Het onderzoek van Jordi Riba, een Spaanse farmacoloog werkzaam in het Sant Pau ziekenhuis in Barcelona, draait voornamelijk om ayahuasca. Zijn achtergrond ligt in botanie, scheikunde, farmacologie en neurowetenschappen. In een interview met Stichting OPEN vat hij de voornaamste bevindingen samen van zijn werk met het psychedelische Amazonebrouwsel. In het tweede deel weerlegt hij een deel van de kritiek op een recent stuk over cannabis, waarvan hij coauteur was. Jordi Riba zal bovendien een van de sprekers zijn op onze ICPR 2016-conferentie over onderzoek naar psychedelica.
Hoe bent u in het psychedelische werkveld terecht gekomen?
Ik was altijd al geïnteresseerd in de biochemie van de hersenen, dus stoffen die op het centrale zenuwstelsel inwerkten vond ik boeiend. Ik deed veel onderzoek naar alkaloïden, toen ik op een dag tijdens mijn universitaire studies Gordon Wassons ervaringen met psilocybine-paddenstoelen tegenkwam. Ik was er behoorlijk van onder de indruk dat er zulke alkaloïden konden bestaan die zo’n enorm effect op de menselijke geest hadden. Ik vond het ook erg interessant vanwege de filosofische vragen die het opriep, aangezien dit zich op het grensvlak tussen religie en wetenschap bevond. Er waren hier toentertijd – dit was jaren ’80 / vroege jaren ’90 – echter bijna geen onderzoeken naar. Een paar jaar later leerde ik Josep Maria Fericgla kennen, een antropoloog die in de Amazone onderzoek deed naar het rituele gebruik van ayahuasca door de Shuar-stam. Hij stelde voor dat ik Jonathan Otts boek Pharmacotheon zou vertalen naar het Spaans, dus dat gaf me een hoop informatie over dit veld. Hij introduceerde me ook bij een aantal ayahuasca-gebruikende groepen in Spanje en ik besloot uiteindelijk mijn doctoraalthese te schrijven over ayahuasca-onderzoek.
Waarom koos u, boven alle andere psychedelica, voor ayahuasca?
Voor mij was het belangrijk dat het een cultureel gebruik kende, dat het meer was dan een recreatieve substantie. Het feit dat er een religie kon bestaan rondom het gebruik van een psychoactieve plant, en dat hele culturen waren geëvolueerd rondom het eeuwenlange gebruik van deze planten, maakte het voor mij extra interessant. En toen ik mensen leerde kennen die aan deze rituelen meededen, was ik erg onder de indruk van de verhalen die ze me vertelden over de effecten die ze ervoeren: inzichten in persoonlijke levenszaken, autobiografische herinneringen, intense emoties… Zoiets had ik nog nooit gehoord.
Wat is de wettelijke status van ayahuasca in Spanje, en hoe makkelijk was het voor u om het onderzoek op te zetten, wettelijk gezien?
Er is natuurlijk de internationale lijst met verboden psychotrope middelen, maar de autoriteiten laten altijd de deur op een kier voor legitiem onderzoek. Ik leerde toevallig ook Manel Barbanoj kennen, die mijn thesebegeleider werd. Hij was farmacoloog in het Sant Pau ziekenhuis in Barcelona, waar ik nu nog steeds werk. Hij had een heel goede reputatie, doordat hij een heleboel klinische onderzoeken met zowel gezonde mensen als patiënten had uitgevoerd. Hij was ook erg gepassioneerd over centraal werkende geneesmiddelen. Dus toen ik zei: er bestaat een middel, ayahuasca, met een heel interessante interactie van alkaloïden, mensen gebruiken het in rituelen en dit zijn de effecten die ze rapporteren, zei hij: oké, ik doe mee, laten we hieraan gaan werken. Dus we schreven een protocol en stuurden het naar de interne beoordelingscommissie. Het hoofd van die commissie vertelde me jaren later dat ze in eerste instantie geschokt waren toen ze dit voorstel onder ogen kregen, maar dat ze besloten het toe te staan omdat mijn begeleider zo’n goede reputatie had. Daarna moesten we het voorstel indienen bij het Spaanse ministerie van volksgezondheid, en die keurde het ook goed. Dus we hebben op dit soort onderzoek nog nooit tegengas gekregen vanuit de gevestigde medische orde of van regelgevende instanties.
Denkt u dat het makkelijk voor u zou zijn geweest om onderzoek te doen met psilocybine of LSD?
LSD heeft echt wel een slechte naam. Misschien zou ik met psilocybine nog wel een onderzoek hebben kunnen starten, maar LSD zou zeker moeilijker zijn geweest. Een andere moeilijkheid die we destijds hadden was dat we niet zouden hebben geweten waar we psilocybine konden verkrijgen, terwijl ik wel wist hoe ik aan ayahuasca kon komen. Dat is ook een reden waarom ik voor ayahuasca ging, ondanks het feit dat het een erg complexe mix van substanties is.
Ja, ‘ayahuasca’ is zo’n vaag iets. Er moeten twee bepaalde planten in zitten, maar als je naar de Amazone gaat, dan heeft iedereen die ayahuasca bereidt zijn eigen recept. Dus hoe standaardiseer je zoiets?
Er zijn natuurlijk in elke traditie andere planten die aan het brouwsel toegevoegd worden, maar we besloten ons te focussen op wat populair was geworden in de stedelijke gebieden van Zuid-Amerika, en wat ook was overgewaaid naar Europa en Noord-Amerika. Dit was grofweg de combinatie van Banisteriopsis caapi en Psychotria viridis, zoals de ayahuascakerken deze gebruikten. Aan het begin van ons onderzoek hadden we een discussie over de vraag of we synthetische stoffen zouden moeten gebruiken: gewoon DMT, of een combinatie van synthetische DMT met synthetische harmine. Maar we wilden eigenlijk een algemeen beeld krijgen van de effecten van ayahuasca als geheel in de menselijke fysiologie, omdat dit was wat de mensen gebruikten in de ayahuascarituelen, tenminste, in de rituelen die Europa bereikten. Dus we besloten om voor ayahuasca te gaan, en we besloten het te vriesdrogen. Dit haalt eigenlijk alleen het water weg, terwijl alle andere stoffen overblijven. Het kostte ons drie jaar om de gevriesdroogde ayahuasca in capsulevorm klaar te maken voor onze eerste proef. Misschien hadden we sneller vooruitgang kunnen boeken als we pure stoffen hadden gebruikt, maar dan zouden we de kritiek hebben gekregen dat wat we bestudeerden geen ayahuasca was.
Bovendien losten de capsules ook het probleem van de placebotoediening op, want placebocapsules toedienen is makkelijk, terwijl het heel moeilijk zou zijn om een brouwsel te maken dat op ayahuasca lijkt maar in feite een inactieve placebo is.
Een aantal onderzoekers hebben met verschillende maten van succes geprobeerd een nepbrouwsel te maken. Volgens mij heeft Rafael Guimarães dos Santos, een voormalige doctorandus van mij, een placebobrouwsel gemaakt dat hij gebruikte in een van zijn onderzoeken. Maar wij wilden uiteraard dat onze resultaten acceptabel zouden zijn voor mainstream farmacologische tijdschriften, en we wisten dat we ayahuasca moesten vergelijken met een inactieve placebo, en ook dat we de effecten van verwachtingen van onderzoekers en deelnemers moesten neutraliseren. Daarom getroostte ik me al die moeite om hiervoor te zorgen. Later zeiden sommigen dat je na het nemen van ayahuasca na een tijdje door hebt dat er iets met je aan de hand is en dat er dan geen sprake meer is van een placebo-effect…
Dat is het klassieke placeboprobleem met psychedelica.
Klopt, en dat is ook terechte kritiek, maar dit probleem is misschien groter bij het vergelijken van een hoge dosis ayahuasca met een pure placebo. In meerdere van onze onderzoeken dienden we ayahuascadoses toe van wisselende sterktes en sommige vrijwilligers beweerden dat ze visioenen hadden op placebo, terwijl andere mensen geen effect rapporteerden bij een lage dosis ayahuasca.
Een ander aspect dat we wilden bekijken was het feit dat ayahuascagebruikers vaak zeggen dat ze de ene keer een klein beetje nemen en gigantische effecten hebben, terwijl ze een andere keer heel veel nemen en bijna niets merken. Toen we de ayahuasca eenmaal in deze gevriesdroogde vorm gestandaardiseerd hadden, ontdekten we een heel mooie dosis-effect relatie op het vlak van intensiteit, wanneer je de resultaten als geheel bekijkt, voor groepen. Dus er is hier niets ‘abnormaals’, niets dat ik niet zou verwachten.
Oké, dat is dus een gemiddelde meting, van groepen deelnemers. Maar zijn er ook individuele verschillen? Ayahuasca lijkt veel minder lineair te zijn dan bijvoorbeeld LSD of psilocybine: de opkom-tijd, de dosis-effect verhouding, duur van de effecten… Dit is iets wat uw bevindingen niet lijken te bevestigen.
Vloeibare ayahuasca kan zo enorm variëren. De hoeveelheid alkaloïden kan tussen twee batches aanzienlijk afwijken. Je zou kunnen denken dat je dezelfde soort ayahuasca hebt gedronken terwijl de concentraties in feite behoorlijk verschilden.
Soms drinken twee mensen van dezelfde fles, en de ene voelt dan niks terwijl de andere compleet voor Pampus ligt.
Natuurlijk kunnen er verschillen zijn tussen deelnemers. Maar als je dezelfde persoon neemt, en je geeft hem zorgvuldig gecontroleerde doses, dan zul je een toename aan effect zien bij verhoging van de dosis. In het algemeen zagen we het normale gedrag van door farmaceutica veroorzaakte effecten, daar was niets magisch aan. De magie bevond zich daarentegen in de inhoud van de visioenen, in de toegang tot autobiografische herinneringen, de inzichten en openbaringen; dat was allemaal echt heel magisch.
Dan is er nog het probleem van het overgeven. Hebben jullie emmers staan in het lab, of hoe ging dat?
Ik weet dat dit reinigen (‘purging’, red.) in de sjamanistische tradities centraal staat, maar in de meeste van onze onderzoeken was het juist van belang dat de deelnemers niet overgaven. Het was van belang dat ze niet een deel van de ingenomen stoffen uitbraakten, omdat we van plan waren hun bloed- en plasmawaarden nog te meten op alkaloïdeniveaus. Wat dit betreft denk ik dat onze formule echt goed werkte, want de mensen werden niet direct misselijk; ze proefden en roken de ayahuasca niet. Misselijkheid was vanaf een bepaald punt wel gebruikelijk, maar slechts zeer weinig deelnemers moesten in het lab ook echt overgeven bij het gebruik van onze formule.
Introduceert dit niet een aantal verschillen tussen het lab en de werkelijke omstandigheden?
Ja, natuurlijk. Als je meetwaarden wilt genereren, dan moet je standaardiseren. Dus het zal bij labgebruik altijd anders zijn dan wanneer je het thuis neemt, alleen of met vrienden, of in de Amazone met iemand die je vertrouwt, of bijvoorbeeld juist wantrouwt. In het lab proberen we altijd dezelfde omstandigheden te creëren, maar we proberen het ook voor de deelnemers zo comfortabel mogelijk te maken. Meestal is de ervaring zo introspectief, dat de deelnemer zijn omgeving helemaal vergeet. Als ze de placebo krijgen vinden ze het meestal moeilijker om aan alle procedures mee te werken dan als ze de actieve ayahuasca dosis krijgen, want bij de ayahuasca richten ze hun focus op de innerlijke ervaring, en kunnen ze hun omgevingssituatie helemaal uit het oog verliezen.
Waar schrijft u het bijna geheel uitblijven van overgeven aan toe? Ik had ergens gelezen dat het overgeven te maken had met een soort serotonergisch proces in het spijsverteringssysteem, en niet alleen met de vieze smaak of de hoeveelheid drank. Dus hoe zou u dit uitblijven vanuit een farmacologisch perspectief verklaren?
Overgeven is een heel complex mechanisme. Je hebt te maken met informatie die van veel verschillende bronnen terugvoert naar het centrum in de hersenen dat over het braken gaat. Het zien kan een bron zijn: je kunt iets onaangenaams zien en dan de neiging krijgen om over te geven. Reuk en tastzin spelen ook een rol. Of irritatie van de maag en het maag-darmkanaal, alsook de activering van de nervus vagus, wat gebeurt als je serotonergische neurotransmissie stimuleert. Maar er zijn nog veel meer neurochemische mechanismen die hier een rol spelen. De misselijkheid is niet zo intens als wanneer je de vloeibare ayahuasca neemt, misschien omdat de stimulatie dan in plaats van uit vijf verschillende kanalen, maar vanuit één kanaal komt, en dit is meestal niet voldoende om de braakreactie te activeren. Dat is mijn educated guess van wat er zich daar allemaal afspeelt.
Kunt u de voornaamste bevindingen van al deze jaren aan onderzoek voor ons samenvatten?
Het doel dat we in eerste instantie voor ogen hadden, was om te kijken of we ayahuasca veilig konden toedienen, en dit hebben we kunnen aantonen. Dit is van belang, want zo nu en dan lees je in de kranten weer een bericht over iemand die agressief wordt tijdens een ayahuascasessie in de Amazone, of zelfs sterft. We weten niet hoe dat kan, maar wat we wel weten is dat wanneer je bij het selecteren van deelnemers en bij het doseren heel nauwkeurig bent, en je een veilige en beheerste omgeving creëert, dat het dan in een lab gedaan kan worden waarbij mensen goede ervaringen hebben.
Heeft u nooit negatieve bijwerkingen geconstateerd?
Tijdens onze eerste pilot studie hadden we een deelnemer die een tijdelijke staat van desoriëntatie beleefde, die hem angstig maakte. Dat was nogal ongemakkelijk voor hem, hij wist even niet meer wie hij was. Maar het duurde maar 20 minuten, daarna was het weer over. Deze persoon besloot hierop het onderzoek te verlaten. Dat was denk ik de ernstigste bijwerking die ik ooit in deze beheerste omstandigheden heb gezien.
We hebben uit al deze onderzoeken veel gegevens kunnen verzamelen: we hebben geleerd wat er met de ayahuasca-alkaloïden gebeurt als ze worden ingenomen. Er was bijvoorbeeld de vrees dat harmine, een monoamine-oxydaseremmer (Engelse afkorting MAOI) die in het brouwsel zit, zou reageren met bepaalde etenswaren of met andere medicijnen, en daarbij zou resulteren in hypertensieve reacties. We ontdekten echter dat harmine zeer vlug uit het organisme verdwijnt. Dus ook vanuit dit oogpunt is ayahuasca heel veilig, de fysiologische effecten kunnen door een gezonde persoon makkelijk worden verdragen. We zien geen dramatische stijgingen in bloeddruk of hartslag.
Over harmine gesproken, blijkt dat niet veel veiliger te zijn dan veel mensen denken? Veel mensen gaan een aantal dagen voor een ayahuascaceremonie op dieet, waarbij ze bepaalde etenswaren waar veel tyramine in zit vermijden, om een hypertensieve crisis te voorkomen. Maar uw onderzoekingen bevestigen dit risico niet.
Tot onze verbazing konden we bij veel deelnemers zelfs geen harmine vinden, dus was het – door de werking van darm- en leverenzymen – niet door de barrière tussen het maag-darmkanaal en de bloedcirculatie gegaan. Er zouden hier ook individuele verschillen kunnen zijn. De een zou harmine misschien beter kunnen afbreken dan de ander, dus mensen moeten altijd blijven uitkijken met het combineren van harmine met bepaalde andere geneesmiddelen. Maar ik moet erbij zeggen dat ik heel veel ayahuascarituelen heb meegemaakt waarbij mensen, nadat ze twee of drie doses ayahuasca hadden genomen, daarna gewoon kaas en ham en ander eten aten, dat je ze in principe niet zou aanbevelen. Het is niet makkelijk om een toxisch effect te krijgen van een enkele ayahuascadosis als je in goede gezondheid verkeert en verder geen andere medicatie gebruikt.
Hiernaast was ik erg geïnteresseerd in de hersenmechanismen waarop ayahuasca inspeelt. Om dit te onderzoeken hebben we verschillende technieken gebruikt. Eerst bestudeerden we de spontane elektrische activiteit van de hersenen voor en na de toediening van ayahuasca. Dit was interessant, want wat we hier zien is dat ayahuasca het alfaritme, dat een heel belangrijk EEG-ritme is dat je ziet in de achterste hersengebieden, doet afnemen – en dit ritme werkt onderdrukkend. Dus wanneer ayahuasca dit ritme doet afnemen, versterkt het de spontane activiteit van de achterste, visuele regionen. Dit zou al die droomachtige visioenen kunnen verklaren die mensen hebben. En door middel van functionele connectiviteitsanalyse tussen EEG-signalen die werden opgenomen op verschillende plekken, hebben we ook vastgesteld dat ayahuasca de ‘top-downcontrole’ van informatieverwerking doet afnemen. Meestal wordt informatie – of het nu interne informatie uit herinneringen is of externe, zintuiglijke informatie – geïnterpreteerd op basis van eerdere ervaringen met die informatie. Ayahuasca vermindert de verwachtingen die je hebt en je ervaart bijvoorbeeld opgeslagen herinneringen op een andere manier. Dus het helpt je om wat afstand te nemen, of een nieuw perspectief in te nemen op dingen die je in principe al weet, of al hebt ervaren. Ik vind dit behoorlijk waardevol, en dit is misschien wat ayahuasca zijn therapeutisch potentieel geeft.
We hebben ook neuroimaging onderzoek gedaan. We hebben een SPECT-onderzoek gedaan waarin we aantoonden dat ayahuasca de activiteit in gebieden die emotie en herinneringen verwerken doet toenemen. Het verhoogt ook de activiteit in gebieden op het grensvlak tussen emotie en cognitie. Dit ondersteunt ook de bewering van ayahuascagebruikers die zeggen dat de ervaring allerminst recreatief is, dat pijnlijke herinneringen naar boven kunnen komen, en dat ze zeer intense emotionele processen kunnen herbeleven.
In lijn met deze mogelijkheid om jezelf los te kunnen maken van je eigen gedachten en gevoelens, om emoties en herinneringen te observeren, hebben we recentelijk onderzoeken gedaan waarin we ‘mindfulnessfacetten’ en creativiteit na ayahuasca-inname hebben bekeken. Er zijn een aantal psychotherapeutische scholen die mensen proberen te leren om in het nu te leven, non-reactief te zijn, hun gedachten te accepteren en niet te veroordelen, en zich er niet mee te identificeren. In een recent onderzoek hebben we gezien dat in de uren na een ayahuascasessie, deze mindfulnessvaardigheden waren toegenomen. Het versterken van deze vaardigheden is het doel van mindfulnesstherapieën, en het kan heel lang duren voordat ze door middel van klassiekere benaderingen, zoals meditatie, worden bereikt. In ons onderzoek waren de scores van deelnemers na een enkele dosis ayahuasca even hoog als die van ervaren mediteerders met jaren training. We hebben ook de creativiteit onderzocht tijdens ayahuascasessies [fusion_builder_container hundred_percent=”yes” overflow=”visible”][fusion_builder_row][fusion_builder_column type=”1_1″ background_position=”left top” background_color=”” border_size=”” border_color=”” border_style=”solid” spacing=”yes” background_image=”” background_repeat=”no-repeat” padding=”” margin_top=”0px” margin_bottom=”0px” class=”” id=”” animation_type=”” animation_speed=”0.3″ animation_direction=”left” hide_on_mobile=”no” center_content=”no” min_height=”none”][paper onder review voor publicatie in Psychopharmacology, red.], en we hebben gezien dat ayahuasca het conventionele denken doet afnemen en creatief, ‘afwijkend’ denken versterkt, mensen vinden een nieuwe kijk op zaken.
Al deze effecten die we hebben kunnen meten tijdens deze experimenten zouden kunnen verklaren waarom ayahuasca veelbelovend is bij het behandelen van een aantal medische aandoeningen. Ik heb het ook voor elkaar gekregen om nu een aantal psychiaters in mijn eigen instelling in ayahuasca geïnteresseerd te krijgen, en een aantal initiële therapeutische onderzoeken zijn reeds uitgevoerd. Ik heb meegewerkt aan onderzoeken in Brazilië, waarin we hebben aangetoond dat ayahuasca heel snelwerkende antidepressieve effecten kan sorteren, die al bij een enkele dosis zichtbaar zijn en drie weken kunnen aanhouden. Klassieke antidepressiva hebben drie weken nodig voordat ze een zichtbaar en positief effect op de patiënten hebben. Het doet me goed om te zien dat ayahuasca positief kan worden ingezet.
Nu kijk ik samen met mijn collega’s van de psychiatrische afdeling naar de mogelijkheid of ayahuasca ook kan worden ingezet om andere aandoeningen te behandelen. Een aantal goed opgezette onderzoeken bij mensen met drugsverslaving, mensen met posttraumatisch stresssyndroom,… Hier kijk ik nu naar uit, om nieuwe gegevens te vergaren over nieuwe mogelijke toepassingen. Maar ik denk dat het essentieel was om eerst deze veiligheidsgegevens te verkrijgen, en om de biologische basis vast te stellen voor de heilzame effecten die mensen melden. Als je alleen maar met die fleurige verhalen komt aanzetten waar mensen soms mee komen, dan zouden mijn collega’s wellicht niet zo gemakkelijk overtuigd zijn.
U hebt de acute effecten van ayahuasca bekeken door middel van hersenbeeldtechnieken. Aan het Imperial College in Londen hebben ze hetzelfde gedaan met psilocybine. Hebt u enige correlatie gevonden tussen de effecten van beide substanties? Ze hebben bijvoorbeeld bepaald dat psilocybine het functioneren van het default mode network (DMN) tegengaat. Zijn dit conclusies die u kunt bevestigen?
Het onderzoek dat Robin Carhart-Harris uitvoerde maakte gebruik van MRI, en het onderzoek dat ik met ayahuasca deed gebruikte een nucleaire medische techniek die SPECT heet. Afhankelijk van de techniek die je gebruikt krijg je toegang tot slechts een deel van het gehele plaatje. Dus ik denk dat het goed is dat er onderzoek wordt gedaan met andere technieken, en het helpt ons ook als we al deze informatie combineren om een beeld te krijgen van wat er gaande is.
Je had het over het DMN, we hebben een onderzoek gedaan naar veranderingen in de hersenstructuur bij langdurige ayahuascagebruikers, en we zagen een afname in corticale dikte in de cortex cingularis posterior, een sleutelgebied van het DMN. Dus dat zou kloppen met de resultaten die ik met de EEG had verkregen, met de resultaten van Draulio de Araujo in Brazilië, en met de resultaten die Robin had verkregen met MRI en ook met magneto-encefalografie.
Hebt u deze duurzame veranderingen in hersenstructuur kunnen correleren aan een verandering van persoonlijkheid?
Ja, we hebben een aantal persoonlijkheidsvragenlijsten afgenomen, en de langdurige ayahuascagebruikers scoorden hoger dan de controlegroep op de karaktertrek ‘zelftranscendentie’, wat te maken heeft met een spirituele, minder materialistische levenshouding. Hier was ook een interessante correlatie merkbaar: hoe groter de afnamen waren van corticale dikte, des te hoger scoorden ze op deze karaktertrek. Bij sommige psychiatrische stoornissen zie je dat er een onvermogen is om het DMN af te remmen, wat kan resulteren in gepieker en depressies. De langdurige ayahuascagebruikers hebben een afname in hersendikte in dit gebied, en het lijkt erop dat zij een gezondere kijk op het leven hebben. Ook al konden we hier geen causaliteit bevestigen, er blijkt toch een duidelijke correlatie die deels kan uitleggen waarom ayahuasca therapeutisch potentieel heeft.
Nog een andere interessante conclusie was dat ayahuascagebruikers een aantal basale taken beter leken uit te voeren op verschillende vlakken. Ze deden het beter dan de onervaren gebruikers, zowel nuchter als onder invloed, maar ze doen het ook beter onder invloed dan dat ze het nuchter doen.
We hebben een aantal onderzoeken gedaan in Brazilië en hier in Spanje, waar we leden van de ayahuascakerken onderzochten. We schotelden ze een aantal vragenlijsten voor, maar we deden ook neuropsychologisch onderzoek: hoe staat het met hun werkgeheugen en hoe ze presteren bij verschillende taken? Toen we hen deze neuropsychologische taken voorlegden, zagen we dat ayahuascagebruikers beter scoorden dan de controlegroep op een aantal van die taken. Dit kwam enigszins als een verrassing omdat psychoactieve stoffen meestal met bepaalde tekortkomingen worden geassocieerd, op z’n minst bij een aantal verslavende drugs. Het patroon dat we hier zagen bij ayahuasca heeft niks te maken met de traditionele patronen van verslavende drugs.
Zoals je zei hebben we ook mensen onderzocht voor en tijdens een ayahuascasessie. In dit experiment zagen we dat mensen in twee groepen konden worden verdeeld. Mensen die slechts een aantal keer ayahuasca hadden gebruikt – minder dan 30 keer, laten we zeggen – presteerden minder goed onder invloed. De ervaren gebruikers hadden niet alleen geen last van deze verminderde prestaties, maar ze presteerden zelfs beter. Hoe hebben we dit geïnterpreteerd? In ons onderzoek naar de hersenstructuur van langdurige ayahuascagebruikers vonden we een toename in corticale dikte in het frontale gedeelte van het brein, in een gebied wat een kernplek is van het ‘task-positive’ of ‘aandacht’ netwerk. Het lijkt erop dat dit mensen helpt om beter te presteren bij bepaalde neuropsychologische taken, omdat veel van deze taken afhankelijk zijn het correct functioneren van de prefrontale cortex.
U hebt het vaak over de ervaren personen die deelnemen aan je onderzoeken. Hebben deze personen verschillende achtergronden, zoals uit sjamanistische hoek, of komen ze enkel vanuit gevestigde ayahuascakerken?
In veel van de labonderzoeken waarbij we ayahuasca hebben toegediend, hadden de deelnemers geen enkele religieuze achtergrond. Ze waren ervaren met psychedelica, en slechts een aantal onder hen had al ervaring met ayahuasca. In het eerste pilotonderzoek hadden we zes vrijwilligers geworven die wel ervaren waren met ayahuasca. Toen we vervolgens zagen dat het toedienen veilig was, hebben we ook mensen aangetrokken die ervaring hadden met psilocybine, mescaline of soortgelijke stoffen. Bij de onderzoeken naar langdurige gebruikers kwamen de mensen wel vanuit de ayahuascareligies, voornamelijk vanuit de Santo Daime.
Denkt u dat dit op enige manier invloed heeft gehad op de resultaten? Lid zijn van een religie kan ook invloed hebben op persoonlijkheid en – wie weet? – misschien zelfs op hersenstructuur…
Ja, dat is een storende factor, en we waren bezorgd dat de heilzame effecten die we zagen bij de deelnemers het resultaat konden zijn van de gecombineerde effecten van het lidmaatschap van een ondersteunende groep en de ayahuasca inname. Maar in ons laatste gepubliceerde paper over de mindfulness-facetten, was geen enkele van de proefpersonen geassocieerd met een ayahuascareligie, en ze waren geen onderdeel van een groep die op regelmatige basis bijeenkwam. Een belangrijke ontdekking hier is dat we dezelfde voordelen zien bij mensen die geen storende factor als religiositeit of lidmaatschap van een religieuze groep hadden. Dus ik denk dat ayahuasca op zichzelf een therapeutisch potentieel heeft.
* * *
Laten we het nu hebben over een ander soort onderzoek dat u hebt gedaan, een cannabisonderzoek. Een recent artikel waarvan u coauteur was, en dat aardig wat controversiële reacties opriep, heette: “Cannabis users show increased susceptibility to false memories” (“Cannabisgebruikers vertonen een verhoogde vatbaarheid voor valse herinneringen”). Ik schrok hier van het schijnbare gebrek aan voorzichtigheid, terwijl u normaal een erg voorzichtig persoon lijkt. In het artikel stelt u zelf dat de resultaten “subtiel” zijn, en toch lijkt de woordkeuze, “false memories”, vrij sterk, terwijl dit gaat over een lijst woorden, niet over beelden of persoonlijke herinneringen. Ook gaan sommige conclusies vrij ver, vermits u het hebt over mogelijke juridische implicaties in de rechtszaal. Denkt u niet dat dit tot een situatie kan leiden waar er aan de woorden van langdurige cannabisgebruikers systematisch wordt getwijfeld?
Laat ik beginnen met de term “false memory”. Het is een technische term die wordt gebruikt in psychologisch onderzoek en wordt geassocieerd met het Roediger-McDermott paradigma dat we gebruikten in het onderzoek. In deze context is false memory een soort illusie die vrij vaak voorkomt, iedereen heeft er in het dagelijks leven last van. Het geheugen is constant informatie opnieuw aan het verwerken. Het gebruik van deze term was geen strategie om de aandacht van de lezer te trekken, het is alleen hoe deze illusie wordt genoemd binnen de psychologie.
Als je dit fenomeen in het lab wil onderzoeken, moet je een standaardmethode kiezen. Een van de beste manieren om dit te doen, en die wordt gebruikt in onderzoeken in verschillende context, is het Roediger-McDermott paradigma, waarin je met woordenlijsten te werk gaat. We hadden wat ervaring met dit paradigma, dus we dachten dat we het konden aanpassen zodat het in een MRI-setting gebruikt kon worden. Voor zover ik weet was dit nog niet eerder gedaan, in ieder geval niet binnen de context van regelmatig cannabisgebruik. Dus we hebben het aangepast en we keken naar hersenactiviteit in twee verschillende groepen patiënten, en de methodologie die we gebruikten om deze populaties te vergelijken was dezelfde als bij de vergelijking tussen ayahuascagebruikers en de controlegroep. We interviewden meer dan 60 langdurige cannabisgebruikers, en we lieten sommigen van hen buiten het onderzoek vanwege verschillende redenen, waaronder medische: mensen die het uiteindelijk haalden tot in de scanner waren dus in goede gezondheid, en in een situatie waarin we dachten dat er geen storing in de resultaten zou zijn, ook al zouden ze ervaring hebben met andere stoffen of medicatie gebruiken vanwege andere afwijkingen.
We kwamen erachter dat ze verschillend presteerden. We onderzochten de gebruikers een maand nadat ze compleet waren gestopt met het gebruik van cannabis (zoals werd bevestigd door urinetests), niet tijdens de acute effecten van cannabis. Ze presteerden slechter dan de controlegroep op de geheugentests. Het verschil was niet groot, maar alsnog maakten ze ongeveer 50% meer fouten dan de controlegroep. Als je kijkt naar de patronen van de hersenactiviteit, kan je duidelijk zien dat er een netwerk is waarvan andere wetenschappers hebben bepaald dat het wordt gebruikt om de false memory stimuli af te wijzen die we aan het onderzoeken waren. Om te weten dat een bepaald woord niet aanwezig was op de aanvankelijke lijst, moet je prefrontale gebieden, pariëtale gebieden en gebieden in de mediale temporale kwab activeren, die samen werken als een netwerk. De controlegroep presteerde beter, er was een toename in activiteit te zien in al deze gebieden die nodig waren om de foute woorden af te wijzen, terwijl er bij cannabisgebruikers een hypoactivering was van dit netwerk. Daar kwam nog bij dat wanneer je kijkt naar het cannabisgebruik gedurende hun hele leven, en je dit correleert met de hersengebieden waar je deze hypoactiveringen ziet, je een duidelijke negatieve correlatie ziet met de mediale temporale cortex, een gebied dat cruciaal is voor het verwerken van geheugen. We zijn niet het eerste onderzoeksteam dat zulke verschillen heeft gevonden. Er zijn onderzoeken geweest naar de hippocampus waarin er een afname in hippocampaal volume is gevonden bij cannabisgebruikers.
Ik weet dat dit onderzoek veel controverse heeft veroorzaakt, maar ik denk dat de resultaten een goede interne consistentie vertonen vanwege deze drie feiten: de gedragsresultaten, de verschillen in hersenactiveringen, en deze correlatie. Ik heb een aantal erg negatieve reacties gehad op dit onderzoek en helaas waren er een aantal behoorlijk hysterisch, en niet erg rationeel. Maar ik denk dat een van de kritische opmerkingen erg legitiem was, namelijk het feit dat de cannabisgebruikers gedurende hun leven ook aan andere stoffen waren blootgesteld. Dat is mogelijk, maar niet in een mate die ook maar enigszins vergelijkbaar was met hun dagelijkse cannabisgebruik gedurende 20 jaar. Om te proberen aan deze bezorgdheid tegemoet te komen, voerden we nog een laboratoriumonderzoek uit waarbij we gezonde vrijwilligers, mensen zonder cannabiservaring, dit keer een lage dosis van de actieve stof, THC, toedienden. We konden bewijzen dat de toediening van 7,5 mg THC dit false memory effect teweeg kon brengen. Dus deze gebreken zijn aanwezig bij langdurige gebruikers na een maand te zijn gestopt met gebruik, en hetzelfde false memory effect was te vinden bij gezonde gebruikers na acute toediening. In een misdaadserie zou men dit een ‘smoking gun’ noemen.
Maar het publiceren van deze resultaten betekent niet dat ik denk dat cannabis geen therapeutisch potentieel heeft. En het goede nieuws van dit tweede cannabisonderzoek is dat we ook gekeken hebben naar CBD, een andere stof die ook aanwezig is in de cannabisplant. CBD blokte het effect van THC op deze geheugenprocessen volledig af toen het samen met THC werd toegediend. En CBD kon op zichzelf zelfs de prestaties voor deze neuropsychologische taken verbeteren. Dus ik denk dat de cannabisplant potentieel heeft voor therapeutisch gebruik, en ik denk dat CBD in dit geval een goede kandidaat is. Maar ik denk dat we moeten nadenken over de trend van de laatste 20 jaar, waarbij soorten met steeds hogere THC-gehaltes en steeds lagere CBD-gehaltes worden geselecteerd, wetende dat ze elkaar in balans houden. Ik ben niet tegen persoonlijke keuze als het om drugs gaat, maar als er besloten wordt om dit beschikbaar te stellen voor iedereen boven de 18, meen ik dat mensen moeten worden geïnformeerd over de verschillen in effect van THC en CBD. Er zijn veel andere onderzoeken die laten zien dat acute cannabistoediening geheugenproblemen veroorzaakt, dat is niks nieuws. De reden dat deze paper zoveel bekijks kreeg en werd gepubliceerd in een invloedrijk tijdschrift is dat dit specifieke false memory fenomeen nooit eerder in deze groep gebruikers was onderzocht.
Betreffende ayahuasca is er de steeds terugkerende kritiek dat ik ayahuasca niet bestudeer in haar ecologische setting, dat mijn onderzoeken wellicht geen ecologische validiteit hebben. Hier zou men kunnen stellen dat mijn onderzoek naar cannabisgebruikers geen ecologische validiteit heeft omdat regelmatige cannabisgebruikers het dagelijks gebruiken, en dit onderzoek het effect bekeek na een maand onthouding. Dus misschien had ik gebruikers moeten aantrekken die stoned waren. We zouden hebben gezien dat ze zelfs meer aangetast waren, gezien we deze effecten teweeg kunnen brengen in het lab bij niet-chronische gebruikers met 7,5 milligram THC. Dus: zou een persoon die dagelijks cannabis gebruikt van een soort met hoge hoeveelheden THC een goede getuige zijn tijdens een rechtszaak? Mijn beredeneerde gok is dat dit waarschijnlijk niet het geval zou zijn.
Maar was het nodig dat u deze implicatie in het artikel noemde?
Je moet duidelijk maken waarom je de aandacht wil vestigen op dit fenomeen. Je moet deze dingen in context plaatsen, je moet uitleggen in welke situatie dit relevant zou kunnen zijn. Daarbij vroegen recensenten of we onze bevindingen binnen een context konden plaatsen.
Ik denk ook dat wat mensen stoort als u over mogelijke juridische implicaties schrijft, is dat ze een lijn trekken naar potentiële toekomstige discriminatie van chronische cannabisgebruikers, in de rechtszaal, op zoek naar werk, of wat dan ook, wat af en toe al voorkomt.
Het was echt niet de bedoeling om wie dan ook te discrimineren. Als iemand denkt dat dit onze intentie was, bied ik mijn excuses aan. Ik ben bezorgd over de gebruikers, en ik denk dat ze zouden moeten worden geïnformeerd, ze zouden moeten weten dat ze met deze problemen te maken kunnen krijgen.
Ik denk dat het probleem met mensen die voor legalisering of decriminalisering zijn is dat ze al het slechte nieuws als een aanval interpreteren. Rafael Guimarães, mijn voormalige PhD-student, schreef een artikel over een case-studie van iemand die een psychotische aanval had gekregen vanwege ayahuasca, en hij kreeg veel kritiek. Een aantal mensen uit de onderzoeksgemeenschap rond ayahuasca vertelde hem dat dit een oorlog was, en je je tegenstanders dus geen zwaktes moest laten zien. Maar dit is geen oorlog, we proberen wetenschappelijk te zijn. Als we aan de maatschappij vragen om deze stoffen voor legitieme doeleinden te mogen gebruiken, zouden we ons bewust moeten zijn van hun voordelen, maar ook van de risico’s. Niemand heeft er iets aan als ze onder het tapijt worden geveegd.
Dit gaf sommige mensen ook de indruk dat het makkelijker is om overheidsgeld en een publicatie in gerenommeerde tijdschriften te krijgen als je onderzoek doet naar de gevaren van cannabis, in plaats van naar de voordelen. Mensen zeggen dat er een onbalans is tussen onderzoeken die de voordelen bekijken en onderzoeken die de gevaren bekijken van cannabis. Bent u het hiermee eens?
Ik heb overheidsgeld gekregen om ayahuasca, salvinorine A en cannabis te onderzoeken. Het ontvangen van overheidsgeld heeft op geen enkele manier invloed gehad op hoe ik mijn bevindingen interpreteerde. Ik heb nooit gevreesd dat ik, afhankelijk van wat ik publiceerde, mijn financiering zou mislopen. In de beoordelingsraden zitten onder andere wetenschappers, die de wetenschappelijke verdienste van een onderzoek bekijken en die meestal gedreven zijn door nieuwsgierigheid. Het is niet de overheid die me deze financieringen toekent, maar een panel van wetenschappers. Dus er is geen enkele druk vanuit die hoek. Ik denk dat ik kan bewijzen dat ik in het verleden zowel positieve als negatieve dingen heb gezegd, en we zouden geen enkele vorm van zelfcensuur moeten hanteren of aanmoedigen.
Bovendien denk ik niet dat het makkelijker is om negatieve resultaten gepubliceerd te krijgen dan positieve. Kijk bijvoorbeeld naar ketamine, wat was gedemoniseerd door de media. Een aantal jaren terug werd er gezegd dat het alleen werd gebruikt door dierenartsen als verdovingsmiddel voor paarden, en door gekke jongeren op raves en in clubs. Toen kwamen psychiaters er achter dat ketamine erg sterke antidepressieve effecten had, en dat het erg snel werkte. Dit hoefde niet te worden gepubliceerd in ondergrondse tijdschriften die gratis drugs voor clubbers voorstaan, alleen maar omdat het om ketamine ging. Het werd gepubliceerd in Archives of General Psychiatry, en in vele andere toptijdschriften. Hetzelfde geldt voor psilocybine. Het onderzoek van Charles Grob bij kankerpatiënten, wat een pilot study was met een kleine sample en misschien niet optimaal was ontworpen, werd ook gepubliceerd in Archives of General Psychiatry. Ik denk niet dat we ten prooi moeten vallen aan dit soort paranoia.
[/fusion_builder_column][/fusion_builder_row][/fusion_builder_container]