou een verkenning van het therapeutisch potentieel van het brede scala aan psychedelische middelen waardevolle informatie op kunnen leveren. Wat onderscheidt psychologisch gezien het ene middel met antidepressieve eigenschappen van het ander, en welke mensen zijn er mogelijk bij gebaat dat dit onderscheid wordt gemaakt? Met één op de tien mensen [4] die dagelijks kampt met depressieve symptomen mag het belang van dit soort kennis niet worden onderschat.
[1] Red. klassieke psychedelica, welke kunnen worden geïsoleerd van een bredere categorisatie van psychedelica op basis van de farmacologische manifestatie als 5-HT2A receptor agonisten
[2] De amygdala is een structuur in het limbische systeem die een belangrijke rol speelt bij het verwerken van emoties en is daarom een belangrijk doel van psychofarmacologische interventies voor het behandelen van stemmings- en angststoornissen (Phelps & LeDoux, 2005)
[3] Het Trimbos Instituut is een Nederlands informatiecentrum dat zich bezighoud met kwesties omtrent geestelijke gezondheid
[4] In de Westerse maatschappij (Trimbos Instituut, 2014)
Referenties
Gasser, P., Holstein, D., Michel, Y., Doblin, R., Yazar-Klosinski, B., Passie, T., & Brenneisen, R. (2014). Safety and Efficacy of Lysergic Acid Diethylamide-Assisted Psychotherapy for Anxiety Associated With Life-threatening Diseases. The Journal of Nervous and Mental Disease, 00(00), 1. doi:10.1097/NMD.0000000000000113
Grob, C. S., Danforth, A. L., Chopra, G. S., Hagerty, M., McKay, C. R., Halberstadt, A. L., & Greer, G. R. (2011). Pilot study of psilocybin treatment for anxiety in patients with advanced-stage cancer. Archives of General Psychiatry, 68(1), 71–8. doi:10.1001/archgenpsychiatry.2010.116
Kraehenmann, R., Preller, K. H., Scheidegger, M., Pokorny, T., Bosch, O. G., Seifritz, E., & Vollenweider, F. X. (2014). Psilocybin-Induced Decrease in Amygdala Reactivity Correlates with Enhanced Positive Mood in Healthy Volunteers. Biological Psychiatry, 1–9. doi:10.1016/j.biopsych.2014.04.010
Moreno, F. A., Wiegand, C. B., Taitano, E. K., & Delgado, P. L. (2006). Safety, Tolerability, and Efficacy of Psilocybin in 9 Patients With Obsessive-Compulsive Disorder. The Journal of Clinical Psychiatry, 67(11), 1735–1740. doi:10.4088/JCP.v67n1110
Moreno, F. A., Wiegand, C. B., Taitano, E. K., & Delgado, P. L. (2006). Safety, Tolerability, and Efficacy of Psilocybin in 9 Patients With Obsessive-Compulsive Disorder. The Journal of Clinical Psychiatry, 67(11), 1735–1740. doi:10.4088/JCP.v67n1110
Spijker, J., van Straten, A., Bockting, C. L. H., Meeuwissen, J. a C., & van Balkom, A. J. L. M. (2013). Psychotherapy, antidepressants, and their combination for chronic major depressive disorder: a systematic review. Canadian Journal of Psychiatry. Revue Canadienne de Psychiatrie, 58(7), 386–92. Retrieved from http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/23870720
Stahl, S. M. (1998). Mechanism of action of serotonin selective reuptake inhibitors. Serotonin receptors and pathways mediate therapeutic effects and side effects. Journal of Affective Disorders, 51(3), 215–35. Retrieved from http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/10333979
Trimbos Instituut (2014). Feiten en cijfers depressie. Reviewed on July 12, 2014 at http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychische-gezondheid/depressie/feiten-en-cijfers
Trivedi, M. H., Rush, a J., Wisniewski, S. R., Nierenberg, A. a, Warden, D., Ritz, L., … Fava, M. (2006). Evaluation of outcomes with citalopram for depression using measurement-based care in STAR*D: implications for clinical practice. The American Journal of Psychiatry, 163(1), 28–40. doi:10.1176/appi.ajp.163.1.28[/fusion_builder_column][/fusion_builder_row][/fusion_builder_container]