Ketamine zorgt op dit moment voor veel ‘buzz’ binnen de neuropsychiatrie. Duman en Aghajanian noemen het middel in Science (2012) “the biggest breakthrough in depression research in a half century”. De APA (American Psychiatric Association) wijdt een verassende hoeveelheid tijd aan de nieuwe implicaties rondom ketamine bij de 167ste ‘annual meeting’ dit jaar (2014). Abrams schrijft in The Atlantic (2012) dat de effecten van ketamine suggereren dat depressie niet veroorzaakt wordt door een chemische disbalans in de hersenen, wat de gangbare overtuiging is onder de meeste neuropsychologen, maar door schade aan hersencellen veroorzaakt door chronische stress. Ketamine stimuleert het proces van synaptogenese (het ontstaan van synapsen in de hersenen), dat de door stress veroorzaakte schade zou kunnen repareren (Zarate 2006, Duman 2012). Deze bevindingen zouden de basis kunnen gaan vormen voor een “synaptogenische hypothese” van depressie (Duman, 2012).
Ketamine wordt zeer divers gebruikt in wetenschappelijke studies [1], wat goed laat zien hoe veranderlijk de ideeën rondom een middel kunnen zijn. In 1962, acht jaar voordat de Amerikaanse president Nixon de Controlled Substances Act tekende en de deur sloot voor onderzoek naar de effecten van middelen zoals LSD, psilocybine en mescaline, werd ketamine in het Parke Davis Lab (Detroit) gesynthetiseerd. Ketamine is wat in de scheikunde een arylcyclohexylamine genoemd wordt, dezelfde categorie waar ook fencyclidine (PCP) onder valt. Ketamine, toen nog CI581, werd in eerste instantie beschreven als een snel verdovingsmiddel voor algemene toepassing. Het werd gebruikt bij ernstige schade aan de huid door straling of verbranding. Kinderen kregen het toegediend wanneer ze slecht reageerden op andere middelen of als een minder diepe verdoving gewenst was. Daarnaast waren de eigenschappen van ketamine ook populair in de diergeneeskunde. In 1970 begon ketamine een significante rol te spelen in de Vietnamoorlog. Bij terugkomst vertelden veteranen over vreemde mentale ervaringen die ze hadden meegemaakt tijdens de operaties die ze ondergingen voor hun verwondingen. Het is pas nadat ketamine ook recreatief begon te worden gebruikt [2], dat het dissociatieve effect, de letterlijke breuk tussen lichaam en geest, in de schijnwerpers kwam te staan.
In 1973, tegen het eind van de Vietnamoorlog, publiceerde de Iraanse psychiater E. Khorramzadeh een artikel over het gebruik van ketamine tijdens psychotherapie in Psychosomatic Journal. Dit leidde in Zuid-Amerika tot het verschijnen van verschillende therapieën waarin ketamine werd gebruikt als een middel voor psychoanalytische regressie. John C. Lilly publiceerde in 1978 zijn fenomenologische magnus opus The Scientist, dat zowel zijn eigen experimenten als dat van anderen in het veld een plaats gaf voor filosofische ondervraging. Lilly kwam tot de conclusie dat ketamine de deur opent voor ‘metaprogramming’ [3], een proces dat hij beschrijft als het bewust beïnvloeden van de synapsen om gedrag- en persoonlijkheidsveranderingen te veroorzaken. In hetzelfde jaar verscheen Journeys into the Bright World van Marcia Moore en haar man Howard Alltounian waarin de mogelijkheid om ketamine in Jungiaanse psychotherapie te gebruiken werd verkend. Krupitsky bracht ketamine in 1985 voor het eerst samen met verslavingstherapie. Krupitsky, hoofd van het onderzoeklaboratorium voor verslaving en psychofarmacologie in Sint Petersburg, ontwikkelde een ‘psychedelische therapie’ die, tot zijn eigen verbazing, zorgde voor abstinentie van alcohol voor minimaal een jaar bij 66% van zijn aan alcohol verslaafde proefpersonen (1995). In samenwerking met Strassman, bekend van zijn monumentale studie naar DMT en het boek The Spirit Molecule (2000) dat daarop volgde, publiceerde Krupitsky de resultaten van een onderzoek naar ketamine en heroïneverslaving. Hoewel ketamine geen blijvende effecten op onthouding veroorzaakte, zoals de onderzoekers in eerste instantie hoopten, ontstond er wel een merkbare verbetering in het ontwenningsproces. Hij schreef deze resultaten toe aan een positieve transformatie van het zelf-concept evenals aan een verandering in de emotionele, morele en spirituele attitudes van de proefpersonen.
Karl Jansen, vooraanstaand ketamine onderzoeker en voorstander van verdere psychotherapeutische integratie van de door ketamine teweeggebrachte ervaringen, voegt een belangrijk gegeven toe aan het werk van Krupitsky. Hij stelt namelijk dat de ervaring die ketamine teweeg brengt op zichzelf therapeutisch is. Jansen vergelijkt de ketamine ervaring met de staat van bewustzijn die men tijdens een bijna-doodervaring ervaart. Deze ervaring, net als bij ketamine, heeft volgens Jansen effect op de persoonlijkheid; het zou altruïstisch gedrag vergroten, angst voor de dood verlagen, en mensen minder materialistisch maken (2001).
Moderne neurowetenschappers gaan nog een stap verder dan Krupitsky; dat ketamine op zichzelf therapeutisch werkzaam is heeft volgens hen weinig te maken met de psychedelische ervaring. De ervaring als therapeutisch proces wordt vervangen door een neurochemisch mechanisme. De eigenschappen van de ervaring of de impressie daarvan zorgt niet meer voor het therapeutisch effect, het gaat hier om een interventie buiten het bewustzijn om. De door psychonauten [4] begeerde kwaliteiten zijn in de ogen van de neuropsycholoog vervelende bijwerkingen waar ketamine van moet worden ontdaan om het middel als potentieel antidepressivum te kunnen gaan gebruiken. Het groeiende succes van ketamine is volgens onderzoekers naar andere psychedelische stoffen een goede mogelijkheid om meer aandacht te krijgen voor hun resultaten. Het is echter wel de vraag of onderzoek naar de ervaring van psychedelica hierdoor niet een ondergeschikte rol zal gaan krijgen.
De effecten die ketamine lijkt te hebben op de gemoedstoestand van mensen met een depressie zijn eerder gerapporteerd door onderzoekers als John Krystal en Karl Jansen, maar tot Zarate et al. (2006) waren er nog geen robuuste dubbelblinde en placebogecontroleerde studies verricht. Zarate et al. vonden een sterk en snel antidepressief effect bij een enkele dosering ketamine. De duur van dit effect varieerde echter sterk tussen de proefpersonen, van twee dagen tot twee weken. Geconcludeerd werd dat ketamine, op dit moment, in ieder geval een rol kan spelen bij acute suïcidale episodes. Het is vooralsnog onbekend of en hoe het antidepressieve effect verlengd kan worden. Uit een meta-analyse van Baumeister et al. die werd gepubliceerd in Therapeutic Advances in Psychopharmacology (2014), blijkt dat er klinisch bewijs is voor de effectiviteit van ketamine bij depressie, hoewel samples binnen de beschreven studies nog relatief klein zijn. De resultaten rechtvaardigen in ieder geval verder onderzoek bij mensen met een ernstige en therapieresistente depressie. Ruud Kortekaas, neurowetenschapper aan het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), is momenteel bezig met een onderzoek naar de langetermijneffecten (twintig weken) van de toediening van ketamine bij mensen waarbij gewone antidepressiva niet aanslaan [5]. Kortekaas schrijft de effecten van ketamine op de gemoedstoestand van zijn proefpersonen toe aan een verhoogde activiteit in de prefrontale kwab. “Het is alsof al die verroeste kraantjes in de hersenen, zegt Kortekaas in de Volkskrant (Mudde, 2012), “in één keer worden opengedraaid. Patiënten ervaren vaak binnen een uur sterke verbetering. Middelen als Prozac slaan, áls ze al werken, pas na een paar weken aan. Hier is het effect er meteen en het houdt dagen stand, in kleine pilotstudies bij ongeveer acht op de tien patiënten”. Ketamine stimuleert, ook in lage doseringen, synaptogenese, waardoor de plasticiteit van de hersenen toeneemt (Zarate 2006, Duman 2012). Rasmussen et al. stellen in Journal of Psychopharmacology (2013) dat een lage dosis ketamine via een infuus effectief werkt tegen depressie bij de helft van de proefpersonen. Rupert McShane, onderzoeker bij Oxford Health NHS Foundation Trust, rapporteert zelfs een effect van een paar maanden op basis van een kleine studie die gepubliceerd is in de Journal of Psychopharmacology (2012). In Kortekaas zijn studie zal aandacht geschonken worden aan het onderzoeken van de nuances van verschillende doseringen. Het onderzoek is uniek omdat gekozen is voor een orale toedieningsvorm, waar de meeste andere onderzoeken zich baseren op data verkregen door intraveneuze, intramusculaire of nasale toediening. Een orale toediening zou volgens Kortekaas kunnen zorgen voor een sterke groei in inzetbaarheid als antidepressivum. Ook de doseringen zijn laag en niet of nauwelijks psychoactief en zullen hierdoor hoogstens een minimale invloed hebben op het functioneren. Kortekaas heeft een randomized controlled trial (RCT) met 100 proefpersonen (50 placebo) opgezet waar vooraf aan de eerste toediening en drie weken daarna bij elke proefpersoon een functional magnetic resonance imaging scan (fMRI) zal worden gemaakt. “Mocht deze studie succesvol zijn”, zegt Kortekaas, “dan zou dat de eerste stap kunnen zijn om een zeer grote groep mensen, die niet reageren op de conventionele middelen, weer terug in de maatschappij te brengen”. “It’s exciting”, zegt psychiater en neurobioloog Duman (2012), “the hope is that this new information about ketamine is really going to provide a whole array of new targets that can be developed that ultimately provide a much better way of treating depression”.
Er zijn niet veel stoffen waarvan de toepassing zo vaak is heroverwogen als ketamine. Daarnaast sluiten de verschillende paradigma’s rondom ketamine elkaar niet uit. Het is mogelijk dat dezelfde stof in lage doseringen een antidepressivum is, in een hogere dosering psychedelisch wordt en in een nog hogere dosering totaal verdooft. De nuances hiertussen zullen uitvoerig onderzocht moeten worden, zeker wanneer ketamine voor een grote groep mensen als antidepressivum beschikbaar wordt.
[1] Ketamine als model voor schizofrenie (Fletcher et al., 2006), ‘body ownership’ (Fletcher et al., 2011), analgeticum (Menigaux et al., 2001), ‘sense of agency’ (Moore et al., 2013), tijd perceptie (Coul et al., 2011), morfine synergisme (Schulte et al., 2004).
[2] Recreatief gebruik van ketamine is voor het eerst gedocumenteerd in het begin van de jaren ’70 in de underground publicatie The Fabulous Furry Freak Brothers.
[3] Hij leent deze term van de computerwetenschappen waar metaprogrammeren het schrijven is van een computerprogramma dat zelf programma’s schrijft of manipuleert.
[4] Psychonautica verwijst naar het onderzoeksparadigma waarin de fenomenologie van psychoactieve stoffen onderzocht wordt.
[5] Individuen die niet reageren op SSRI’s (serotonine-heropnameremmers) en TCA’s (tricyclische antidepressiva).
Referenties
Abrams, L. (2012). The Biggest Breakthrough in Depression Research in 50 years is… Ketamine? The Atlantic. Retrieved at: http://www.theatlantic.com/health/archive/2012/10/the-biggest-breakthrough-in-depression-research-in-50-years-is-ketamine/263400/
American Psychiatric Association. (2014). APA 167th annual meeting proceedings. Washington, DC: Author. Retrieved at: http://psychnews.psychiatryonline.org/newsarticle.aspx?articleid=1816463
Baumeister, D., Barnes, G., Giaroli, G., & Tracy, D. (2014). Classical hallucinogens as antidepressants? A review of pharmacodynamics and putative clinical roles. Therapeutic Advances in Psychopharmacology, 2045125314527985.
Coull, J. T., Morgan, H., Cambridge, V. C., Moore, J. W., Giorlando, F., Adapa, R., Corlett, P. R., Fletcher, P. C. (2011). Ketamine perturbs perception of the flow of time in healthy volunteers. Psychopharmacology (Berl) 218(3):543-56.
Diamond, P. R., Farmery, A. D., Atkinson, S., Haldar, J., Williams, N., Cowen, P. J., … & McShane, R. (2014). Ketamine infusions for treatment resistant depression: a series of 28 patients treated weekly or twice weekly in an ECT clinic. Journal of Psychopharmacology, 0269881114527361.
Duman, R. S., & Aghajanian, G. K. (2012). Synaptic dysfunction in depression: potential therapeutic targets. Science, 338(6103), 68-72.
Fletcher, P. C., Honey, G. D. (2006), Schizophrenia, ketamine and cannabis: evidence of overlapping memory deficits. Trends in the Cognitive Sciences 10(4):167-174.
Jansen, K. (2001). Ketamine: Dreams and Realities. MAPS (Multidisciplinary Association for Psychedelic Studies).
Khorramzadeh, E., & Lotfy, A. O. (1973). The use of ketamine in psychiatry. Psychosomatics, 14(6), 344-346.
Krupitsky E., Burakov, A., Romanova, T., Dunaevsky, I., Strassman, R., Grinenko A. (2002). Ketamine psychotherapy for heroin addiction: immediate effects and two-year follow-up. Journal of Substance Abuse Treatment, 23, 273-283.
Krupitsky, E. M. (1995). Ketamine psychedelic therapy (KPT) of alcoholism and neurosis. In: Yearbook of the European College for the Study of Consciousness (Leuner, H., ed.), pp.113-121. Berlin: Verlag Fur Wissenschaft und Bildung.
Lilly, C. J. (1978). The Scientist: A Novel Autobiography (1st ed.). Philadelphia: Lippincott.
Moore, M., & Alltounian, H. (1978). Journeys into the Bright World. Gloucester: Para Research Inc.
Moore, J. W., Dickinson, A., Fletcher, P. C. (2011). Sense of agency, associative learning, and schizotypy. Conscious Cogn 20(3):792-800.
Moore, J. W., Cambridge, V. C., Morgan, H., Giorlando, F., Adapa, R., Fletcher, P. C. (2013). Time, action and psychosis: using subjective time to investigate the effects of ketamine on sense of agency. Neuropsychologia 51(2):377-84.
Morgan, H. L., Turner, D. C., Corlett, P. R., Absalom, A. R., Adapa, R., Arana, F. S., Pigott, J., Gardner, J., Everitt, J., Haggard, P., Fletcher, P. C. (2011). Exploring the impact of ketamine on the experience of illusory body ownership. Biol Psychiatry 69(1):35-41.
Mudde, T. (2012). Trippen voor de Wetenschap. Volkskrant. Retrieved at: http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/3327458/2012/10/06/Trippen-voor-de-wetenschap.dhtml
Rasmussen, K. G., Lineberry, T. W., Galardy, C. W., Kung, S., Lapid, M. I., Palmer, B. A. & Frye, M. A. (2013). Serial infusions of low-dose ketamine for major depression. Journal of Psychopharmacology, 27(5), 444-450.
Schulte, H., Sollevi, A., & Segerdahl, M. (2004). The synergistic effect of combined treatment with systemic ketamine and morphine on experimentally induced windup-like pain in humans. Anesthesia & Analgesia, 98(6), 1574-1580.
Strassman, R. (2001). DMT: The Spirit Molecule. NY: Bear & Co.
Zarate, C. A., Singh, J. B., Carlson, P. J., Brutsche, N. E., Ameli, R., Luckenbaugh, D. A. & Manji, H. K. (2006). A randomized trial of an N-methyl-D-aspartate antagonist in treatment-resistant major depression. Archives of general psychiatry, 63(8), 856-864.