OPEN Foundation

Interviews

[Interview] Phil Wolfson vindt MDMA, ketamine en psychedelica “niet zo heel veel van elkaar verschillen”

Philip E. Wolfson is psychiater en psychotherapeut en gebruikte in de jaren ‘80 legaal MDMA in zijn praktijk. Hij is een van de oprichters van Stanislav en Christina Grof’s Spiritual Emergence Network en van het Heffter Research Institute, en is al lang bezig met het ondersteunend gebruik van psychoactieve stoffen bij psychotherapie. Momenteel werkt hij aan de vroege stadia van een klinisch onderzoek van MAPS naar het gebruik van MDMA om de angst bij patiënten met levensbedreigende ziektes te verminderen.

Je bent opgeleid als psychiater en therapeut, en dat zijn de ook de beroepen die je voor het grootste deel van je leven hebt uitgeoefend. Hoe ben je overgestapt naar psychedelisch onderzoek?

Er was eigenlijk niet echt een overstap. In dit geval komt het onderzoek voort uit het wettelijk verbod op MDMA. Ik deed in de jaren ‘80 klinisch werk met MDMA, samen met een grote groep andere therapeuten, psychiaters en psychologen, totdat het in 1985 werd verboden. Mensen gingen ondergronds of stopten ermee. Maar het onderzoek was zo veelbelovend dat ik er mee bezig wilde blijven. Toen organisaties als MAPS en Heffter wat successen boekten bij de FDA en op kleine schaal onderzoek konden doen, raakte ik weer betrokken. Ook heb ik mijn oudste zoon verloren aan leukemie en was ik erg betrokken bij patiënten met kanker en andere levensbedreigende ziektes en hun families. Dus het was niet echt een overstap, meer een natuurlijke samenkomst van verschillende interesses in mijn leven.

Je gebruikt een andere stof, ketamine, in je huidige praktijk als behandeling tegen depressie. Is dit altijd al legaal geweest? Heb je daar een vergunning voor nodig, of hoe werkt het?

Ketamine is een dissociatief verdovend middel, en valt daarom onder Schedule III, in tegenstelling tot MDMA en LSD, die Schedule I-drugs zijn. Het wordt veel gebruikt als verdovingsmiddel en als pijnstiller. In de jaren ‘70 begon wijlen Salvador Roquet, een invloedrijke Mexicaanse psychiater, in te zien dat wanneer ketamine lager werd gedoseerd, lager dan gebruikelijk was om mensen in slaap te brengen, het heftige psychedelische effecten teweeg kon brengen. Dit kwam ook voor bij operatiepatiënten die, toen ze wakker werden uit hun verdoving, vaak ontwaakeffecten ervoeren die erg verwarrend en storend waren. Dus dit werd onderzocht en het potentieel van ketamine als psychedelicum geraakte alom bekend. Het is zelfs verboden in Rusland omdat het op straat werd gebruikt, en het wordt grootschalig misbruikt in China.

Het kan op verschillende manieren worden gebruikt, van een lage dosering wat een licht sedatief effect veroorzaakt, tot wat de “k-hole” wordt genoemd, waarin mensen na een significante dosis gedurende zo’n 45 minuten diepe en transformatieve psychedelische ervaringen hebben. In de jaren ‘90 zijn mensen van het National Institute of Mental Health (NIMH) begonnen met het verkennen van ketamine in nog lagere doseringen, om te proberen de psychoactieve eigenschappen te omzeilen en het vermeende antidepressieve effect te behouden. Ze ontwikkelden de ‘intraveneuze druppelmethode’, zoals ik ze noem, waarbij ze 0,5 mg/kg traag toedienen over een periode van 40 minuten, zodat er niet echt een psychedelisch effect is. Ze begonnen ietwat voorbarig te claimen dat er een antidepressief effect werd waargenomen, vanwege een toevallige ervaring. Helaas is dat effect maar van korte duur en houdt het voor de meeste mensen niet aan.

Dus er waren twee sporen, en het NIMH-spoor begon een methode te ontwikkelen wat ‘off-label’ gebruik mogelijk maakte voor een andere indicatie, in dit geval voor ‘behandelingsresistente depressie’. Hier kwam veel wetenschappelijke literatuur uit voort, wat het voor mensen zoals mijzelf mogelijk maakte om te zeggen: “Off-label gebruik wordt niet gedekt door de verzekering in het geval van een verkeerde behandeling, dus als we dit gaan doen, moeten we zeer strikte protocollen en toestemmingsmethoden opstellen, maar we kunnen het beginnen te gebruiken als antidepressivum en, belangrijker nog, als transformatieve ervaring.” Dat is het werk dat ik en een aantal anderen meer en meer aan het doen zijn. De methodes blijven zeer variabel en omdat het antidepressieve effect vaak maar van korte duur is, worden er meer en meer sessies toegevoegd aan de klinische praktijk – dus een hele reeks sessies over een langere periode. Deze praktijk is dus in volle evolutie en vereist veel meer informatie en helderheid.

In de Verenigde Staten is er bovendien een toenemend aantal anesthesisten betrokken bij het toedienen van de intraveneuze behandeling voor depressie, dus is het niet eens psychiatrisch georiënteerd. Ik zie dit als: “Ik kan wat geld verdienen, dus begin ik een ‘kliniek’ en behandel ik wat mensen met een intraveneuze lage dosis over 45 minuten. Ze kunnen meteen weer naar huis, en misschien is er een verschil.” Dus het is op bepaalde aspecten veelbelovend maar op andere aspecten controversieel. We weten nog niet genoeg, zowel over mijn methoden als over de anti-depressieve IV–methoden, om definitief te kunnen stellen dat dit een geweldig antidepressivum is. Ik denk het niet, ik denk dat het, net als alles wat op dit gebied nuttig kan zijn, moet worden ingebed binnen een psychotherapeutisch kader. Het is een andere vorm van psychotherapie, omdat mensen niet echt emotioneel contact kunnen maken zolang ze onder invloed zijn van de drug.

Je was de redacteur van een recent gepubliceerd thematisch nummer van het International Journal of Transpersonal Studies. In een van jouw artikelen stel je dat het antidepressieve effect van ketamine correleert met de intensiteit van het psychedelische effect, of in ieder geval, dat als je het psychedelische effect onderdrukt, je waarschijnlijk het antidepressieve effect ook onderdrukt.

Je legt hier precies uit wat de controverse is. Ik weet niet of het werkelijk correleert met de dosering, omdat je op een gegeven moment totaal verdoofd bent. Maar inderdaad, ik denk dat wanneer de psychedelische ervaring onderdrukt wordt, het antidepressieve effect ook verdwijnt. Ik denk dat dat echt de controverse is, en dat het in beide richtingen nog moet worden bewezen.

Het lijkt erop dat de resultaten met klassieke psychedelica langduriger zijn, terwijl die van ketamine na verloop van tijd lijken te vervagen. Denk je dat er een daadwerkelijk verschil is tussen ketamine en de zogenaamde ‘klassieke’ psychedelica?

Nee, dat denk ik niet, en ik denk niet dat het waar is dat het effect sneller vervaagt bij ketamine dan bij LSD of psilocybine. Ik denk dat wat we zien, bijvoorbeeld bij het werk aan Johns Hopkins met psilocybine, is dat diepe ervaringen – vaak dosisgerelateerd – die piekervaringen of transformatieve ervaringen zijn, een langdurigere impact op ons hebben. Ieder van ons die lang geleden LSD als eerste drug heeft gebruikt, of eventueel MDMA als eerste empathogene ervaring, heeft daar een heel belangrijke ervaring mee beleefd. Ik denk niet dat ketamine daarin anders is. Mensen beleven hier ook diepe en transformatieve ervaringen door, die duurzaam zijn in termen van impact op de ziel, op de verbeelding, en ze komen erachter hoe ruim hun geest is. Ik denk niet dat deze stoffen in dat opzicht ontzettend verschillen. Ik denk niet dat we onderscheid tussen ze kunnen maken, alsof de ene goed is en de andere slecht, of de ene krachtiger dan de andere.

Maar ketamine is toch duidelijk geen klassiek psychedelicum. Wat zijn volgens jou de verschillen qua effecten en aard?

Ketamine heeft een ander werkingsmechanisme, maar ik denk niet dat de effecten zoveel verschillen van de klassieke psychedelica. Je moet gaan liggen en je gaat op in een andere, diepe ruimte waarin je door de kosmos reist, en waar persoonlijke, psychologische, mythische, transpersonele, culturele, filosofische ervaringen ontstaan, meestal ongevraagd. Ik denk dat dit functioneert als een taxonomie van de ervaring van het gehele psychedelische spectrum waarbij verschillende hoeveelheden van verschillende stoffen iets andere effecten teweegbrengen omdat ze anders werken in het brein. Maar er bestaan honderden verschillende psychedelica, en er komen er dagelijks nieuwe bij, dus wat is klassiek en wat niet? We gaan hier niet helemaal terug naar Mozart, maar naar 1943…

Je zei eerder dat het makkelijker is om ketamine te gebruiken omdat het een Schedule III-drug is, in tegenstelling tot de anderen die onder Schedule I vallen. Wat zijn nog andere voor- of nadelen, zoals het feit dat het kortdurend is, of dat het meestal geïnjecteerd wordt in plaats van oraal toegediend, of zijn er nog andere?

Ik ben er niet zeker van dat deze verschillen essentieel zijn. De korte duur van de piekervaring, 35 minuten tot een uur, met nog wat na-effecten gedurende ongeveer een uur, is totaal niet ontmoedigend, omdat de tijdsvertraging in die tijdspanne zo extreem is…

Ik doelde eigenlijk meer op het feit dat de korte duur praktischer is voor de therapeut, die er niet de hele dag aan hoeft te besteden.

Je bent hoe dan ook drie tot vier uur bezig, daar kan je niet omheen, omdat mensen moeten bijkomen. Het is niet zoals een wandeling naar de supermarkt. De IV methode is dit wel: mensen gaan niet zo ver, ze kunnen nog lopen, ze slapen niet echt, ze zijn altijd bij bewustzijn. De IV methode is gemakkelijk, de intramusculaire methode niet echt. En als je kijkt naar hoelang het duurt: DMT duurt 10 minuten en je kan weer gaan, 5-MeO-DMT 18 of 40 minuten, afhankelijk van hoe je ‘t bekijkt, dus ketamine duurt helemaal niet zo kort.

Als we het hebben over de toediening, is er bij oraal gebruik van ketamine veel materiaal nodig en is het onvoorspelbaar qua absorptie en timing. Nasale toediening is gemakkelijk en de meest populaire toediening bij straatgebruik. Er is geen reden om medisch werk te doen met de intraveneuze methode behalve bij verdoving. Voor psychiatrische toepassing wordt dit erg medisch, en ik denk dat dit vervreemdend werkt. De intramusculaire methode is veilig, de stof is relatief veilig, dus ik denk niet dat dat intimiderend overkomt. En ja, je moet bij de mensen blijven tot ze veilig zijn en je ze hebt geholpen om te reïntegreren.

Je hebt een onderzoek met ketamine ontworpen om dit NIMH-protocol en haar claim van antidepressieve effecten te onderzoeken, maar je hebt proefpersonen aangenomen die niet depressief waren, en die ervaren waren met ketamine.

Het idee was dat een groep ervaren gebruikers – erg intelligente mensen, waaronder een aantal psychiaters – niet kon begrijpen hoe het NIMH-protocol enige betekenisvolle impact op iemand kon hebben, omdat intramusculaire toediening tot een veel diepere ervaring leidt. Voor wat we uit het NIMH-protocol konden opmaken was dit niet het geval. Onze groep bevatte geen depressieve personen, we waren niet echt depressie aan het meten. We probeerden een aantal ervaringen met de IV-methode van het NIMH te verzamelen om te kunnen vergelijken. Ik ken mensen die vele jaren ervaring hebben, en ik ben er nog niet uit of ketamine een goed antidepressivum is, maar ik ben er ook niet uit of psychedelica überhaupt goede antidepressiva zijn. De motivatie achter het onderzoek was om te kijken wat onze eigen ervaring ons kan vertellen over wat werd gebracht als een grote nieuwe doorbraak, die op de voorpagina van het tijdschrift Science werd aangeprezen. En wat die mensen eigenlijk vonden was een vrij onschuldige, niet ontzettend betekenisvolle ervaring. We konden niet echt ingaan op depressie, zoals je terecht opmerkte, omdat de groep niet bestond uit depressieve personen. Dus het is theoretisch gericht op wat het effect op depressie zou zijn. De vraag is: wat zijn de psychologische werkingsmechanismen van ketamine? Als je maar een klein beetje licht wordt in je hoofd, een soort lichte uitschakeling zoals bij de intraveneuze methode, voel je kleine hints van psychedelisch effecten, maar heb ja niet echt een ervaring. Dus wat betekent het? Waarom zou dat helpen, een 45 minuten durende ervaring van lichte verdoving, met een lichte verandering van de zintuiglijke waarneming? Waarom zou dat effect hebben? En ik denk niet dat het effect heeft, maar er zijn rapporten – en ik kan ze niet totaal onderuit halen – waarin gesteld wordt dat mensen op die manier een antidepressief effect ervaren als je het een voldoende aantal keren herhaalt. Een enkele dosis schijnt niet veel impact te hebben, het duurt maar kort – minuten, uren, bij enkele mensen dagen. Dus is het geëvolueerd naar een aantal opeenvolgende IV-sessies over een periode van weken of maanden, met een aantal boosters om het effect te behouden – als het al plaatsvindt. Elke keer is er een milde verstoring van het bewustzijn.

Het bredere argument luidt: waarom hebben de psychedelische effecten van ketamine een antidepressief of piekervaring-effect – als ze het al hebben? Je kan er via verschillende aspecten naar kijken. Een daarvan is natuurlijk set en setting. Als je het doet in een goede setting zal je vaker een beter resultaat hebben dan wanneer dit niet zo is. Als je het normale bewustzijn genoeg verstoort en je een pauze neemt uit de obsessieve aard van de dingen die je depressie of angst in stand houden, is er een interruptie, en ketamine is met de doseringen die wij gebruiken zeker een significante interruptie van bewustzijn. Dit geldt ook voor electroconvulsieve therapie en voor traditionele therapieën die het bewustzijn verstoren. Als je daaraan de hersenverstoring van een psychedelische ervaring zoals veroorzaakt door ketamine en andere stoffen toevoegt, zo’n echt geestopenbarende ervaring, wat we werkelijk bedoelen met ‘psychedelisch’, waarbij mensen nieuwe ervaringen hebben, en de hersenen en geest reorganiseren, dan denk ik dat je de capaciteit hebt voor een verandering in zowel stemming als bewustzijn. Deze twee aspecten, interruptie van bewustzijn en een nieuwe formatie van bewustzijn, of reformatie van alledaags bewustzijn, brengen de mogelijkheid voor echte verandering.

Maar het gebeurt niet altijd, mensen zijn erg stug. Veel mensen hebben honderden keren getript op LSD, en lijken nog steeds min of meer hetzelfde. Ons karakter worstelt zich weer naar de voorgrond, dus ik denk dat dat een van de grootste raadsels is: waarom blijven we hetzelfde? Ik heb geen duidelijk antwoord, maar we hebben diepe groeven in onze geest en hersenen die ons steeds in dezelfde richting duwen. Psychoactieve behandeling, hoop ik, verstoort dat op een goede manier. Daarom denk ik dat de therapeutische setting belangrijk is, omdat de verstoring ook geïntegreerd moet worden, het moet worden teruggeplaatst in de levensstroom, in een context, een gemeenschap, geïntegreerd in de waarden van mensen, die essentieel zijn voor iedere verandering. Als je tript en het enige wat je ziet zijn lichten en kleuren en je na afloop zegt, “dat waren mooie lichtjes en kleuren, dat vond ik leuk, daar wil ik meer van zien,” dat is niet echt hetzelfde als dat je zegt “hoe kijk ik naar geweld, of naar vrouwen, of naar racisme, of hoe sta ik in de wereld, met de natuur, hoe handel ik en maak ik mijn eigen karakter beter?” Daarom denk ik dat een therapie die daarop gericht is ­– en niet alle therapieën doen dat – noodzakelijk is als we een wereld willen creëren waarin we delen, liefhebben en contact maken.

Je bent begonnen met een nieuw onderzoek naar MDMA voor mensen met angsten gerelateerd aan levensbedreigende ziekten. Het lijkt erop dat je MDMA ook beschouwt als een echt psychedelicum. Wat voor verschillen en overeenkomsten zou jij beschrijven in vergelijking met de ‘klassieke’?

Ik denk dat MDMA een klassiek psychedelicum is, het kwam op in de jaren ‘70. Het hangt allemaal af van hoe je klassiek definieert. De enige echte klassieker is lachgas, toch? Het komt uit de jaren 1790. De tweede zou morfine zijn, daarna mescaline met Arthur Heffter in 1897, enzovoort.

Ja, maar veel mensen noemen het een empathogeen of entactogeen, en beschouwen het niet als psychedelisch. Wat vind je daar van?

Nou, het kwam voort uit het onderzoek van Alexander Shulgin, die de fenethylamines, analogen van mescaline, aan het herontdekken was. Nog voor iemand de term ‘empathogeen’ gebruikt had, had het die aard van een andere soort ervaring die erg leek op die van andere psychedelica, zoals in die tijd LSD en mescaline, peyote en paddenstoelen. Maar het is niet psychedelisch op een ‘hallucinogene’ wijze. Dus het verschil zit rondom het ‘hallucinogenisme’, de mogelijkheid om geestesmanifestaties te creëren die hallucinerend zijn. De term ‘empathogeen’, die ik liever dan die andere gebruik omdat ik denk dat hij accuraat is, is ook niet slechts te gebruiken voor MDMA. We noemen een aantal andere stoffen, zelfs LSD, empathogeen, afhankelijk van de dosering. Voor de rest wordt 2C-B bijvoorbeeld gezien als een empathogeen met mild hallucinerende eigenschappen. Het mooie van MDMA in het werk wat we deden in de laten jaren 1970 tot 1985 was dat het enorm behulpzaam was voor mensen om met compassie met anderen en met zichzelf te communiceren, en om te kunnen gaan met negatieve ervaringen die anders te vreselijk waren. Het wekte een warm gevoel op, en die warmte kan met goede reden empathie worden genoemd. Maar empathie is ook meer dan een warm gevoel, het is de mogelijkheid om jezelf in andermans schoenen te plaatsen, of in die van jezelf maar op een betere manier. Dus het bleek erg potent als psychotherapeutische ervaring. Het heeft de therapie gerevolutioneerd – al heeft LSD-therapie dat ook gedaan – omdat je drie tot zes uur bij mensen moest blijven. Geen enkele andere psychoanalytische of psychotherapeutische therapie, met sessies van 45 tot 50 minuten, was zo lang aan een stuk met de mensen bezig. Dus het contact was heel intens, en je kon de persoon of de mensen met wie je samenzat totaal anders aanvoelen. En aangezien het het mogelijk maakte om jezelf en je relaties kritisch te bekijken, kwam het potentieel voor een snellere, meer op doorbraak gerichte therapie tot uiting.

Is jouw protocol vergeleken met de voorgaande onderzoeken met LSD en psilocybine bij terminale patiënten min of meer hetzelfde, of zijn er significante verschillen?

We werken niet met terminale patiënten, het lijkt meer op het psilocybineprotocol van Johns Hopkins, omdat we terminale ziekten hebben uitgesloten. We controleren met placebo, we doen op z’n minst drie sessies met MDMA, en maximaal vijf overnachtingssessies. We doen ze bij mij thuis, en ik ben aanwezig, samen met mijn cotherapeut en partner Julane Andries. Deze 6 tot 8 uur durende sessies met 24 uur contact zijn erg veeleisend. De intensiteit van de therapie is zo groot dat we minstens 17 keer samenzijn met de mensen, inclusief die 3 tot 5 sessies. Dus het is een erg veeleisend protocol, en we kunnen geen mensen aannemen die daadwerkelijk zouden kunnen sterven of hevig achteruitgaan binnen de periode van het onderzoek, omdat dat het effect van MDMA en de therapie zou verstoren. Dus hebben we een grens gesteld, net zoals Hopkins, waarin een levensverwachting van minstens 9 maanden werd vereist. Er komen dus mensen die in onderhoudsbehandeling zijn voor kanker of andere ziektes, of ze zijn vrij van kanker voor zover ze weten, maar blijven de mogelijkheid houden op herhaling, terugval en potentieel overlijden. We hadden genoeg tijd en ruimte nodig zodat we het werk en de metingen konden doen, wat niet mogelijk was geweest als dit een end-of-life onderzoek was geweest met terminale patiënten.

Het protocol zit als volgt in elkaar. Er zijn eerst twee sessies, of beiden met MDMA of allebei met placebo, in een gerandomiseerde dubbel-blinde opstelling. We werden trouwens onlangs enorm verrast, toen Julane en ik dachten dat de persoon MDMA had gekregen, terwijl ze eigenlijk een placebo toegediend gekregen had. Ik was er absoluut zeker van, maar in werkelijkheid was de ervaring het resultaat van de set, setting en de therapie, en die persoon had een geweldige ervaring. Dus dat was een grote vernedering voor mijn ego, en ik vond het mooi dat het betekende dat ik het bij het verkeerde eind zou kunnen hebben en de ervaring alsnog een positief effect teweegbracht. Na de twee overnachtingssessies, mondt het onderzoek uit op een eerste eindpunt waar we MDMA en placebo aan de hand van die twee sessies vergelijken. Als mensen de placebo kregen, kunnen ze vrijwillig verder gaan naar drie extra sessies met MDMA, dus een totaal van 5 sessies. Diegenen die de actieve stof toegediend kregen in de eerste twee sessies eindigen het proces met een derde MDMA-sessie. We hebben een tweede eindpunt waar we de impact van alle drie de MDMA-sessies onderzoeken. Tot slot hebben we een evaluatie na 6 en 12 maanden. Momenteel zijn we klaar met een patiënt, zijn er nog 6 onder behandeling en zullen er in totaal 18 patiënten zijn. Het hele proces zal ons anderhalf jaar gaan kosten, en de eerste resultaten zullen in 2017 naar buiten worden gebracht.

Je hebt persoonlijke ervaring gehad met het gebruik van MDMA in tijden van leed, als therapeut maar ook als vader die werd geconfronteerd met de levensbedreigende ziekte van zijn zoon. Heeft dit een rol gespeeld in je keuze voor MDMA en/of voor het type patiënten?

Nee, ik denk niet dat dat van invloed is geweest. Om duidelijk te zijn, mijn zoon heeft de stof niet gebruikt, het was een situatie waar mijn vrouw en ik MDMA gebruikten in het bijzijn van onze kinderen toen het nog legaal was. Mijn zoon had leukemie, wat een erg moeilijke en traumatiserende ervaring voor ons allemaal was, en na bijna vier jaar zijn we hem uiteindelijk verloren.[fusion_builder_container hundred_percent=”yes” overflow=”visible”][fusion_builder_row][fusion_builder_column type=”1_1″ background_position=”left top” background_color=”” border_size=”” border_color=”” border_style=”solid” spacing=”yes” background_image=”” background_repeat=”no-repeat” padding=”” margin_top=”0px” margin_bottom=”0px” class=”” id=”” animation_type=”” animation_speed=”0.3″ animation_direction=”left” hide_on_mobile=”no” center_content=”no” min_height=”none”][1] MDMA was heilzaam voor ons op persoonlijk niveau, en was dat voor vele mensen, waaronder ikzelf, binnen de context van relatietherapie. Nee, ik denk niet dat het de keuze voor de drug heeft beïnvloed. Ik denk gewoon dat MDMA een geweldige therapeutische tool is, en het feit was dat MAPS en Rick Doblin belangrijke stappen hadden gezet om onderzoek naar MDMA met de goedkeuring van de FDA op gang te trekken. Dus ik was erg blij dat ik de mogelijkheid kreeg om er op die manier mee te werken. En het onderzoek met levensbedreigende ziektes heb ik niet helemaal zelf gekozen. Rick Doblin en MAPS hadden een nalatenschap gekregen die daarvoor bestemd was. De bedoeling van de persoon die overleden was, was om geld te geven voor onderzoek naar MDMA met levensbedreigende ziektes. Dus er was een mogelijkheid, Rick kwam naar mij vanwege mijn zoon en mijn verleden als dokter, mijn interesse in MDMA en ons jarenlange contact. Ik was vereerd dat hij me vroeg of ik deze studie wilde doen, en ik greep de kans en zei, “Geweldig, laten we beginnen!”

[1] Phil Wolfson schreef een boek over de lijdensweg van zijn gezin: Noe – A Father-Son Song of Love, Life, Illness and Death, North Atlantic Books, 2011.

[/fusion_builder_column][/fusion_builder_row][/fusion_builder_container]

[Interview] Felix Hasler: “Wat ontbreekt, is een holistische kijk op de psyche”

Felix_Hasler_Portrait_by_Oscar_Lebeck_(G&G)-cropAls psychofarmacoloog heeft Felix Hasler samen met Franz Vollenweider meer dan tien jaar onderzoek gedaan naar de farmacologie van psilocybine aan de Universiteit van Zürich. Vlak daarna publiceerde hij zijn boek “Neuromythology”, waarin hij ingaat tegen de hedendaagse hype binnen het gebied van de neurowetenschappen en pleit voor een meer gematigde en bescheiden manier van wetenschap bedrijven. Felix is ook lid van het neuroculturelab, een multimediaproject dat zich richt op bewustmaking aangaande het moderne beeld van het ‘zelf’ dat door hersenonderzoekers wordt gesuggereerd en waarover onder filosofen hevig wordt gedebatteerd. We spraken elkaar in Berlijn, waar hij momenteel te gast is als onderzoeker aan de Berlin School of Mind and Brain (Humboldt Universiteit), en hadden het over de hedendaagse tendensen binnen de neurowetenschappen, psychische stoornissen en de medische toepassing van psychedelica.

Psychische stoornissen zijn in opkomst en onderzoekslaboratoria wereldwijd proberen farmacologische interventie te verbeteren, variërend van het zoeken naar biomarkers voor schizofrenie tot het genetisch screenen voor depressie. In jouw boek “Neuromythology” uit je twijfels over het succes van dergelijke biopsychiatrische experimenten. Kan je kort uitleggen waarom?

Het grote modewoord waar we het hier over hebben is “gepersonaliseerde geneeskunde”. Dit creëert de indruk dat psychische stoornissen binnenkort op individuele manier kunnen worden behandeld. Ik moet hieraan toevoegen dat het hier gaat over farmacologische behandeling, aangezien psychoanalyse natuurlijk altijd al een erg individuele methode was om met psychische stoornissen om te gaan. Binnen de biomedische context van psychische stoornissen denk ik dat “gepersonaliseerde geneeskunde” een grote illusie is. We hebben nog steeds geen idee hoe depressie uit het brein voortkomt – voor zover dat überhaupt het geval is. Zelfs binnen de somatische geneeskunde werkt gepersonaliseerde geneeskunde tot nu toe maar in twee gevallen. Dit is het geval met Herceptine, een chemostaticum tegen bepaalde typen borstkanker. Het is bekend dat tumorcellen verschillende hoeveelheden produceren van het eiwit waaraan het medicijn zich bindt. Hoe hoger deze eiwitexpressie, hoe efficiënter geneesmiddel. Ten tweede kunnen sommige medicijnen “persoonlijk” voorgeschreven worden wanneer het bekend is of de patiënt de voorgeschreven stof snel of traag metaboliseert. Met deze kennis kan een overdosering worden vermeden. Maar voornamelijk in de psychiatrie functioneren de enige geneesmiddelen die tegenwoordig beschikbaar zijn, zoals bijvoorbeeld antidepressiva, erg aspecifiek.

Zijn het de onderzoeksmethoden die moeten worden verbeterd om ooit een geïndividualiseerde behandeling voor psychische stoornissen mogelijk te maken? Of is het simpelweg onmogelijk om de etiologie van ziektes te begrijpen in zo’n complex systeem als dat van de menselijke hersenen?

Als je terugblikt op de geschiedenis van de psychiatrie, dan is er altijd al een onderscheid geweest tussen psychiatrische en neurologische stoornissen. Stoornissen die behandeld konden worden met de klassieke medische interventies (medicijnen, operatie, vervangende middelen, etc.) en stoornissen waarbij dat niet het geval was. Tegenwoordig hebben we een complexere situatie waar dit onderscheid al zo goed als opgegeven is. Alles valt nu, althans in het academische discours, onder de overkoepelende term “neuropsychiatrische stoornissen”. Er zijn zeker voorbeelden van psychische symptomen die op neurologische basis verklaard kunnen worden, zoals dementie met psychotische episodes of de ziekte van Huntington. Maar bij andere aandoeningen, zoals depressie en schizofrenie, lijkt het er heel anders voor te staan. Hierdoor denk ik dat er in de toekomst geen specifieke en daadwerkelijk succesvolle behandelingen met geneesmiddelen zullen zijn voor psychische stoornissen. Er bestaat niet zoiets als een “depressief brein”. Daarom kennen we niet eens de beoogde configuratie van een “niet-depressief brein”idie we zouden kunnen herinstalleren door middel van een of andere biomedische behandeling. Een reden hiervoor is de immense fysiologische variatie tussen menselijke hersenen. De expressie van, bijvoorbeeld, een specifieke serotoninetransporter die betrokken zou zijn bij depressie fluctueert een aantal honderden procenten als de onderzoekspopulatie groot genoeg is. Dus is het erg moeilijk om een algemene hypothese op te stellen over gezonde of zieke hersenfysiologie met betrekking tot depressie. Focussen op geïsoleerde neurotransmittersystemen, zoals dat van serotonine, om vervolgens hun werking te veranderen (bv. door middel van SSRI’s) is weinig effectief gebleken. Neuronen worden niet depressief, alleen mensen doen dat. Psychische stoornissen zijn naar mijn idee bewustzijnsstoornissen en moeten daarom op een meer holistische manier behandeld worden, waarbij de mens in zijn geheel in beschouwing wordt genomen. Ik ben me ervan bewust dat veel biologische psychiaters hetzelfde zeggen. Maar kijkend naar de huidige klinische praktijk, lijkt dit op niets minder dan huichelarij.

Als je zegt dat voorgeschreven medicatie tegen depressie en schizofrenie niet echt een medisch nut hebben voor de patiënten, volgt daar dan uit dat de definities en medische behandelingen van deze stoornissen slechts oplichterij zijn met als doel alsmaar meer medicijnen te verkopen?

Er zijn natuurlijk criteria om psychische stoornissen te kunnen classificeren als wegwijzer voor medische behandelingen. De processen achter deze classificaties hebben echter geen wetenschappelijke basis. De gehele psychologische diagnostiek wordt in feite bepaald door de leden van de American Psychiatric Association (APA) die hun resultaten verzamelen in de DSM, de Diagnostic and Statistical Manual for Mental Disorders. Het is een vrij eenvoudig systeem van consensus onder deskundigen dat definieert welke psychologische staat als psychische stoornis wordt beschouwd en welke niet. Vanuit deze vrij willekeurige definities komen modieuze klachten voort bij mensen, die objectief gezien geen pathologische significantie hebben. Iemand die van nature introvert is kan dus worden gediagnosticeerd met een sociale angststoornis en behandeld worden met SSRI’s. Dat is een klassiek voorbeeld. Anderzijds worden sommige stoornissen steeds zeldzamer binnen de klinische praktijk – zoals catatone schizofrenie – of verdwijnen ze helemaal uit het diagnostisch handboek, zoals hysterie, een veelgestelde diagnose ten tijde van Sigmund Freud. Ik zou niet zo ver willen gaat om te zeggen dat depressie een zoveelste mythe is die Big Pharma bedacht heeft, al is het interessant dat steeds meer mensen de diagnose depressie krijgen zonder duidelijk bewijs dat er inderdaad meer depressieve patiënten zijn dan tientallen jaren geleden…

…omdat melancholische fases die iedereen wel eens ervaart, omdat ze van nature voorkomen, worden gepathologiseerd?

Precies! De farmaceutische bedrijven hebben een intrinsiek belang bij het toenemende aantal psychiatrische patiënten – op papier tenminste – zodat ze hun producten kunnen verkopen. Met de eerder genoemde kunstmatige definities van psychische stoornissen is dit makkelijk haalbaar. Hun instrument is de zogenaamde “ziektevoorlichtingscampagne”. Dit gebeurt in overeenstemming met patiëntenorganisaties en wordt natuurlijk gesponsord door de farmaceutische bedrijven in kwestie. Het resultaat van zo’n campagne is dat mensen horen dat als zij symptoom abc ervaren, ze naar de dokter moeten gaan om zich te laten checken op ziekte xyz. Dan worden ze een patiënt die ze eigenlijk niet zijn en moeten ze medicatie nemen die ze niet nodig hebben.

Ik begrijp je argumenten wel, maar zou je als neurofarmacoloog niet juist een voorstander moeten zijn van zulke farmacologische ontwikkelingen? Tijdens een symposium ter ere van Albert Hofmann’s 100e verjaardag in 2006 was je er nog van overtuigd dat een meer gedetailleerde analyse van het serotonerge neurotransmittersysteem automatisch zou leiden tot een beter begrip van sommige psychische stoornissen.

Tien jaar geleden was ik er inderdaad nog van overtuigd dat er zoiets bestaat als een “neurochemisch zelf”. Daar bedoel ik mee dat bewuste ervaringen en mentale stoornissen op reductionistische wijze verklaard kunnen worden door de neurobiologische fundamenten van deze psychische staten op wetenschappelijke wijze te onderzoeken. Hallucinogenen zoals psilocybine zijn in dat opzicht een perfect instrument, omdat ze farmacologisch gezien erg specifiek werken op bepaalde serotonerge receptoren en op psychologisch vlak resulteren in een diepgaande bewustzijnsverandering. Ik ben nog steeds een groot voorstander van onderzoek naar psychedelica omdat ik geloof dat ze veel potentieel bevatten voor psychiatrische behandelingen. Maar ik ben er ook sterk van overtuigd dat noch de psychedelische ervaring, noch psychische stoornissen kunnen worden verklaard door simpele wijzigingen in de hersenchemie. Wat ontbreekt, is een holistische kijk op de psyche, waarbij zowel het geïsoleerde brein als de gehele persoon als sociaal en politiek wezen in acht worden genomen.

Met welke vaardigheden zou je toekomstige onderzoekers uitrusten die het brein zouden willen onderzoeken binnen deze context van psychedelica en psychische stoornissen, zodat ze dit doel van wetenschappelijk holisme kunnen nastreven?

Ik geloof dat bescheidenheid een zeldzame eigenschap is waarvan ik zou willen dat deze meer zou worden gecultiveerd onder jonge wetenschappers. Vooral binnen de medische aspecten van het onderzoek bestaat er een enorme misvatting in de geest van studenten, die denken dat de wetenschap altijd uitkomt bij axiomatische theorieën die voor eeuwig meegaan. Dit is helemaal niet het geval! Iedereen zou een college over de geschiedenis van de wetenschap moeten volgen zich een idee te vormen over welke aspecten van de natuur kunnen worden bestudeerd en welke niet. Dit is ook belangrijk om inzicht te krijgen in de filosofische vraag van wat er überhaupt gekend kan worden en tot op welke hoogte onderzoeksresultaten geïnterpreteerd mogen worden zodat ze nog steeds gevalideerd kunnen worden. Een voorbeeld hiervan zijn de EEG-experimenten uitgevoerd in de jaren 1920. Wetenschappers waren ondubbelzinnig duidelijk over hun claim dat deze gevisualiseerde hersengolven de biologische fundering waren om het fenomeen van bewustzijn te verklaren. Of kijk naar het onderzoek naar frenologie in de 19e eeuw. Voorstanders van deze theorie waren ervan overtuigd dat ze criminelen konden identificeren door de vorm van hun schedels te meten. Vandaag de dag zoeken neurowetenschappers biologische markers in de hersenen en in de genen die crimineel gedrag zouden kunnen voorspellen. Critici van deze “voorspellende neurowetenschap” zeggen dat dit niets anders is dan een vernieuwde vorm van frenologie. Een kritische houding tegenover wetenschappelijke claims is erg belangrijk, vooral binnen de neurowetenschappen.

Jij hebt zelf tien jaar lang binnen dit gebied gewerkt aan de ETH Zürich samen met Franz Vollenweider, een van de pioniers van de tweede golf van psychedelisch onderzoek. Wat was je motivatie hierachter?

Aan de ene kant was het het fundamenteel onderzoek binnen het neurowetenschappelijke veld dat ik erg interessant vond. Anderzijds ging het me om het wetenschappelijke onderzoek naar het menselijk bewustzijn. Stoffen als psilocybine zijn perfect voor die taak omdat ze een ideale interface laten zien tussen biologie en de ziel, de psyche of hoe je het psychische onderdeel van de menselijke ervaring ook wil noemen. Er is ook het veld van “experimentele psychopathologie” met psychedelica, maar ik ben sceptisch over het epistemisch en praktisch nut van het paradigma van de “modelpsychose”. Ik ben een uitgesproken voorstander van het onderzoek naar de medische eigenschappen van psychedelica, maar ik vraag me af of het mogelijk is om objectieve wetenschappelijke inzichten in hallucinogenen te krijgen, gezien de subjectieve aard van de psychedelische ervaring. In Zürich leerde ik hoe extreem moeilijk het is om bepaalde bewustzijnstoestanden die voortkomen uit stoffen als psilocybine met wetenschappelijke middelen te verklaren.

Denk je dat dat echt noodzakelijk is? Is het, in het geval van geestverruimende drugs, niet de subjectieve beleving van de ervaring zelf die het genezingsproces van de patiënt teweegbrengt?

Het hangt ervan af over welke stof we het hebben. Als we het hebben over MDMA denk ik dat de behandeling altijd een dieptepsychologische benadering moet hebben om het maximale effect te bereiken – kijk bijvoorbeeld naar MDMA-ondersteunde psychotherapie tegen posttraumatische stressstoornis. Met ketamine voor het behandelen van depressie ben ik er niet zeker van of een “volledige” ervaring noodzakelijk is om te kunnen profiteren van de medische eigenschappen. Het antwoord op deze vraag hangt ook in grote mate af van de persoon aan wie je het vraagt. Een medicijnman in Peru die met ayahuasca werkt zal het niet veel uitmaken wat de farmacologische principes achter DMT zijn. Het is “moeder Ayahuasca” die de ziel van de patiënten behandelt. Ik houd wel van dat idee omdat het past binnen het holistische principe van genezing waar ik het over had. Een biopsychiater in de westerse wereld, aan de andere kant, zou waarschijnlijk erg geïnteresseerd zijn in de biochemische mechanismen die een dergelijke substantie zal creëren, zodat hij analogen kan synthetiseren die als geneesmiddelen verkocht kunnen worden.

Hoe denk je over de toekomst van de psychedelische wetenschap?

Iedereen die zelf een psychedelische trip heeft ervaren zou het ermee eens zijn dat stoffen als psilocybine en LSD erg krachtig zijn en erg effectieve hulpmiddelen zouden kunnen zijn. Afsnijroutes naar het diepste van je ziel – en mogelijk naar de wortels van je psychische problemen. Maar psychedelica zijn als een scalpel; er kan veel schade worden aangericht wanneer er verkeerd mee wordt omgegaan. Iedere ervaring is het begin van een onzekere reis. Die reis zou kunnen eindigen in iets moois, iets vol betekenis, een eye-opener en zelfs een levensveranderende ervaring, maar je zou ook in een horrortrip kunnen belanden. Zowel de toekomst van wetenschappelijk onderzoek als de acceptatie van psychedelische behandelingen in de maatschappij zullen afhangen van de mate waarin de afloop van een psychedelische ervaring kan worden gecontroleerd en gestuurd. Maar ook hier geldt dat er veel variatie bestaat binnen de psychedelische ervaring. En in biomedisch onderzoek is er altijd het probleem van de impact van een wetenschappelijk klinische setting op de ervaring. Bij de PET-studies met psilocybine die we in Zürich hebben gedaan, zagen we dat de proefpersonen die zich in hun innerlijke wereld konden keren het onderzoek als erg positief ervoeren, waar anderen die zich concentreerden op de buitenwereld het erg moeilijk hadden, vanwege de anxiogene steriele high-tech omgeving van het PET-centrum in het ziekenhuis. Het was ongeveer 50:50. Maar hoe wil je van tevoren voorspellen wie wat voor ervaring zal hebben?

Wat is je advies aan iemand die ook psychedelische wetenschap zou willen bedrijven?

galatea

Helaas denk ik niet dat er een algemeen plan of zelfs ook maar een academisch curriculum is dat je kan volgen. Het hangt voor een groot deel af van de politieke omgeving. Zwitserland is bijvoorbeeld een vrij ideaal land om psychedelisch onderzoek te doen omdat de politici en gezondheidsambtenaren niet erg ideologisch zijn ingesteld maar voornamelijk pragmatische bureaucraten zijn. Je kan onderzoek doen naar zo goed als elke stof als je experimentele design goed is, het onderzoek serieus is opgezet en wordt uitgevoerd op strikt wetenschappelijke wijze. Natuurlijk moeten ethische commissies het eens worden over je onderzoeksplan en bevestigen dat je proefpersonen geen risico lopen om nadelige gevolgen te ondervinden. Als dat het geval is, zal de Zwitserse regering je onderzoek niet alleen tolereren maar het ook actief ondersteunen. In de VS zou het natuurlijk een goed idee zijn om te praten met Rick Doblin van MAPS, een man met een missie die al sinds de jaren 1990 pleit voor de medische toepassing van psychedelica. Een reden waarom onderzoek met LSD en andere psychedelica in de toekomst misschien makkelijker wordt, is dat hallucinogenenonderzoek “2.0” totaal gedepolitiseerd is geraakt en geen maatschappelijke revolutie meer beoogt. Hedendaagse “neuropsychedelia” – een term bedacht door antropoloog Nicolas Langlitz – heeft absoluut niks te maken met een politieke propaganda zoals die van Timothy Leary. Dus er is een kans dat psychedelisch onderzoek zelfs onderdeel kan worden van het mainstream biomedisch onderzoek, op z’n minst tot op zekere hoogte. In het geval van ketamine is dit zelfs al aan de gang.

Stel dat je alle middelen voor een wetenschappelijk onderzoek tot je beschikking had, welke vraag zou je dan graag beantwoord willen zien?

De centrale vraag is nog steeds – en zal waarschijnlijk nog lang blijven – hoe bewustzijn voortkomt uit hersenprocessen. Het hebben van een brein lijkt een noodzakelijke voorwaarde te zijn voor bewustzijn. Maar is het genoeg om het fenomeen in zijn geheel te verklaren? Het lijkt me niet erg evident dat de “geest is wat de hersenen doen”, iets waar de westerse wetenschap het lang geleden over eens is geworden. Misschien is bewustzijn een fundamentele eigenschap van het universum, zoals een negatieve lading dat is van een elektron of zwaartekracht dat is van massa. En er is een nog fundamentelere vraag: Waarom is het überhaupt zo dat we niet slechts stimulus-responsautomaten zijn, maar dat we bewuste ervaringen hebben zodat we rationeel en emotioneel kunnen navigeren in een persoonlijke en subjectieve wereld? Er zijn veel theorieën die proberen om deze vragen te beantwoorden, sommige erg wetenschappelijk, andere minder. Maar ik ben er nog geen enkele tegengekomen die echt overtuigend is of zelfs maar praktisch verifieerbaar. Persoonlijk heb ik de – toegegeven – onwetenschappelijke intuïtie dat psychedelica een sleutel kunnen zijn tot het antwoord.

Michael Bogenschutz vergelijkt psilocybinebehandeling met ‘omgekeerde PTSS’

Verslavingspsycholoog Michael P. Bogenschutz werkt momenteel bij de Afdeling Psychiatrie van de Universiteit van New York (NYU). Vóór New York was hij werkzaam voor de Afdeling Psychiatrie en Gedragswetenschappen van de Universiteit van New Mexico.

Veel van Bogenschutz’ werk bestond uit het zoeken naar nieuwe toepassingen van reeds bestaande verslavingsbehandelingen. Stichting OPEN sprak met hem om meer te weten te komen over zijn onderzoek naar behandeling van alcoholverslaving met behulp van psilocybine, het eerste onderzoek van dit soort.

Kunt u uw loopbaan kort beschrijven, en vertellen wat u ertoe heeft bewogen om onderzoek naar psychedelica te doen?

Mijn carrière heeft zich vooral gericht op klinische behandeling en, voornamelijk in de afgelopen 10-15 jaar, op klinisch onderzoek naar het behandelen van verslavingen. Ik ben altijd zeer geïnteresseerd geweest in hoe mensen veranderen en hoe we veranderingen in problematisch gedrag kunnen faciliteren.

Als je met patiënten werkt, kom je mensen tegen die je vertellen dat ze op een gegeven moment een punt bereikten waarop ze gewoon plots stopten, terwijl anderen geleidelijk aan geheelonthouders worden of het probleem steeds kleiner wordt, en weer anderen hebben jarenlang terugvalproblemen, worden nooit beter, of zelfs erger. Het fenomeen van plotselinge en totale gedragsverandering bestaat echt en is niet uitzonderlijk, en dit bestaat niet alleen rondom verslaving. Ik vind dat wetenschappelijk, psychologisch en klinisch interessant. Waarom overkomt dit sommige mensen en anderen niet?

Vlak nadat ik in 1994 bij de faculteit van de Universiteit van New Mexico (UNM) ging werken, raakte ik erg geïnteresseerd in onderzoek met psychedelica. Toentertijd werkte Rick Strassman met intraveneus toegediende DMT. Niet lang daarna verliet dr. Strassman de UNM en aangezien ik nog maar een junior faculteitslid was, leek het niet erg realistisch om mijn eigen onderzoek op dat gebied op te starten. Ik dacht er verder ook niet veel aan, totdat ik Roland Griffiths’ paper uit 2006 over de effecten van psilocybine op gezonde vrijwilligers zag.

Ik was enorm onder de indruk, zowel van de bevindingen als van het feit dat het mogelijk was om dergelijke onderzoeken te doen. In die paper beschrijven de auteurs de acute effecten van psilocybine op vrijwilligers en de relatief hoge frequentie van mystiek-achtige ervaringen. Nog belangrijker vanuit klinisch oogpunt was het verslag van blijvende veranderingen in gedragshoudingen, emotionele toestanden en relaties. De follow-up paper van twee jaar later documenteerde het blijvend karakter van deze effecten op basis van een enkele ervaring met relatief hoge doses. Ik vond het buitengewoon interessant en het leek logisch om zelf te beginnen het klinische potentieel van dit soort geneesmiddelen te onderzoeken.

Verslaving heeft natuurlijk een enorme impact op de volksgezondheid. Waarom bent u in het bijzonder geïnteresseerd in alcohol-gerelateerde kwesties en behandelingen?

Ik ben algemeen geïnteresseerd in verslaving, maar alcohol, dat een zeer wijdverbreide en vernietigende verslaving is over heel de wereld, was voor mij een logisch beginpunt. Toen ik het onderwerp begon te onderzoeken, ontdekte ik dat er in de late jaren vijftig al een aanzienlijke hoeveelheid onderzoek naar het gebruik van psychedelische behandeling (voornamelijk LSD) voor alcoholverslaving was uitgevoerd.

In de Verenigde Staten is de filosofie van de Anonieme Alcoholisten (AA) heersend bij de behandeling van verslaving. Het is een denkwijze die de nadruk legt op de spirituele component van het verslavingsproces en op het belang van het bevorderen van de spirituele gezondheid om er weer bovenop te komen. Dit boeit mij ook.

Wat zijn de voordelen van het gebruik van psilocybine ten opzichte van LSD in een onderzoek?

Psilocybine heeft twee praktische pluspunten. Ten eerste is de werkingsduur aanzienlijk korter, in de orde van 6 uur in plaats van 10 met LSD. Dit maakt psilocybine makkelijker te gebruiken in een poliklinisch model. Anders gezegd, je kunt het toedienen binnen een normale werkdag, terwijl LSD-sessies makkelijk tot laat in de avond kunnen doorgaan. Een andere belangrijke reden is dat er aan LSD veel meer stigma kleeft. Veel mensen beschouwen LSD als een zeer gevaarlijke en angstaanjagende drug. Vooral in de jaren zestig gebeurden er veel incidenten met LSD. Veel daarvan hadden te maken met het innemen van extreem hoge doses van een substantie met onbekende werkingskracht, en ook met het toenmalige gebrek aan inzicht in het belang van de juiste setting voor de goede afloop van een ervaring. Klinisch gesproken lijken zowel LSD als psilocybine zeer veilig te zijn wanneer ze worden gebruikt onder zorgvuldig gecontroleerde onderzoeksomstandigheden. Ook stelt het sommige mensen gerust dat de substantie vaak als ‘paddenstoelen’ of een natuurlijk voorkomende stof wordt gezien, ook al is de psilocybine de we toedienen eigenlijk een synthetische versie.

Kunt u een algemeen beeld schetsen van het type personen dat was geïnteresseerd in deelname aan dit onderzoek?

We wierven vanuit de algemene bevolking, gebruikmakend van advertenties die specifiek gericht waren op mensen die niet in behandeling waren. We wilden dat dit een op zichzelf staande behandeling was. De criteria waren dat mensen alcoholverslaafd waren, in goede algemene gezondheid verkeerden en niet leden aan serieuze psychiatrische ziekten. In ons onderzoek in Albuquerque werkten de mensen en hadden ze een of andere vorm van intacte sociale structuur of ondersteuning. Ze waren al gemiddeld 15 jaar verslaafd aan alcohol, de gemiddelde leeftijd was 40, en er waren zes mannen en vier vrouwen. Sommigen hadden in het verleden reeds een beperkte ervaring met psychedelica, maar mensen die al veel gebruikt hadden lieten we niet toe.

We vreesden dat mensen zich zouden kunnen aanmelden omdat ze een psilocybine-ervaring wilden. We wilden juist mensen aantrekken die serieus geïnteresseerd waren in het veranderen van hun drinkgedrag en die openstonden voor de mogelijkheid van nieuwe behandelmethoden.

Kunt u de setting beschrijven die voor de patiënten werd ingericht?

De polikliniek was zo ingericht dat hij zoveel mogelijk op een comfortabele huiskamer leek, met een grote bank. We vroegen de deelnemers om gedurende het grootste gedeelte van de sessie een blinddoek en koptelefoon te dragen – er was een standaard muziekprogramma – en hun opdracht was om te focussen op hun innerlijke ervaring, en om al wat naar boven kwam te aanvaarden en te observeren. We bereidden hen voor op wat ze tijdens de sessies zouden kunnen ervaren, wat het mogelijke spectrum van ervaringen zou kunnen zijn, en we adviseerden hen met deze ervaringen om te gaan zodat ze er het meeste uit zouden kunnen halen. We geloofden dat het bepalen van een intentie belangrijk was. In deze context zou de algemene intentie kunnen zijn geweest om de sessie te gebruiken om iets te leren of te ervaren dat hen zou kunnen helpen een positieve verandering te bewerkstelligen in drinkgedrag of andere kwesties, gerelateerd aan het drinken, die ze wilden verkennen. Er was heel weinig directe bemoeienis. Twee therapeuten gaven steun en waren beschikbaar om in te grijpen wanneer nodig, verder checkten ze elk half uur tot elk uur of het goed ging met de deelnemer. Aan het einde van de sessie konden de deelnemers praten over wat ze hadden meegemaakt. (De vrijwilligers kregen psilocybine toegediend in een of twee sessies onder toezicht; dit was bovenop Motivational Enhancement Therapie en therapiesessies gewijd aan de voorbereiding en nabespreking van de psilocybinesessies, red.)

In sommige van de eerste LSD-onderzoeken was het doel van de therapeuten om een ervaring te reproduceren die leek op delirium tremens (DT), een zwaar ontwenningsverschijnsel dat alcoholverslaafde patiënten soms ervaren. Deze DT’s waren vaak een keerpunt voor alcoholisten, en ze vermoedden dat LSD soortgelijke gevolgen zou kunnen hebben. Wat ze ontdekten was dat sommige deelnemers mystieke, transcendente ervaringen hadden die hun gedrag op de lange termijn beïnvloedden. Kunt u beschrijven hoe piekervaringen de patiënten in uw onderzoek hebben beïnvloed?

Op psychologisch en biologisch niveau hebben we geen theorieën, laat staan gegevens om deze fenomenen te verklaren. Wat betreft personen die een probleem proberen aan te pakken en een soort verandering proberen teweeg te brengen, zien we dat deelnemers vaak een ervaring van eenheid hebben, het kenmerk van een mystieke ervaring. Ze hebben een gevoel van eenheid met al wat bestaat of het universum of God, en ze hebben ook een zeer intense ervaring van liefde en verbondenheid op een diep emotioneel niveau. Dit omvat ook zelfliefde en zelf-compassie, het gevoel dat je fundamenteel deugt. Dat klinkt bijna nietszeggend, maar voor sommige van deze mensen die zich een leven lang ongeliefd hebben gevoeld, is het een enorm krachtige ervaring. In sommige gevallen vertelden ze ons dat hun drinkgedrag voortkwam uit het feit dat ze zich onbemind of onbeminnelijk voelden, en dat deze ervaring hen het gevoel had gegeven minder behoefte te hebben om wegens die redenen te drinken.

Dit soort ervaringen gaat gepaard met andere veranderingen. Mensen komen eruit met een gevoel van optimisme dat verandering mogelijk is, dat het leven anders kan zijn, omdat ze iets hebben ervaren dat zo anders is dan al wat ze zich hadden kunnen voorstellen. We hebben mensen tijdens sessies een hoop tijd zien doorbrengen met het denken aan familie en relaties, aan het verdriet, het schuldgevoel en de schade die hun drinken anderen berokkent, en ook henzelf. Mensen komen van sessies terug met verhalen over sociaal-positieve waarden zoals het zijn van een goede ouder of bijdragen aan de maatschappij. We maten significante afnames in het hunkeren en een toename in het vertrouwen dat ze hun drinkgedrag zullen kunnen veranderen.

Hoe kan één of twee keer een medicijn nemen blijvende gedragsverandering teweegbrengen? Welk bewijs is er ten aanzien van dit vraagstuk?

Ik heb daar niet echt een antwoord op. Het is duidelijk dat er iets gaande is in de hersenen en we zijn onderzoeken aan het opstarten die met behulp van MRI-scans naar hersenactiviteit kijken vóór en na de psilocybinesessies. Maar we kunnen nog niet verklaren hoe het kan dat een enkele acute ervaring zulke blijvende veranderingen teweeg kan brengen.

De beste analogie die we hebben gevonden is posttraumatische stress-stoornis (PTSS), waarbij een enkele traumatische gebeurtenis een weerslag kan hebben op iemands dagelijkse ervaring. Deze trauma’s kunnen van puur psychologische aard zijn, maar vaak gaan ze ook gepaard met fysiek geweld. PTSS is een voorbeeld van hoe een acute gebeurtenis aanhoudende psychologische en meetbare biologische veranderingen in hersenfunctie en –structuur kan veroorzaken. Misschien is wat we bij psilocybine zien gebeuren wel een soort tegenpool van PTSS – een ervaring die zo overweldigend positief is, dat ze daadwerkelijk een blijvende impact op iemands psyche en hersenen kan hebben.

Verslaving is een misplaatste zoektocht naar spiritualiteit. Kunt u hier commentaar op geven of er iets over vertellen?

Carl Jung is eigenlijk degene die dit idee heeft uitgewerkt, namelijk dat mensen door bedwelmende middelen (in beperkte mate) in staat waren om verbinding te voelen, eenheid, een gevoel van welzijn en geliefd zijn. Je kunt het zien als een misplaatste zoektocht naar mystieke of menselijke verbondenheid, een manier om een betrouwbare emotionele verbondenheid met iets externs te ervaren, om zo troost te voelen. Dit kan een nuttige manier zijn om de strijd van mensen met verslavende middelen te begrijpen of in een nieuw licht te zien, niet simpelweg als een jacht op hedonistisch genot, maar als een authentiek verlangen om zich heel voelen. Maar als dat niet gevonden wordt op gezondere manieren, kan het al snel een valkuil worden.

De uitkomst van uw onderzoek oogt erg veelbelovend: alle patiënten ervoeren een duidelijke verbetering. Maar het ging slechts om een kleine groep. Heeft u plannen om nog een klinisch onderzoek uit te voeren?

Dit was een klein onderzoek zonder controlegroep, gedaan om de uitvoerbaarheid van een dergelijk soort onderzoek aan te tonen. We zijn erin geslaagd om klinische verbetering aan te tonen, en de mate van verbetering correleerde met de kracht van de ervaring van de deelnemer tijdens de sessies. Het bewijs is suggestief en zeker niet beslissend of overtuigend. We moeten veel grotere gecontroleerde studies uitvoeren. Ons huidige onderzoek richt zich erop 180 alcoholverslaafde patiënten te rekruteren, wat ons een veel rigoureuzere werkzaamheidstest zal opleveren. Het zal enkele jaren duren – we schatten vijf – om dit onderzoek af te ronden.

Denkt u dat er misschien andere dan wetenschappelijke obstakels zijn, die psychedelisch onderzoek weer opnieuw zullen doen stagneren? Of denkt u dat het zal evolueren naar standaardgebruik?

Vanuit wetenschappelijk oogpunt begrijpen we deze geneesmiddelen beter dan in de jaren zestig wat betreft hun werking, mogelijke gevaren, en hoe deze gevaren te minimaliseren in een klinische onderzoeksomgeving. De mensen die nu klinisch onderzoek naar psychedelica doen zijn serieuze, ervaren wetenschappers die hun werk zorgvuldig en met wetenschappelijke grondigheid aanpakken. De bredere maatschappij begrijpt psychedelica ook veel beter dan 50 jaar geleden. We moeten evenwichtig blijven in onze benadering en voorkomen dat we de resultaten voorbijhollen, oppassen voor overdreven beweringen en verwachtingen, en mensen eraan herinneren dat er aanzienlijke risico’s zijn verbonden aan deze medicijnen wanneer ze niet in een gestructureerde en gecontroleerde setting worden gebruikt.

Ook al hopen ik en anderen in het veld dat wat we ontdekken zal leiden tot belangrijke vorderingen in verslavingsbehandeling, geen enkel medicijn is een wondermiddel. Er zijn grenzen aan alle behandelingen. Verslaving is een complexe, chronische aandoening en je kunt niet iedereen genezen in één of twee sessies, of het risico tot nul reduceren. Maar het is redelijkerwijs te hopen dat we in staat zullen zijn om reproduceerbare voordelen aan te tonen, en dat we tegelijkertijd veel zullen leren over de psychologie en biologie van gedragsverandering.

[Interview] Peter Gasser droomt van verder onderzoek met groepsessies

Het eerste LSD-onderzoek met menselijke proefpersonen van het nieuwe tijdperk van psychedelisch onderzoek werd uitgevoerd in Zwitserland door psychiater en psychotherapeut Peter Gasser. Zijn onderzoek, dat werd gesponsord door MAPS, heeft veelbelovende resultaten opgeleverd voor de behandeling van angst bij terminale patiënten. In dit interview reflecteert dr. Gasser op de methodologie en resultaten van het onderzoek en over toekomstperspectieven.

Kunt u kort uw carrière beschrijven, en wat u heeft gedreven om psychedelisch onderzoek te doen?

Toen ik aan het eind van de jaren ’80 werd opgeleid tot psychiater en psychotherapeut kwam ik voor het eerst met psychedelische drugs in aanraking. Op dat moment waren er in Zwitserland vijf therapeuten die de toestemming hadden om te werken met MDMA en LSD, en ik onderging eerst een behandeling en liet me vervolgens opleiden tot psycholytisch therapeut. Op die manier kwam ik erachter dat psychedelica erg nuttig kunnen zijn, niet alleen voor mijzelf, maar ook voor de patiënten. In 1992 werd ik lid van de Zwitserse Artsenvereniging voor Psycholytische Therapie, en in 1996 werd ik voorzitter van deze vereniging – dat ben ik vandaag de dag nog steeds. Met de vereniging hebben we een aantal keren geprobeerd om toestemming te krijgen om onderzoeksprojecten met psychedelica op te zetten. In 2000 probeerden we toestemming te krijgen om depressieve patiënten met psilocybine te behandelen, maar dit project werd niet goedgekeurd door de ethische commissie, dus moesten we het laten varen. In 2004 kreeg een van onze leden toestemming om MDMA te gebruiken om PTSS-patiënten te behandelen. En in 2007 kreeg ik toestemming om LSD te gebruiken om patiënten te behandelen die leden aan kanker of andere terminale ziektes en worstelden met angst en/of depressie. Dit onderzoek vond plaats tussen 2007 en 2011, en we zijn nog steeds onze resultaten aan het publiceren.

Hoe bent u geïnteresseerd geraakt in de behandeling van angst bij levensbedreigende ziektes?

In 2006 hielden we in Zwitserland een conferentie naar aanleiding van de 100e verjaardag van Albert Hofmann. Aan het eind van deze conferentie hebben we een open brief naar een aantal overheden in Europa gestuurd met een dringend verzoek om wetenschappelijk onderzoek met LSD weer toe te staan. Het Zwitserse ministerie van volksgezondheid heeft daadwerkelijk met een brief gereageerd, waarin stond dat als aan de ethische en wetenschappelijke voorwaarden werd voldaan, zij toestemming voor zo’n studie zouden geven. Dus we vroegen ons af wat voor onderzoek we zouden kunnen doen, en kwamen erachter dat er in de jaren ’60 onderzoek had plaatsgevonden naar LSD voor de behandeling van angst bij kankerpatiënten, met erg goede resultaten. Stanislav Grof, bijvoorbeeld, heeft over dit onderwerp gepubliceerd. Dus we dachten dat we dit onderzoek weer konden oppikken waar het gestopt was. Aan de andere kant vonden we dat patiënten met levensbedreigende aandoeningen echt een vrij snelle benadering nodig hadden voor hun probleem. Ze hebben geen tijd voor lange psychotherapeutische processen, en ik denk dat LSD een goed instrument is om snel uit te monden bij de kernvragen die in het psychotherapeutisch proces naar boven komen.

U verwijst naar voorgaande onderzoeken, zoals die van Grof, en in een van uw artikelen stelt u dat “het huidige LSD-onderzoek ontworpen werd om voorgaande bevindingen te evalueren aan de hand van recente onderzoeksmethodologie.” Wat is precies het verschil in methodologie vergeleken met vorige onderzoeken?

In de ogen van de overheid is dit een drugsonderzoek, maar persoonlijk zie ik het als een psychotherapeutisch onderzoek. Daarom moesten we een dubbelblind, placebo gecontroleerd, gerandomiseerd onderzoeksontwerp hebben. In de jaren ’60 was dit niet de gouden standaard voor dit soort onderzoek. Dus we moesten hedendaagse procedures volgen die het mogelijk maken om de drug wetenschappelijk te evalueren.

Kijkend naar de methodologie wordt er in het artikel een onderscheid gemaakt tussen de psycholytische en de psychedelische benadering. Klopt het om te stellen dat u ervoor koos om ergens tussen beide te blijven, maar meer neigt naar de psychedelische methode? Met andere woorden: u gebruikt de psychedelische benadering maar gebruikt een iets kleinere dosis LSD?

Ik hou persoonlijk niet zo van dit onderscheid tussen psycholytisch en psychedelisch, wat meer een historisch dan methodologisch relevant onderscheid is. Voor mij is het belangrijk dat er een psychotherapeutisch proces gaande is. We hebben normale, verbale psychotherapeutische sessies met de patiënten, en we integreren de psychedelische ervaringen in dat proces. De dosering die we gaven was gematigd, 200 µg, wat op een bepaalde manier inderdaad tussen psychedelisch en psycholytisch in ligt als je kijkt naar dergelijke procedures in de jaren ’60. Maar ik denk dat het belangrijkste punt is om deze sessies aan het psychotherapeutische proces toe te voegen, om de patiënten erop voor te bereiden en ze achteraf hulp te bieden om de LSD-ervaringen te integreren. Psychedelische therapie in de 60er jaren ging meer om het toedienen van hoge doseringen van de drug en er maar van uit gaan dat de piekervaringen die dit bij de patiënten opleverde ervoor zorgden dat de verandering vanzelf optrad. Ik denk dat psychotherapie noodzakelijk is voor de integratie van de ervaring, maar ik zou niet zeggen dat onze aanpak daardoor “psycholytisch” is. Het hangt meer tussen beide in, en misschien moeten we een nieuwe term bedenken, iets meer in de trend van “therapie met psychoactieve drugs”, of iets in die geest.

Kunt u de omgeving beschrijven die u voor de patiënten had opgezet?

We probeerden te zorgen voor een ietwat meditatieve setting, waar slechts de patiënt en twee therapeuten, een vrouwelijke collega en ikzelf, aanwezig waren. Er waren geen slaapmaskers of koptelefoons, maar we draaiden wel muziek, afgewisseld met stilte, voor ongeveer de helft van de tijd. De stilte stond het innerlijke proces toe om zich te ontwikkelen, terwijl de muziek er soms was om dit te begeleiden. De patiënten konden zelf bepalen of ze hun ogen open hielden of wilden sluiten. We ontmoedigden meestal lange discussies. We waren beschikbaar voor de patiënten en ze konden met ons praten, maar we stelden voor om het meeste praten te bewaren voor de volgende dag: praten gaat traag en het innerlijke proces voltrekt zich vrij snel. Slechts één patiënt prefereerde het om het oogmasker een tijdje op te houden, de rest van de patiënten wisselde af tussen open en gesloten ogen. De sessies vonden plaats op mijn kantoor, en de sessieruimte was comfortabel ingericht met kaarsen, bloemen en gordijnen om het daglicht te dimmen. Dus de setting was niet gemedicaliseerd, maar er was vijf minuten verderop een ziekenhuis in geval van nood.

Was u tevreden met de gekozen aanpak, of denkt u dat er ruimte is voor verbetering of verdere experimenten met andere benaderingen?

Persoonlijk zou ik graag behandelen in groepsverband, omdat ik denk dat groepsessies efficiënter zijn dan individuele behandelsessies. Dit biedt de mogelijkheid voor een groepsproces, voor interactie met anderen in het laatste gedeelte van de sessie, en er is ook een soort groepsenergie die anders is dan in een individuele setting. Dat zouden we in de toekomst graag doen. Ook hebben een aantal patiënten aangegeven dat ze meer LSD-sessies hadden gewild, en ik ben het met ze eens. Het feit dat we er slechts twee hadden had te maken met onderzoeksredenen, maar het zou beter zijn om er meer te hebben.

In het artikel heeft u het over het hoge aantal hevige emotionele ervaringen bij patiënten, en u suggereert dat dit de meest efficiënte therapeutische trigger in het onderzoek is.

Ja, we hebben een piekervaring vragenlijst gebruikt, welke liet zien dat sommigen van de patiënten echt mystieke ervaringen hadden – maar de meesten van hen hadden deze niet, ook al waren ze erg tevreden met hun sessies en hadden ze het gevoel dat het een positief effect heeft gehad. Dus we vroegen ons af wat het therapeutische principe van deze therapie zou kunnen zijn, en ik zou zeggen dat het iets te maken heeft met emotionele opening en het verbreden van de visie, om het geheel van het bestaan in een bredere context te zien, niet alleen op cognitief, maar ook op emotioneel gebied. Soms moesten we moeilijke emotionele processen doorlopen, zoals angst en wanhoop en dergelijke. Maar ik denk dat het van grote hulp kan zijn om dit soort moeilijke emoties te doorlopen in een veilige en ondersteunende omgeving. In die zin zou ik liever de nadruk op het emotionele proces leggen dan op het idee dat het noodzakelijk is om een mystieke ervaring te hebben. Mocht die plaatsvinden, dan is dat natuurlijk prima, het is erg nuttig en dierbaar voor diegenen die ze ervaren, maar ik denk niet dat het noodzakelijk is om vooruitgang te boeken in de therapie.

Hoe omschrijft u het verschil tussen emotionele piekervaringen en volledige mystieke ervaringen?

De elementen van een mystieke ervaring zijn precies gedefinieerd in de vragenlijst over bewustzijnsstaat. Als iemand een score van meer dan 60% heeft voor alle elementen, wordt de ervaring mystiek genoemd. Maar los daarvan denk ik dat een mystieke ervaring een gevoel van grote eenheid is met jezelf, met de mensen om je heen en met alles wat er bestaat en het heelal. Het is een ervaring van eenheid die niet is gebonden aan een religie. Niet alle patiënten hadden dat soort ervaringen. Sterke of piek emotionele ervaringen zijn meer afhankelijk van de persoon, haar geschiedenis, persoonlijkheid en individuele levenssituatie.

Denkt u dat het belangrijk is om de biologische mechanismen te achterhalen, of is dit van secundair belang voor u?

Ik ben geen onderzoeker – ik ben een therapeut – dus dat is secundair voor mij. Voor mij is het ’t meest belangrijk om te zien dat het werkt, en de vraag naar waarom het werkt en wat er precies in de hersenen gebeurt komt op de tweede plaats. Ik denk dat je de therapie kan doen zonder te weten wat er gebeurt in termen van bijvoorbeeld neurotransmitters. Maar het is op wetenschappelijk niveau natuurlijk op zichzelf heel interessant.

Het resultaat van uw onderzoek lijkt veelbelovend te zijn: alle patiënten hebben een duidelijke verbetering ervaren. Kunt u beschrijven op wat voor manier de LSD-ervaring invloed heeft gehad op de patiënten?

Ze waren in zekere zin meer ontspannen. Hoewel hun leven op een relatief korte termijn werd bedreigd door een ziekte, zeiden ze dat ze zich meer relaxed voelden. Dit is niet slechts een oppervlakkig gevoel van opluchting, zoals het ontspannen van gespannen spieren. Het bevindt zich op een meer existentieel niveau. Ze voelden dat het echt hun geest had verruimd, en dat is wat ze echt waardeerden aan deze therapie. Veel van hen zeiden dat ze leerden bepalen wat er echt toe deed, wat echt belangrijk voor hen is gedurende de tijd die ze nog hebben, en wat ze wilden en niet wilden doen met deze beperkte hoeveelheid tijd.

Het artikel stelt ook dat de resultaten van uw studie “vlakker” zijn dan die uit voorgaand onderzoek op hetzelfde gebied, wat “drastische” verbetering opleverde bij ongeveer 1/3e van de patiënten, “gematigde verbetering” bij nog eens 1/3e, en totaal geen verbetering bij het resterende 1/3e. In uw studie hebben alle patiënten een significante en blijvende verbetering ervaren. Hoe verklaart u dit verschil?

Ten eerste, de resultaten die we hebben verkregen met slechts 12 patiënten kunnen niet gegeneraliseerd worden, daar was onze sample te klein voor. Dus misschien zijn onze bevindingen niet significant. Misschien was het feit dat niemand drastische verbeteringen had, maar ook niemand de therapie afdeed als ineffectief, slechts een kwestie van toeval. Aan de andere kant denk ik dat wat we doen dichter ligt bij standaard psychotherapie dan bij klassieke psychedelische therapie, waar patiënten een hogere dosering nemen en de ervaring heftiger is, maar waar het resultaat misschien niet zo langdurig is. Met de gematigde doseringen die wij toedienen is de ervaring misschien niet zo dramatisch maar zijn de effecten duurzamer. Ik denk dat we niet op zoek zijn naar heftige veranderingen zoals de voorgaande onderzoekers, maar meer naar duurzame veranderingen.

Een ander opmerkelijk resultaat was de verlaagde score voor angst als karaktertrek, welke op de lange termijn was gebleven. Betekent dit dat deze mensen een stabiele verandering richting een minder angstige persoonlijkheid hebben ervaren?

Ja, dit lijkt het geval te zijn. Toen we een lange termijn evaluatie van onze resultaten maakten, herhaalden we ook de vragenlijst over angst, en hadden we nog steeds dezelfde resultaten als vlak na de LSD-sessies. Dus we kunnen zeggen dat de patiënten over het algemeen minder angstig waren, niet alleen ten opzichte van angst als gemoedstoestand, wat meer afhankelijk is van iemands huidige situatie, maar ook ten opzichte van angstdispositie, wat te maken heeft met de structuur van persoonlijkheid. Dit is uitzonderlijk, in de zin dat we slechts twee LSD-sessies met iedere patiënt hadden uitgevoerd, en er alsnog een grote verandering is voltrokken in de houding van de patiënten.

Dit resultaat is interessant omdat het impliceert dat dit soort behandelingen potentieel een grotere populatie zou kunnen helpen, niet slechts patiënten met levensbedreigende ziektes.

Ja, natuurlijk, daar ben ik het mee eens. We hebben deze populatie gekozen omdat, zoals ik al zei, het onderzoek al eerder gedaan was, en we een specifieke groep moesten kiezen om het onderzoek uit te kunnen voeren. Maar ik denk dat er veel mensen zijn die baat zouden kunnen hebben bij dit soort therapie buiten een specifieke groep patiënten. Ook gaat dit niet alleen om angst. We hebben angst gemeten omdat het makkelijk te meten is, maar deze therapie heeft invloed op de gehele persoonlijkheid.

U had het over vorig onderzoek door Stanislav Grof, die een van de weinige modellen van de psychedelische ervaring heeft ontwikkeld, met een sterke nadruk op perinatale ervaringen, dat hij ook heeft gebruikt in zijn werk met terminale patiënten. Was u geïnteresseerd in het testen van dit model voor uw onderzoek?

Nee, we hebben dit niet geverifieerd, om meerdere redenen. Ik denk dat het een interessant model is, maar het is ook een soort hypothese. Het is Grof zijn systeem, zijn manier van kijken naar wat er gebeurt, en ik denk dat men kan kijken naar wat er gebeurt met een ander uitgangspunt. We leggen niet zoveel nadruk op het verifiëren van theorieën, dat is niet ons doel. Ook past Grofs theorie niet zo goed binnen mijn persoonlijke therapeutische achtergrond, die minder psychoanalytisch is.

In een vorig interview vertelde Matthew Johnson van de Johns Hopkins University ons dat angst bij terminale patiënten een van de eerste toepassingen zou kunnen zijn waarvoor een behandeling met psychedelica legaal beschikbaar zou worden. Hij suggereerde dat dit binnen slechts een tiental jaar in de VS zou kunnen gebeuren. Deelt u dit optimisme?

Nee. Ik denk dat we op dit moment in een geweldig tijdperk voor psychedelisch onderzoek leven, omdat er veel gaande is over de hele wereld, of tenminste in een aantal landen. Het is mijn hoop dat we op de rand staan van een echte herstart van psychedelisch onderzoek. Desalniettemin is dit geen mainstream proces. Ik bedoel, we zijn op dit moment blij dat we verder kunnen, maar er zijn nog obstakels te overwinnen om deze therapieën tot gemeengoed te maken. Er is bijvoorbeeld geen toekomstperspectief voor LSD als voorgeschreven medicijn. In het beste scenario zou LSD misschien van Schedule I naar Schedule II of III verplaatst kunnen worden, wat betekent dat iemand een uitzondering kan krijgen voor behandeling onder bepaalde voorwaarden. Maar dan zou het slechts beschikbaar zijn voor uitzonderlijke gevallen. Om er een standaardbehandeling van te maken, zou je een reële mogelijkheid moeten hebben om mensen met LSD te behandelen, buiten wetenschappelijke onderzoeksvoorwaarden om. En de hele weg van onderzoek naar behandeling af gaan, zodat je de drug niet meer hoeft te registeren, is best lastig. Dus ik weet niet of Matthew Johnson gelijk heeft, maar als het zo is, en ik het mis heb, zou ik erg gelukkig zijn. Met MDMA ligt het iets anders. MAPS is echt bezig om MDMA tot voorgeschreven medicijn te maken. En misschien zou binnen tien jaar PTSS regulier behandeld kunnen worden met MDMA. Maar ik denk dat dit niet het geval zal zijn met psychedelische drugs als psilocybine of LSD.

Uw studie was het eerste LSD-onderzoek met menselijke proefpersonen in decennia. Hoe verklaart u het feit dat, hoewel LSD een ‘klassiek’ psychedelicum is, het zo lang duurde voordat het terug een vooraanstaand middel werd in deze tweede golf van psychedelisch onderzoek?

Ik denk dat het voornamelijk komt omdat LSD bij verre de moeilijkste reputatie heeft. LSD is echt “de hippiedrug”, de drug van de tegencultuur. Deze reputatie is echt een groot obstakel dat LSD ervan weerhoudt om weer een medicijn te worden. Er zijn heel veel vooroordelen tegen LSD, en ik denk dat dat de belangrijkste reden is. De tweede reden is de duur van de ervaring. LSD duurt vrij lang, wat betekent dat het veel menselijke middelen vergt om ermee te werken. Je moet bereid zijn om een volle dag met een enkele patiënt te werken, wat het moeilijker maakt om ermee te werken dan met MDMA of psilocybine.

Zwitserland lijkt erg productief binnen het psychedelische onderzoek in Europa. Hoe verklaart u dit?

Ik denk dat Zwitserland een zekere onderzoekstraditie heeft, met name op het gebied van drugs en verslaving. Zoals u misschien weet was het in de jaren ’90 een van de eerste landen die heroïne gaven aan verslaafden, en ik denk dat het binnen deze context makkelijker is om toestemming te krijgen voor drugsonderzoek. Ook is Zwitserland een klein land, waar persoonlijk contact makkelijker en belangrijker is. En tot slot, met oog op mijn eigen LSD-onderzoek, zou ik kunnen zeggen dat geluk een belangrijke factor is. We waren de juiste mensen op de juiste plek op het juiste moment. Als de ethische commissie ons geen toestemming had gegeven voor dit onderzoek, was hun oordeel definitief geweest, je kan niet zomaar nog een poging wagen en op succes hopen. Dus ik denk dat ik op precies het juiste moment een aanvraag heb gedaan.

Zou het ook iets te maken kunnen hebben met de nalatenschap van Albert Hofmann? Het eerste nieuwe onderzoek naar LSD vond plaats in Zwitserland, het land waar het werd ontdekt…

Misschien is dat ook een factor. Albert Hofmann heeft altijd een goede reputatie gehad in Zwitserland, hij was erg bekend en een onderzoeker met hoog aanzien. Maar ik denk niet dat dit een doorslaggevende reden was in de goedkeuring van het onderzoek.

Heeft u nog plannen voor toekomstig psychedelisch onderzoek dat u zou willen uitvoeren?

Om het moment heb ik geen plan voor psychedelisch onderzoek, omdat ik in een privékliniek werk en geen onderzoeker ben aan een universiteit. Ik zou graag weer onderzoek doen, maar alleen met een lijn naar een academische institutie en een onderzoeksteam. In de acht jaar dat ik mijn onderzoek deed, is het steeds moeilijker geworden om nieuw psychedelisch onderzoek te beginnen, omdat de beperkingen op onderzoek op mensen over het algemeen toenemen, dus voor mensen zoals ik die op een praktijk werken, is er bijna geen kans om onderzoek te doen. Daarvoor zou ik een band met een universiteit moeten hebben. Ik heb wel wat connecties, maar er staat geen specifiek project op de planning. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de financiering.

Als u absolute vrijheid zou hebben, wat voor soort psychedelisch onderzoek zou u dan willen doen?

Dat is een goede vraag. Ik zou graag dat soort vrijheid hebben! Ik zou twee dingen doen. Ik zou een traininggroep beginnen voor onderzoekers, om jonge academici op te leiden die zijn geïnteresseerd in dit werk, zodat ze kunnen leren hoe ze psychedelische therapie moeten uitvoeren, en we een volgende generatie van psychedelische therapeuten zouden hebben die getraind zouden zijn, die op een legale manier ervaring zouden hebben opgedaan, en die erover zouden kunnen praten. Ten tweede zou ik verder gaan met dit onderzoek met terminale patiënten. Mijn onderzoek was slechts een pilotstudie met 12 patiënten. Ik zou graag hetzelfde doen met 30 of 50 mensen, in groepen, alleen om te laten zien dat statistisch significante resultaten verkregen kunnen worden die de efficiëntie van deze methode bewijzen. Dat zijn mijn twee dromen.

[Interview] Matthew Johnson: "Psychedelische therapie mogelijk beschikbaar binnen een decennium"

Matthew Johnson maakt deel uit van het team dat aan de Johns Hopkins universiteit onderzoek uitvoert met psilocybine op een verscheidenheid aan gebieden, van mystieke ervaringen tot het behandelen van angst bij terminale patiënten en verslaving. Matthew’s persoonlijke focus ligt op het behandelen van verslaving, en zijn meest recente wetenschappelijke publicatie ging over zijn onderzoek naar het gebruik van psilocybine om te stoppen met roken. Hij sprak met Stichting OPEN over zijn studies en de toekomst van het wetenschappelijk onderzoek naar psychedelica.

Hoe bent u in psychedelisch onderzoek terechtgekomen? Was dit een oude droom, of eerder een toevalligheid?

Het was een beetje allebei. Zo’n 15 jaar geleden, toen ik aan het promoveren was, was het mijn hoop om ooit onderzoek te gaan doen met psychedelische middelen, maar ik verwachtte dat het meerdere decennia zou duren voordat ik zover zou zijn. Gelukkig kwam ik toen te weten dat de begeleider van mijn postdoctoraal onderzoek, Roland Griffiths, bezig was met psilocybine-onderzoek. Dit ontdekte ik tijdens mijn interview voor een postdoctorale betrekking, en vervolgens heb ik mijn uiterste best gedaan om op die kar te springen. Sindsdien ben ik al die jaren hier op de faculteit gebleven.

Hoe raakte u geïnteresseerd in dit onderwerp?

Het ging mij om de vragen die psychedelica met zich meebrengen. Die zeer brede, interessante, filosofische vragen die mij intens bezighielden. Toen ik ongeveer 19 of 20 was raakte ik erg geïnteresseerd in de hele literatuur over psychedelica en in de vroegere onderzoeken naar deze middelen. De vragen over de verhouding tussen geest en lichaam, de precieze aard van de geest… Wij hebben geen afdoende antwoorden op die vragen, maar psychedelische stoffen lijken wel een uitstekend uitgangspunt voor wie ermee bezig is.

Heeft u soms tips voor mensen die graag een soortgelijke carrière willen uitbouwen?

Het belangrijkste advies is om een opleiding te volgen in een gebied dat je de mogelijkheid geeft om onderzoek te gaan doen: je kan een diploma geneeskunde halen, of een doctoraat om onderzoeker te worden op een of ander deelgebied van de neurowetenschappen of de psychologie. Ik zou aanraden om een domein te kiezen dat mooi aansluit bij onderzoeksgebieden en onderwerpen die meer mainstream zijn. Een onderzoeker vindt niet makkelijk een baan waarbij hij of zij zich uitsluitend kan bezighouden met psychedelica. Zelf bestudeer ik bijvoorbeeld verslaving in het algemeen, de acute effecten van drugs, de aard van verslaving en verslavingsbehandeling. Dit sluit nauw aan bij mijn interesse voor psychedelica in de behandeling van verslaving. Dat andere gedeelte van mijn werk kan mijn baan dus ondersteunen, terwijl de focus op psychedelica alleen dit niet zou kunnen. Dus: kies voor iets mainstream dat een doorsnede heeft met je interesse voor psychedelica.

Over naar het onderzoek dat u hebt uitgevoerd: uw laatste publicatie ging over uw studie over het gebruik van psilocybine in combinatie met cognitieve gedragstherapie bij de behandeling van tabaksverslaving. De resultaten zien er veelbelovend uit: het artikel geeft een succespercentage aan van 80% voor de beperkte onderzoeksgroep. Wat zou het werkingsmechanisme kunnen zijn dat mensen helpt om van hun verslaving af te raken wanneer ze met psychedelica worden behandeld?

Tot nu toe zijn er aanwijzingen voor psychologische werkingsmechanismen. De mensen geven bijvoorbeeld aan dat ze na de sessies met psilocybine gemakkelijker beslissingen nemen die op lange termijn voordelig zijn voor hen, en dat ze minder geneigd zijn beslissingen te nemen gebaseerd op hedonistische verlangens op korte termijn. Ze geven ook aan een toename in hun zelfredzaamheid te ervaren, dat wil zeggen hun vertrouwen in hun vermogen om gestopt te blijven. Een flink aantal deelnemers hadden (wat ze zelf beschouwden als) spirituele of zeer betekenisvolle ervaringen. Al deze psychologische aspecten vindt men terug in verslavingstherapieën. Het is al lang een bekend gegeven dat mensen aangeven dat spirituele ervaringen of inzichten hen ertoe hebben gebracht om een verslaving te overwinnen. Wij vermoeden dat er ook biologische mechanismen aan het werk zijn die we nog niet hebben onderzocht; daar beginnen we nu pas aan, in de volgende fase van de studie. Ik geloof dat het antwoord uiteindelijk vele aspecten zal raken en dat er zowel psychologische als biologische mechanismen blootgelegd zullen worden.

Hoe zit het met de 3 personen (op 15) die er niet in slaagden om te stoppen met roken? Heeft u daar een verklaring voor?

Die mensen hadden meestal minder betekenisvolle ervaringen tijdens hun sessies met psilocybine. Het aantal deelnemers was relatief klein, dus hoeden we ons voor al te harde conclusies. Het lijkt erop dat mensen die tijdens de sessies ervaringen hadden die op persoonlijk of spiritueel vlak minder betekenisvol waren, ook minder succes boekten op lange termijn. Dit komt overeen met gegevens die we in andere psilocybine-studies hebben verzameld. De aard van de ervaring, en dan vooral de positieve, mystieke aard ervan, lijkt een goede voorspeller te zijn voor positieve, lange-termijn veranderingen op het gebied van persoonlijkheid.

Denkt u dat als deze interessante resultaten op grotere schaal kunnen worden bevestigd, dit soort therapie algemeen toegankelijk kan worden? En zo ja, hoelang zou dit kunnen duren?

Dat geloof ik inderdaad. Ik denk dat het minstens tien jaar kan duren, ik hoop niet veel langer dan dat. Het onderzoek met psilocybine in de Verenigde Staten is verder gevorderd wat betreft de behandeling van kankergerelateerde angst en depressie. We verwachten dat in de VS de eerste goedkeuring door de Food and Drug Administration van psilocybine als voorgeschreven geneesmiddel er waarschijnlijk zal komen voor kankergerelateerde angst. Maar als de resultaten positief blijven, verwachten we dat een indicatie voor verslavingen snel zou kunnen volgen. Ik denk dat het zeker mogelijk is. We hopen erop dat behandelingen buiten een onderzoekscontext verspreid kunnen worden, en dat psilocybine wordt goedgekeurd voor gebruik op voorschrift. We geloven dat dit in klinieken zou kunnen plaatsvinden, een beetje zoals ambulante chirurgische ingrepen. De patiënten zouden dus niet met psilocybine naar huis worden gestuurd, zo van “neem twee van deze pilletjes en bel me morgenvroeg op”. Er zou voorbereiding bij komen kijken, net zoals dat in ons onderzoek gebeurt. Een screening, gevolgd door voorbereidende gesprekken met professionele medewerkers, en uiteindelijk een of meerdere sessies van een hele dag, waarbij de persoon ’s morgens aankomt en rond 5 of 6 uur ’s avonds weer vertrekt. Ze zouden naar huis gaan met een vriend of een naast familielid, bijna net zoals het geval is in de procedures voor ambulante chirurgie.

Zouden artsen een speciale vergunning nodig hebben om zoiets te mogen uitvoeren?

Ja, ze zouden een gespecialiseerde opleiding nodig hebben, een soort certificaat in de basisprincipes voor het uitvoeren van dit soort sessies. De procedures die gehanteerd worden in de huidige studies met psilocybine zijn zeer doeltreffend, dus het zou er ongeveer uitzien zoals nu, met gelijkaardige veiligheidsvoorzorgen.

U heeft ook onderzoek uitgevoerd dat specifiek ging over mystieke ervaringen. Alles lijkt erop te wijzen dat zulke ervaringen die worden opgewekt door middel van psychedelica niet kunnen worden onderscheiden van spontane of natuurlijke mystieke ervaringen. Wat zijn hier de implicaties van, en wat betekent dit voor het wetenschappelijk onderzoek?

Ik denk dat dit vele perspectieven biedt. Het zal lang duren eer we hier het volledige potentieel van doorgronden – en misschien komen we er nooit aan toe. Het meest interessante is misschien wat dit ons kan vertellen over de biologie van natuurlijk voorkomende ervaringen. Zelfs wanneer ze zonder het gebruik van een uitwendig middel tot stand komen, kan het zijn dat er op inwendig vlak iets zeer gelijkaardigs gebeurt. Dr. Strassman heeft gespeculeerd dat natuurlijk voorkomende dimethyltryptamine (DMT) verantwoordelijk zou kunnen zijn voor zulke buitengewone spontane ervaringen. We weten niet of dit daadwerkelijk het geval is, maar het klinkt zeker plausibel. Ik denk echter dat, indien we een gelijkaardige biologische oorzaak vinden voor natuurlijk voorkomende spirituele of mystieke ervaringen en psychedelisch veroorzaakte ervaringen in het algemeen, dit diepgaande filosofische implicaties zou hebben voor de manier waarop we de algemene menselijke ervaring beschouwen. Dit zou suggereren dat het hier altijd gaat om twee zijden van dezelfde medaille, niet om het uitgangspunt dat er een dualistische scheidingslijn bestaat tussen biologie en subjectieve ervaring.

Wat kunnen we volgens u leren van mystieke ervaringen, of welk voordeel kunnen we er uithalen? Kunnen ze nuttig zijn voor de hele samenleving?

Er wordt gespeculeerd dat de wereld er op vele manieren beter zou voorstaan als meer mensen zulke ervaringen hadden. Het is misschien wel wishful thinking om te geloven dat deze ervaringen per se de wereld zouden kunnen redden. Maar er valt wel wat te zeggen voor het idee dat, indien meer mensen authentieke ervaringen zouden beleven van openheid en verbondenheid met de rest van de mensheid, dit zeker een steentje zou kunnen bijdragen – ongeacht de manier waarop deze ervaringen worden opgewekt, door psychedelica, spontaan, of door het gebruik van andere technieken. Ik heb interesse voor de veronderstelling dat deze ervaringen kunnen leiden tot prosociaal gedrag, wat positief kan zijn voor de wereld in het algemeen, al ben ik voorzichtig. Ik zou zeker niet willen zeggen dat psychedelica wondermiddelen zijn waarmee de wereld kan worden gered. Wel lijkt het mogelijk dat ze, mits voorzichtig gebruikt in de juiste omstandigheden, kunnen bijdragen tot een algemene verhoging van het bewustzijnsniveau. Uiteindelijk zijn we met zijn allen afhankelijk van elkaar. We leven samen op deze planeet en we proberen eruit te raken hoe we uiteindelijk kunnen overleven en ons ontplooien. Ik geloof dat deze diepe mystieke ervaringen, hoe ze ook worden veroorzaakt, ons misschien in de juiste richting kunnen helpen.

Verschillende bronnen, waaronder ook de wetenschappelijke artikelen zelf, lijken te suggereren dat de deelnemers aan de studies naar mystieke ervaringen hoogopgeleid en intelligent waren, en een interesse hadden voor spiritualiteit. Geeft dit niet een vertekening die een generalisering naar de algemene bevolking in de weg kan staan?

Dat is een interessante en relevante vraag. Naargelang we meer studies gingen uitvoeren werd onze doelgroep steeds minder gespecialiseerd. In de eerste studie die Roland uitvoerde waren de deelnemers uit zichzelf al zeer geïnteresseerd in spiritualiteit, en onderhielden ze een of andere spirituele praktijk. In de volgende studies hebben we onze eisen op dat gebied afgezwakt, en de onderzoeksgroep staat nu dichter bij de algemene bevolking. Alvorens de deelnemers aan de studie beginnen, verzamelen we metingen van hun levenservaringen op het gebied van mystieke en soortgelijke effecten, met behulp van de mysticismeschaal van Hood. We hebben vastgesteld dat de mensen in onze latere studies veel lager scoorden dan in die eerste studie. In mijn studie over rookverslaving met 15 proefpersonen waren deze mensen heel ‘normaal’ in dat opzicht. Sommigen hadden interesse voor spiritualiteit, maar de meesten hadden geen buitengewoon sterke interesse op dat vlak. Wat betreft opleiding en intelligentie scoren onze proefpersonen meestal vrij hoog, maar ook hier neigen we naar een normalisering. In de studie over roken hadden we een onderwijzer, een meubelmaker, een kinderverzorgster, maar evengoed een advocaat, bijvoorbeeld. Dus sommigen onder hen hadden intellectuele beroepen, maar lang niet allemaal. Bovendien hebben we niet echt een verschil vastgesteld wat betreft de ervaringen van hoog intellectuele mensen of mensen met een hoge sociaaleconomische status tegenover mensen die dichter bij het gemiddelde staan.

Zijn er beduidende verschillen tussen middelen onderling, of draait alles rond het beleven van de psychedelische ervaring op zich, ongeacht het middel waardoor die ervaring veroorzaakt wordt?

Dat weten we nog niet. Het merendeel van de recente heropleving van wetenschappelijke interesse voor psychedelica vertaalde zich in studies met psilocybine. Onze veronderstelling wat betreft veel van deze onderzoeksvragen is dat gelijkaardige resultaten bereikt zouden worden met LSD, mescaline en de andere klassieke psychedelica. Maar dat is slechts een vermoeden. Wat we zeker weten is dat ze een gemeenschappelijke biologische werking hebben. Ik denk dat beide antwoorden mogelijk zijn. Als we ons onderzoek vergelijken met vroeger onderzoek met LSD, en als men deze getuigenissen over psilocybine vergelijkt met natuurlijk voorkomende ervaringen die niet door drugs werden veroorzaakt, dan ziet men een flink aantal gemeenschappelijke eigenschappen. Anderzijds weten we dat deze diverse psychedelische stoffen subtiel verschillende effecten hebben, ondanks het feit dat alle klassieke psychedelica inwerken op de serotonine 2A-receptor. We weten ook dat hun effecten op een aantal andere receptoren verschillend zijn, en dit verklaart waarschijnlijk sommige subtiele subjectieve verschillen die mensen aangeven. Soms zijn die persoonsgebonden: sommige mensen geven aan dat psilocybine bv. psychologisch milder is, terwijl LSD ruwer is, en andere mensen vinden net het tegenovergestelde. Dit zijn allemaal verhalen van anekdotisch of recreatief gebruik. Al deze vragen zouden in het lab bestudeerd moeten worden in dubbelblinde omstandigheden om deze ideeën echt hard te maken. Het is wel intrigerend om te weten dat, als psilocybine of een of meerdere van deze psychedelische substanties hun beloften waarmaken, we een hele catalogus hebben van honderden middelen die liggen te wachten. Dit dankzij al het werk dat Sasha Shulgin, David Nichols en anderen hebben verzet om tientallen stoffen te creëren die afgeleid zijn van de tryptamine- of de fenetylaminestructuur. Het gaat erg interessant worden om deze initiële studies met psilocybine op te volgen met een breed scala aan middelen. Het zou kunnen dat ze allen een vrij algemene werking hebben, maar – ik speculeer hier vrij – misschien is het mogelijk dat een van die andere tryptaminederivaten even doeltreffend is als psilocybine voor kankergerelateerde angst, maar misschien minder risico met zich meebrengt op acute moeilijke ervaringen. Misschien heeft het ene middel kortere of langdurigere effecten, op een manier die dat middel beter geschikt maakt voor een behandeling. Ik denk dat er veel potentieel is, en dat we nog in de kinderschoenen staan in het onderzoeken van deze dingen. We gaan dus nog spannende tijden tegemoet.

Weet u waarom psilocybine momenteel zo prominent aanwezig is?

Ja, ik denk dat onze groep aan Johns Hopkins en een aantal andere onderzoekers die in het laatste decennium de draad van het onderzoek weer hebben opgepikt, het gevoel hadden dat ze van LSD moesten afblijven. Wetende dat sommige mensen bij het horen over dit onderzoek een licht ontvlambare, sensatiegedreven reactie zouden hebben, leek LSD een slecht uitgangspunt, omdat het al de onrust over Tim Leary en de tegencultuur van de jaren ’60 weer zou aanwakkeren. In zekere zin was psilocybine vanuit politiek oogpunt veiliger omdat het niet het meest in het oog springende recreatief gebruikte psychedelicum van de jaren ’60 was – dat was vooral LSD. We weten ook dat psilocybine, naast LSD en mescaline, een van de klassieke psychedelica is die het meest onderzocht zijn tijdens de eerste onderzoeksperiode tussen de jaren ’50 en ’70. Bijgevolg was er een degelijke achtergrondkennis aanwezig over de toxicologie en de farmacologie ervan. Als we waren gestart met een nieuwe stof die nog nooit aan menselijke proefpersonen was toegediend, dan hadden we een groot aantal fundamentele veiligheidsproeven moeten uitvoeren op dieren en bij de voorbereidende studies met mensen. Psilocybine was dus een ideale kandidaat, en bovendien is de tijdsduur van het effect ervan vrij praktisch: vijf à zes uur. Het past dus iets gemakkelijker binnen een therapeutische werkdag dan de 10 à 12 uur durende ervaringen die men met LSD of mescaline kan hebben.

Onlangs zijn verscheidene oproepen verschenen voor een wetswijziging aangaande psychedelica (Nature Reviews Neuroscience in juni 2013, Scientific American in februari 2014). Zijn er concrete inspanningen gaande om deze middelen een of twee klassen [fusion_builder_container hundred_percent=”yes” overflow=”visible”][fusion_builder_row][fusion_builder_column type=”1_1″ background_position=”left top” background_color=”” border_size=”” border_color=”” border_style=”solid” spacing=”yes” background_image=”” background_repeat=”no-repeat” padding=”” margin_top=”0px” margin_bottom=”0px” class=”” id=”” animation_type=”” animation_speed=”0.3″ animation_direction=”left” hide_on_mobile=”no” center_content=”no” min_height=”none”][1] te verlagen, teneinde het onderzoek vlotter te laten verlopen?

De meest concrete inspanning zou zijn om over te gaan tot fase 3 proeven voor kankergerelateerde angst en depressie. Een aantal onderzoeksteams in de VS hebben hier al over gepraat, en we maken voorbereidingen om fase 3 onderzoeken aan te vatten nadat onze fase 2 studie en de studie aan de New York University afgewerkt zijn. We hebben alle deelnemers al gerekruteerd, dus dat kan snel gaan. Als fase 3 succesvol is op het vlak van veiligheid en doeltreffendheid, dan ontstaat de mogelijkheid om de classificatie te wijzigen binnen het huidige systeem, zeer specifiek voor één middel en één medische indicatie. De meeste opiniestukken waar u naar verwees hadden het echter over een bredere bezorgdheid, ongeacht of het fase 3 onderzoek al dan niet leidt tot de reclassering van een bepaalde substantie. Er wordt geopperd dat de classificatie van vele middelen in Schedule I, en de zware beperkingen die daarmee gepaard gaan, het klinisch ontwikkelingspotentieel van deze stoffen kan beperken. Een reden daarvoor is dat geen enkel farmaceutisch bedrijf interesse heeft in het ontwikkelen van deze stoffen, omdat ze als Schedule I geclassificeerd staan, waardoor het een slechte gok wordt om miljoenen dollars te investeren in de therapeutische ontwikkeling van een middel dat al onder de zwaarste beperkingen staat zonder hoop dat daar snel verandering in komt. De classificatie van een stof in Schedule I maakt het ook veel moeilijker om er onderzoek mee te doen in vergelijking met stoffen in andere schedules. Het is ironisch dat het soms veel moeilijker kan zijn om onderzoek te doen naar psilocybine of cannabis, die in de VS in Schedule I geclassificeerd staan, dan naar cocaïne, methamfetamine en vele opiaten, omdat die in Schedule II of nog minder restrictieve tabellen geclassificeerd staan. Dus zelfs als een bepaalde stof nog niet alle stappen heeft doorgemaakt om een klinische goedkeuring te verdienen, leeft toch het idee – waar ik het mee eens ben – dat het niveau van regulering te omslachtig is, en dat het systeem voorzichtig wetenschappelijk onderzoek naar deze verschillende stoffen niet voldoende aanmoedigt. In de psychiatrie bestaat het algemene gevoel dat we met vele conventionele behandelmethodes enigszins onze limiet hebben bereikt, en dat we dus meer moeten openstaan en een meer flexibel systeem moeten hebben om veilig onderzoek te kunnen uitvoeren met sommige van deze stoffen die momenteel onder zware beperkingen staan.

Bent u bevreesd dat er, na de voltooiing van de fase 3 proeven, indien ze succesvol blijken, opnieuw weerstand komt, van psychologische of politieke aard, vanuit de samenleving of van beleidsmakers?

Ik denk wel dat er enige weerstand komt, en dat het enige wat we kunnen doen is om op de onderzoeksbevindingen te vertrouwen, en dit soort onderzoek op een verantwoorde manier uit te voeren. De ongerustheid over psychedelica heeft in feite te maken met ongecontroleerd recreatief gebruik. Dit is echter goed weerlegbaar als het gaat om onderzoek of goedgekeurd klinisch gebruik. Om een vergelijking te maken: we weten dat drugs als heroïne ongelooflijk toxisch zijn en hoge sterftecijfers met zich meebrengen – dat is onbetwistbaar. Maar heroïne is praktisch identiek met vergelijkbare medicijnen die als onmisbaar in de medische praktijk worden beschouwd. Mentaal maken we dus een onderscheid tussen het ongecontroleerde, risicovolle gebruik van heroïne en andere opiaten op straat, en het behoedzame gebruik van morfine en andere ‘drugs’ uit dezelfde groep in een klinische omgeving. In dat laatste geval bijvoorbeeld houden mensen niet op met ademhalen door het innemen van opiaten wanneer ze onder zorgvuldig medisch toezicht staan, omdat dit gemakkelijk te detecteren en te verhelpen valt wanneer het in een medische context gebeurt. Terwijl het spijtig genoeg maar al te vaak gebeurt dat mensen stoppen met ademhalen bij het recreatieve intraveneuze gebruik van heroïne. Op dezelfde manier gebeurt het inderdaad af en toe, al is het zelden, dat mensen met psychedelica een paniekaanval krijgen en zichzelf verwonden, verward reageren, de snelweg oversteken of per ongeluk ergens vanaf vallen. Ze doen dingen die mensen veel vaker doen met vele andere drugs, zoals alcohol. Maar die dingen kunnen perfect vermeden worden gedurende een onderzoek of in een therapeutische context. Zulke dingen gebeuren niet in een zorgvuldig gecontroleerd onderzoek, omdat alle voorzorgmaatregelen aanwezig zijn. Dus hoe meer we met voorzichtig onderzoek voor de dag komen en uitleggen hoe zulk een klinische interventie in zijn werk gaat, hoe beter we deze politieke bezorgdheid kunnen weerleggen.

Hoezeer worden psychedelische onderzoekers zoals u als vreemde eenden in de bijt beschouwd binnen de wetenschappelijke gemeenschap, vanwege het bestuderen van dingen als drugs en mystieke ervaringen? Staat dit de uiteindelijke praktische omzetting van de resultaten in de bredere maatschappij in de weg?

Niet al te zeer, denk ik. Dat is wel een beetje aanwezig, maar ik denk dat dit snel aan het veranderen is. Het is wel grappig dat journalisten soms willen focussen op het controversiële aspect, en dan vinden ze een clinicus die hier echt tegen is, vaak iemand die een verslavingskliniek runt of zo, die niet veel meer zegt dan: oei, dit lijkt me gevaarlijk. Maar in de wetenschappelijke wereld, onder mensen die verslaving en de gevolgen van drugsmisbruik bestuderen, bestaat er bitter weinig controverse. Het varieert van mensen die dit echt veelbelovend vinden en blij zijn dat dit soort onderzoek opnieuw is opgestart, tot mensen die dit wel een beetje vreemd vinden en hun geld er niet op zouden inzetten, maar wel erkennen dat veilig en adequaat onderzoek op zijn plaats is. Niemand kan geloofwaardig beweren dat dit geen legitiem wetenschappelijk, medisch onderzoek is. Het is helemaal niet zo controversieel, en ik denk dat hoe langer wij en anderen dit soort onderzoek doen, hoe meer mensen de bevindingen ervan in acht zullen nemen. Ze kunnen zelf vaststellen dat deze mystieke ervaringen bij herhaling een voorspellende factor zijn voor therapeutische resultaten op lange termijn, en dus erkennen ze dat het hier om een zinvol wetenschap construct gaat. Dit zijn ook constructen die bekend staan en erkend zijn als veranderingsmechanismen binnen andere gebieden van de psychologie. Dus ik geloof dat dit meer en meer mainstream aan het worden is, en dat het niet echt een obstakel vormt. Ik zou zelfs zeggen dat het voor mij eerder een voordeel is geweest, in de zin dat mensen zeggen: wow, dit is echt interessant! Goed van je dat je voorzichtig onderzoek doet naar iets dat buiten het bestaande denkkader staat en aandacht nodig heeft!

Denkt u dat er andere dan wetenschappelijke hindernissen kunnen zijn die psychedelisch onderzoek opnieuw zouden kunnen stoppen, zoals eerder al gebeurd is? Of denkt u dat het uiteindelijk een standaardpraktijk zal worden?

Ik denk dat het zich voortzet, en niet zal worden gestopt zoals decennia geleden. Ik weet het niet zeker, maar dat zegt mijn gevoel. We doen het deze keer als samenleving op een veel volwassener manier. Bovendien vielen psychedelica in de jaren ’60 samen met zoveel andere maatschappelijke veranderingen dat het uiteindelijk wat traumatisch werd voor de samenleving. Waarschijnlijk kregen psychedelica wat te veel de schuld voor dit alles, al was er inderdaad hier en daar individuele schade. Maar het was grotendeels slechts op indruk gebaseerd. Er bestonden redenen voor het feit dat mensen tegen de Vietnamoorlog demonstreerden, voor burgerrechten en vrouwenrechten streden, enzovoort, totaal los van de aanwezigheid van psychedelica. Vandaag is de samenleving in vele opzichten veranderd, en ik denk dat dit onderzoek beter geplaatst kan worden, en kan worden gezien voor wat het is: een interessant onderzoeksspoor dat nuttig zou kunnen zijn voor het onderzoeken van intrigerende vragen over de geest en over biologie, en bovendien therapeutische vruchten kan afwerpen. Ik heb goede hoop dat, indien er een malafide onderzoeker opstaat en iets gevaarlijks uitvoert, het vandaag eerder duidelijk zal zijn dat het misloopt omdat die onderzoeker gevaarlijk bezig is en dingen onjuist uitvoert. Net zoals, indien iemand morfine zou toedienen in een gevaarlijke dosis en de ademhaling van de patiënt niet zou controleren in een klinische setting, dit beschouwd zou worden als een individueel probleem, en niet als een reden om te stoppen met het toedienen van opioïde pijnstillers. Ik hoop dat we dat punt met psychedelica nu bereikt hebben.


[1] In de VS staan psychedelica momenteel in de hoogste, meest restrictieve classificatietabel (‘Schedule I’).

[/fusion_builder_column][/fusion_builder_row][/fusion_builder_container]

[Interview] Matthew Johnson: “Psychedelische therapie mogelijk beschikbaar binnen een decennium”

Matthew Johnson maakt deel uit van het team dat aan de Johns Hopkins universiteit onderzoek uitvoert met psilocybine op een verscheidenheid aan gebieden, van mystieke ervaringen tot het behandelen van angst bij terminale patiënten en verslaving. Matthew’s persoonlijke focus ligt op het behandelen van verslaving, en zijn meest recente wetenschappelijke publicatie ging over zijn onderzoek naar het gebruik van psilocybine om te stoppen met roken. Hij sprak met Stichting OPEN over zijn studies en de toekomst van het wetenschappelijk onderzoek naar psychedelica.

Hoe bent u in psychedelisch onderzoek terechtgekomen? Was dit een oude droom, of eerder een toevalligheid?

Het was een beetje allebei. Zo’n 15 jaar geleden, toen ik aan het promoveren was, was het mijn hoop om ooit onderzoek te gaan doen met psychedelische middelen, maar ik verwachtte dat het meerdere decennia zou duren voordat ik zover zou zijn. Gelukkig kwam ik toen te weten dat de begeleider van mijn postdoctoraal onderzoek, Roland Griffiths, bezig was met psilocybine-onderzoek. Dit ontdekte ik tijdens mijn interview voor een postdoctorale betrekking, en vervolgens heb ik mijn uiterste best gedaan om op die kar te springen. Sindsdien ben ik al die jaren hier op de faculteit gebleven.

Hoe raakte u geïnteresseerd in dit onderwerp?

Het ging mij om de vragen die psychedelica met zich meebrengen. Die zeer brede, interessante, filosofische vragen die mij intens bezighielden. Toen ik ongeveer 19 of 20 was raakte ik erg geïnteresseerd in de hele literatuur over psychedelica en in de vroegere onderzoeken naar deze middelen. De vragen over de verhouding tussen geest en lichaam, de precieze aard van de geest… Wij hebben geen afdoende antwoorden op die vragen, maar psychedelische stoffen lijken wel een uitstekend uitgangspunt voor wie ermee bezig is.

Heeft u soms tips voor mensen die graag een soortgelijke carrière willen uitbouwen?

Het belangrijkste advies is om een opleiding te volgen in een gebied dat je de mogelijkheid geeft om onderzoek te gaan doen: je kan een diploma geneeskunde halen, of een doctoraat om onderzoeker te worden op een of ander deelgebied van de neurowetenschappen of de psychologie. Ik zou aanraden om een domein te kiezen dat mooi aansluit bij onderzoeksgebieden en onderwerpen die meer mainstream zijn. Een onderzoeker vindt niet makkelijk een baan waarbij hij of zij zich uitsluitend kan bezighouden met psychedelica. Zelf bestudeer ik bijvoorbeeld verslaving in het algemeen, de acute effecten van drugs, de aard van verslaving en verslavingsbehandeling. Dit sluit nauw aan bij mijn interesse voor psychedelica in de behandeling van verslaving. Dat andere gedeelte van mijn werk kan mijn baan dus ondersteunen, terwijl de focus op psychedelica alleen dit niet zou kunnen. Dus: kies voor iets mainstream dat een doorsnede heeft met je interesse voor psychedelica.

Over naar het onderzoek dat u hebt uitgevoerd: uw laatste publicatie ging over uw studie over het gebruik van psilocybine in combinatie met cognitieve gedragstherapie bij de behandeling van tabaksverslaving. De resultaten zien er veelbelovend uit: het artikel geeft een succespercentage aan van 80% voor de beperkte onderzoeksgroep. Wat zou het werkingsmechanisme kunnen zijn dat mensen helpt om van hun verslaving af te raken wanneer ze met psychedelica worden behandeld?

Tot nu toe zijn er aanwijzingen voor psychologische werkingsmechanismen. De mensen geven bijvoorbeeld aan dat ze na de sessies met psilocybine gemakkelijker beslissingen nemen die op lange termijn voordelig zijn voor hen, en dat ze minder geneigd zijn beslissingen te nemen gebaseerd op hedonistische verlangens op korte termijn. Ze geven ook aan een toename in hun zelfredzaamheid te ervaren, dat wil zeggen hun vertrouwen in hun vermogen om gestopt te blijven. Een flink aantal deelnemers hadden (wat ze zelf beschouwden als) spirituele of zeer betekenisvolle ervaringen. Al deze psychologische aspecten vindt men terug in verslavingstherapieën. Het is al lang een bekend gegeven dat mensen aangeven dat spirituele ervaringen of inzichten hen ertoe hebben gebracht om een verslaving te overwinnen. Wij vermoeden dat er ook biologische mechanismen aan het werk zijn die we nog niet hebben onderzocht; daar beginnen we nu pas aan, in de volgende fase van de studie. Ik geloof dat het antwoord uiteindelijk vele aspecten zal raken en dat er zowel psychologische als biologische mechanismen blootgelegd zullen worden.

Hoe zit het met de 3 personen (op 15) die er niet in slaagden om te stoppen met roken? Heeft u daar een verklaring voor?

Die mensen hadden meestal minder betekenisvolle ervaringen tijdens hun sessies met psilocybine. Het aantal deelnemers was relatief klein, dus hoeden we ons voor al te harde conclusies. Het lijkt erop dat mensen die tijdens de sessies ervaringen hadden die op persoonlijk of spiritueel vlak minder betekenisvol waren, ook minder succes boekten op lange termijn. Dit komt overeen met gegevens die we in andere psilocybine-studies hebben verzameld. De aard van de ervaring, en dan vooral de positieve, mystieke aard ervan, lijkt een goede voorspeller te zijn voor positieve, lange-termijn veranderingen op het gebied van persoonlijkheid.

Denkt u dat als deze interessante resultaten op grotere schaal kunnen worden bevestigd, dit soort therapie algemeen toegankelijk kan worden? En zo ja, hoelang zou dit kunnen duren?

Dat geloof ik inderdaad. Ik denk dat het minstens tien jaar kan duren, ik hoop niet veel langer dan dat. Het onderzoek met psilocybine in de Verenigde Staten is verder gevorderd wat betreft de behandeling van kankergerelateerde angst en depressie. We verwachten dat in de VS de eerste goedkeuring door de Food and Drug Administration van psilocybine als voorgeschreven geneesmiddel er waarschijnlijk zal komen voor kankergerelateerde angst. Maar als de resultaten positief blijven, verwachten we dat een indicatie voor verslavingen snel zou kunnen volgen. Ik denk dat het zeker mogelijk is. We hopen erop dat behandelingen buiten een onderzoekscontext verspreid kunnen worden, en dat psilocybine wordt goedgekeurd voor gebruik op voorschrift. We geloven dat dit in klinieken zou kunnen plaatsvinden, een beetje zoals ambulante chirurgische ingrepen. De patiënten zouden dus niet met psilocybine naar huis worden gestuurd, zo van “neem twee van deze pilletjes en bel me morgenvroeg op”. Er zou voorbereiding bij komen kijken, net zoals dat in ons onderzoek gebeurt. Een screening, gevolgd door voorbereidende gesprekken met professionele medewerkers, en uiteindelijk een of meerdere sessies van een hele dag, waarbij de persoon ’s morgens aankomt en rond 5 of 6 uur ’s avonds weer vertrekt. Ze zouden naar huis gaan met een vriend of een naast familielid, bijna net zoals het geval is in de procedures voor ambulante chirurgie.

Zouden artsen een speciale vergunning nodig hebben om zoiets te mogen uitvoeren?

Ja, ze zouden een gespecialiseerde opleiding nodig hebben, een soort certificaat in de basisprincipes voor het uitvoeren van dit soort sessies. De procedures die gehanteerd worden in de huidige studies met psilocybine zijn zeer doeltreffend, dus het zou er ongeveer uitzien zoals nu, met gelijkaardige veiligheidsvoorzorgen.

U heeft ook onderzoek uitgevoerd dat specifiek ging over mystieke ervaringen. Alles lijkt erop te wijzen dat zulke ervaringen die worden opgewekt door middel van psychedelica niet kunnen worden onderscheiden van spontane of natuurlijke mystieke ervaringen. Wat zijn hier de implicaties van, en wat betekent dit voor het wetenschappelijk onderzoek?

Ik denk dat dit vele perspectieven biedt. Het zal lang duren eer we hier het volledige potentieel van doorgronden – en misschien komen we er nooit aan toe. Het meest interessante is misschien wat dit ons kan vertellen over de biologie van natuurlijk voorkomende ervaringen. Zelfs wanneer ze zonder het gebruik van een uitwendig middel tot stand komen, kan het zijn dat er op inwendig vlak iets zeer gelijkaardigs gebeurt. Dr. Strassman heeft gespeculeerd dat natuurlijk voorkomende dimethyltryptamine (DMT) verantwoordelijk zou kunnen zijn voor zulke buitengewone spontane ervaringen. We weten niet of dit daadwerkelijk het geval is, maar het klinkt zeker plausibel. Ik denk echter dat, indien we een gelijkaardige biologische oorzaak vinden voor natuurlijk voorkomende spirituele of mystieke ervaringen en psychedelisch veroorzaakte ervaringen in het algemeen, dit diepgaande filosofische implicaties zou hebben voor de manier waarop we de algemene menselijke ervaring beschouwen. Dit zou suggereren dat het hier altijd gaat om twee zijden van dezelfde medaille, niet om het uitgangspunt dat er een dualistische scheidingslijn bestaat tussen biologie en subjectieve ervaring.

Wat kunnen we volgens u leren van mystieke ervaringen, of welk voordeel kunnen we er uithalen? Kunnen ze nuttig zijn voor de hele samenleving?

Er wordt gespeculeerd dat de wereld er op vele manieren beter zou voorstaan als meer mensen zulke ervaringen hadden. Het is misschien wel wishful thinking om te geloven dat deze ervaringen per se de wereld zouden kunnen redden. Maar er valt wel wat te zeggen voor het idee dat, indien meer mensen authentieke ervaringen zouden beleven van openheid en verbondenheid met de rest van de mensheid, dit zeker een steentje zou kunnen bijdragen – ongeacht de manier waarop deze ervaringen worden opgewekt, door psychedelica, spontaan, of door het gebruik van andere technieken. Ik heb interesse voor de veronderstelling dat deze ervaringen kunnen leiden tot prosociaal gedrag, wat positief kan zijn voor de wereld in het algemeen, al ben ik voorzichtig. Ik zou zeker niet willen zeggen dat psychedelica wondermiddelen zijn waarmee de wereld kan worden gered. Wel lijkt het mogelijk dat ze, mits voorzichtig gebruikt in de juiste omstandigheden, kunnen bijdragen tot een algemene verhoging van het bewustzijnsniveau. Uiteindelijk zijn we met zijn allen afhankelijk van elkaar. We leven samen op deze planeet en we proberen eruit te raken hoe we uiteindelijk kunnen overleven en ons ontplooien. Ik geloof dat deze diepe mystieke ervaringen, hoe ze ook worden veroorzaakt, ons misschien in de juiste richting kunnen helpen.

Verschillende bronnen, waaronder ook de wetenschappelijke artikelen zelf, lijken te suggereren dat de deelnemers aan de studies naar mystieke ervaringen hoogopgeleid en intelligent waren, en een interesse hadden voor spiritualiteit. Geeft dit niet een vertekening die een generalisering naar de algemene bevolking in de weg kan staan?

Dat is een interessante en relevante vraag. Naargelang we meer studies gingen uitvoeren werd onze doelgroep steeds minder gespecialiseerd. In de eerste studie die Roland uitvoerde waren de deelnemers uit zichzelf al zeer geïnteresseerd in spiritualiteit, en onderhielden ze een of andere spirituele praktijk. In de volgende studies hebben we onze eisen op dat gebied afgezwakt, en de onderzoeksgroep staat nu dichter bij de algemene bevolking. Alvorens de deelnemers aan de studie beginnen, verzamelen we metingen van hun levenservaringen op het gebied van mystieke en soortgelijke effecten, met behulp van de mysticismeschaal van Hood. We hebben vastgesteld dat de mensen in onze latere studies veel lager scoorden dan in die eerste studie. In mijn studie over rookverslaving met 15 proefpersonen waren deze mensen heel ‘normaal’ in dat opzicht. Sommigen hadden interesse voor spiritualiteit, maar de meesten hadden geen buitengewoon sterke interesse op dat vlak. Wat betreft opleiding en intelligentie scoren onze proefpersonen meestal vrij hoog, maar ook hier neigen we naar een normalisering. In de studie over roken hadden we een onderwijzer, een meubelmaker, een kinderverzorgster, maar evengoed een advocaat, bijvoorbeeld. Dus sommigen onder hen hadden intellectuele beroepen, maar lang niet allemaal. Bovendien hebben we niet echt een verschil vastgesteld wat betreft de ervaringen van hoog intellectuele mensen of mensen met een hoge sociaaleconomische status tegenover mensen die dichter bij het gemiddelde staan.

Zijn er beduidende verschillen tussen middelen onderling, of draait alles rond het beleven van de psychedelische ervaring op zich, ongeacht het middel waardoor die ervaring veroorzaakt wordt?

Dat weten we nog niet. Het merendeel van de recente heropleving van wetenschappelijke interesse voor psychedelica vertaalde zich in studies met psilocybine. Onze veronderstelling wat betreft veel van deze onderzoeksvragen is dat gelijkaardige resultaten bereikt zouden worden met LSD, mescaline en de andere klassieke psychedelica. Maar dat is slechts een vermoeden. Wat we zeker weten is dat ze een gemeenschappelijke biologische werking hebben. Ik denk dat beide antwoorden mogelijk zijn. Als we ons onderzoek vergelijken met vroeger onderzoek met LSD, en als men deze getuigenissen over psilocybine vergelijkt met natuurlijk voorkomende ervaringen die niet door drugs werden veroorzaakt, dan ziet men een flink aantal gemeenschappelijke eigenschappen. Anderzijds weten we dat deze diverse psychedelische stoffen subtiel verschillende effecten hebben, ondanks het feit dat alle klassieke psychedelica inwerken op de serotonine 2A-receptor. We weten ook dat hun effecten op een aantal andere receptoren verschillend zijn, en dit verklaart waarschijnlijk sommige subtiele subjectieve verschillen die mensen aangeven. Soms zijn die persoonsgebonden: sommige mensen geven aan dat psilocybine bv. psychologisch milder is, terwijl LSD ruwer is, en andere mensen vinden net het tegenovergestelde. Dit zijn allemaal verhalen van anekdotisch of recreatief gebruik. Al deze vragen zouden in het lab bestudeerd moeten worden in dubbelblinde omstandigheden om deze ideeën echt hard te maken. Het is wel intrigerend om te weten dat, als psilocybine of een of meerdere van deze psychedelische substanties hun beloften waarmaken, we een hele catalogus hebben van honderden middelen die liggen te wachten. Dit dankzij al het werk dat Sasha Shulgin, David Nichols en anderen hebben verzet om tientallen stoffen te creëren die afgeleid zijn van de tryptamine- of de fenetylaminestructuur. Het gaat erg interessant worden om deze initiële studies met psilocybine op te volgen met een breed scala aan middelen. Het zou kunnen dat ze allen een vrij algemene werking hebben, maar – ik speculeer hier vrij – misschien is het mogelijk dat een van die andere tryptaminederivaten even doeltreffend is als psilocybine voor kankergerelateerde angst, maar misschien minder risico met zich meebrengt op acute moeilijke ervaringen. Misschien heeft het ene middel kortere of langdurigere effecten, op een manier die dat middel beter geschikt maakt voor een behandeling. Ik denk dat er veel potentieel is, en dat we nog in de kinderschoenen staan in het onderzoeken van deze dingen. We gaan dus nog spannende tijden tegemoet.

Weet u waarom psilocybine momenteel zo prominent aanwezig is?

Ja, ik denk dat onze groep aan Johns Hopkins en een aantal andere onderzoekers die in het laatste decennium de draad van het onderzoek weer hebben opgepikt, het gevoel hadden dat ze van LSD moesten afblijven. Wetende dat sommige mensen bij het horen over dit onderzoek een licht ontvlambare, sensatiegedreven reactie zouden hebben, leek LSD een slecht uitgangspunt, omdat het al de onrust over Tim Leary en de tegencultuur van de jaren ’60 weer zou aanwakkeren. In zekere zin was psilocybine vanuit politiek oogpunt veiliger omdat het niet het meest in het oog springende recreatief gebruikte psychedelicum van de jaren ’60 was – dat was vooral LSD. We weten ook dat psilocybine, naast LSD en mescaline, een van de klassieke psychedelica is die het meest onderzocht zijn tijdens de eerste onderzoeksperiode tussen de jaren ’50 en ’70. Bijgevolg was er een degelijke achtergrondkennis aanwezig over de toxicologie en de farmacologie ervan. Als we waren gestart met een nieuwe stof die nog nooit aan menselijke proefpersonen was toegediend, dan hadden we een groot aantal fundamentele veiligheidsproeven moeten uitvoeren op dieren en bij de voorbereidende studies met mensen. Psilocybine was dus een ideale kandidaat, en bovendien is de tijdsduur van het effect ervan vrij praktisch: vijf à zes uur. Het past dus iets gemakkelijker binnen een therapeutische werkdag dan de 10 à 12 uur durende ervaringen die men met LSD of mescaline kan hebben.

Onlangs zijn verscheidene oproepen verschenen voor een wetswijziging aangaande psychedelica (Nature Reviews Neuroscience in juni 2013, Scientific American in februari 2014). Zijn er concrete inspanningen gaande om deze middelen een of twee klassen [fusion_builder_container hundred_percent=”yes” overflow=”visible”][fusion_builder_row][fusion_builder_column type=”1_1″ background_position=”left top” background_color=”” border_size=”” border_color=”” border_style=”solid” spacing=”yes” background_image=”” background_repeat=”no-repeat” padding=”” margin_top=”0px” margin_bottom=”0px” class=”” id=”” animation_type=”” animation_speed=”0.3″ animation_direction=”left” hide_on_mobile=”no” center_content=”no” min_height=”none”][1] te verlagen, teneinde het onderzoek vlotter te laten verlopen?

De meest concrete inspanning zou zijn om over te gaan tot fase 3 proeven voor kankergerelateerde angst en depressie. Een aantal onderzoeksteams in de VS hebben hier al over gepraat, en we maken voorbereidingen om fase 3 onderzoeken aan te vatten nadat onze fase 2 studie en de studie aan de New York University afgewerkt zijn. We hebben alle deelnemers al gerekruteerd, dus dat kan snel gaan. Als fase 3 succesvol is op het vlak van veiligheid en doeltreffendheid, dan ontstaat de mogelijkheid om de classificatie te wijzigen binnen het huidige systeem, zeer specifiek voor één middel en één medische indicatie. De meeste opiniestukken waar u naar verwees hadden het echter over een bredere bezorgdheid, ongeacht of het fase 3 onderzoek al dan niet leidt tot de reclassering van een bepaalde substantie. Er wordt geopperd dat de classificatie van vele middelen in Schedule I, en de zware beperkingen die daarmee gepaard gaan, het klinisch ontwikkelingspotentieel van deze stoffen kan beperken. Een reden daarvoor is dat geen enkel farmaceutisch bedrijf interesse heeft in het ontwikkelen van deze stoffen, omdat ze als Schedule I geclassificeerd staan, waardoor het een slechte gok wordt om miljoenen dollars te investeren in de therapeutische ontwikkeling van een middel dat al onder de zwaarste beperkingen staat zonder hoop dat daar snel verandering in komt. De classificatie van een stof in Schedule I maakt het ook veel moeilijker om er onderzoek mee te doen in vergelijking met stoffen in andere schedules. Het is ironisch dat het soms veel moeilijker kan zijn om onderzoek te doen naar psilocybine of cannabis, die in de VS in Schedule I geclassificeerd staan, dan naar cocaïne, methamfetamine en vele opiaten, omdat die in Schedule II of nog minder restrictieve tabellen geclassificeerd staan. Dus zelfs als een bepaalde stof nog niet alle stappen heeft doorgemaakt om een klinische goedkeuring te verdienen, leeft toch het idee – waar ik het mee eens ben – dat het niveau van regulering te omslachtig is, en dat het systeem voorzichtig wetenschappelijk onderzoek naar deze verschillende stoffen niet voldoende aanmoedigt. In de psychiatrie bestaat het algemene gevoel dat we met vele conventionele behandelmethodes enigszins onze limiet hebben bereikt, en dat we dus meer moeten openstaan en een meer flexibel systeem moeten hebben om veilig onderzoek te kunnen uitvoeren met sommige van deze stoffen die momenteel onder zware beperkingen staan.

Bent u bevreesd dat er, na de voltooiing van de fase 3 proeven, indien ze succesvol blijken, opnieuw weerstand komt, van psychologische of politieke aard, vanuit de samenleving of van beleidsmakers?

Ik denk wel dat er enige weerstand komt, en dat het enige wat we kunnen doen is om op de onderzoeksbevindingen te vertrouwen, en dit soort onderzoek op een verantwoorde manier uit te voeren. De ongerustheid over psychedelica heeft in feite te maken met ongecontroleerd recreatief gebruik. Dit is echter goed weerlegbaar als het gaat om onderzoek of goedgekeurd klinisch gebruik. Om een vergelijking te maken: we weten dat drugs als heroïne ongelooflijk toxisch zijn en hoge sterftecijfers met zich meebrengen – dat is onbetwistbaar. Maar heroïne is praktisch identiek met vergelijkbare medicijnen die als onmisbaar in de medische praktijk worden beschouwd. Mentaal maken we dus een onderscheid tussen het ongecontroleerde, risicovolle gebruik van heroïne en andere opiaten op straat, en het behoedzame gebruik van morfine en andere ‘drugs’ uit dezelfde groep in een klinische omgeving. In dat laatste geval bijvoorbeeld houden mensen niet op met ademhalen door het innemen van opiaten wanneer ze onder zorgvuldig medisch toezicht staan, omdat dit gemakkelijk te detecteren en te verhelpen valt wanneer het in een medische context gebeurt. Terwijl het spijtig genoeg maar al te vaak gebeurt dat mensen stoppen met ademhalen bij het recreatieve intraveneuze gebruik van heroïne. Op dezelfde manier gebeurt het inderdaad af en toe, al is het zelden, dat mensen met psychedelica een paniekaanval krijgen en zichzelf verwonden, verward reageren, de snelweg oversteken of per ongeluk ergens vanaf vallen. Ze doen dingen die mensen veel vaker doen met vele andere drugs, zoals alcohol. Maar die dingen kunnen perfect vermeden worden gedurende een onderzoek of in een therapeutische context. Zulke dingen gebeuren niet in een zorgvuldig gecontroleerd onderzoek, omdat alle voorzorgmaatregelen aanwezig zijn. Dus hoe meer we met voorzichtig onderzoek voor de dag komen en uitleggen hoe zulk een klinische interventie in zijn werk gaat, hoe beter we deze politieke bezorgdheid kunnen weerleggen.

Hoezeer worden psychedelische onderzoekers zoals u als vreemde eenden in de bijt beschouwd binnen de wetenschappelijke gemeenschap, vanwege het bestuderen van dingen als drugs en mystieke ervaringen? Staat dit de uiteindelijke praktische omzetting van de resultaten in de bredere maatschappij in de weg?

Niet al te zeer, denk ik. Dat is wel een beetje aanwezig, maar ik denk dat dit snel aan het veranderen is. Het is wel grappig dat journalisten soms willen focussen op het controversiële aspect, en dan vinden ze een clinicus die hier echt tegen is, vaak iemand die een verslavingskliniek runt of zo, die niet veel meer zegt dan: oei, dit lijkt me gevaarlijk. Maar in de wetenschappelijke wereld, onder mensen die verslaving en de gevolgen van drugsmisbruik bestuderen, bestaat er bitter weinig controverse. Het varieert van mensen die dit echt veelbelovend vinden en blij zijn dat dit soort onderzoek opnieuw is opgestart, tot mensen die dit wel een beetje vreemd vinden en hun geld er niet op zouden inzetten, maar wel erkennen dat veilig en adequaat onderzoek op zijn plaats is. Niemand kan geloofwaardig beweren dat dit geen legitiem wetenschappelijk, medisch onderzoek is. Het is helemaal niet zo controversieel, en ik denk dat hoe langer wij en anderen dit soort onderzoek doen, hoe meer mensen de bevindingen ervan in acht zullen nemen. Ze kunnen zelf vaststellen dat deze mystieke ervaringen bij herhaling een voorspellende factor zijn voor therapeutische resultaten op lange termijn, en dus erkennen ze dat het hier om een zinvol wetenschap construct gaat. Dit zijn ook constructen die bekend staan en erkend zijn als veranderingsmechanismen binnen andere gebieden van de psychologie. Dus ik geloof dat dit meer en meer mainstream aan het worden is, en dat het niet echt een obstakel vormt. Ik zou zelfs zeggen dat het voor mij eerder een voordeel is geweest, in de zin dat mensen zeggen: wow, dit is echt interessant! Goed van je dat je voorzichtig onderzoek doet naar iets dat buiten het bestaande denkkader staat en aandacht nodig heeft!

Denkt u dat er andere dan wetenschappelijke hindernissen kunnen zijn die psychedelisch onderzoek opnieuw zouden kunnen stoppen, zoals eerder al gebeurd is? Of denkt u dat het uiteindelijk een standaardpraktijk zal worden?

Ik denk dat het zich voortzet, en niet zal worden gestopt zoals decennia geleden. Ik weet het niet zeker, maar dat zegt mijn gevoel. We doen het deze keer als samenleving op een veel volwassener manier. Bovendien vielen psychedelica in de jaren ’60 samen met zoveel andere maatschappelijke veranderingen dat het uiteindelijk wat traumatisch werd voor de samenleving. Waarschijnlijk kregen psychedelica wat te veel de schuld voor dit alles, al was er inderdaad hier en daar individuele schade. Maar het was grotendeels slechts op indruk gebaseerd. Er bestonden redenen voor het feit dat mensen tegen de Vietnamoorlog demonstreerden, voor burgerrechten en vrouwenrechten streden, enzovoort, totaal los van de aanwezigheid van psychedelica. Vandaag is de samenleving in vele opzichten veranderd, en ik denk dat dit onderzoek beter geplaatst kan worden, en kan worden gezien voor wat het is: een interessant onderzoeksspoor dat nuttig zou kunnen zijn voor het onderzoeken van intrigerende vragen over de geest en over biologie, en bovendien therapeutische vruchten kan afwerpen. Ik heb goede hoop dat, indien er een malafide onderzoeker opstaat en iets gevaarlijks uitvoert, het vandaag eerder duidelijk zal zijn dat het misloopt omdat die onderzoeker gevaarlijk bezig is en dingen onjuist uitvoert. Net zoals, indien iemand morfine zou toedienen in een gevaarlijke dosis en de ademhaling van de patiënt niet zou controleren in een klinische setting, dit beschouwd zou worden als een individueel probleem, en niet als een reden om te stoppen met het toedienen van opioïde pijnstillers. Ik hoop dat we dat punt met psychedelica nu bereikt hebben.


[1] In de VS staan psychedelica momenteel in de hoogste, meest restrictieve classificatietabel (‘Schedule I’).

[/fusion_builder_column][/fusion_builder_row][/fusion_builder_container]

30 April - Q&A with Rick Strassman

X